ECLI:NL:RBMNE:2025:687

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
16.346055.24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit grote hoeveelheid hasjiesj en bezit harddrugs met gevangenisstraf

Op 21 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hasjiesj en cocaïne. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van het bezit van ongeveer 240 kilogram hasjiesj en 21,3 gram cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij de opslag van de hasjiesj in zijn woning, en dat hij op 30 oktober 2024 cocaïne in zijn woning had. De rechtbank achtte de bewijsvoering voldoende, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte op basis van onvoldoende bewijs. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een bijdrage had geleverd aan de ontwrichtende werking van drugs op de maatschappij, en dat zijn eerdere veroordeling voor een vergelijkbaar feit strafverzwarend werkte. De rechtbank besloot ook dat de in beslag genomen verdovende middelen aan het verkeer moesten worden onttrokken, terwijl het contante geldbedrag van € 608,45 aan de verdachte werd teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.346055.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.A. Lepoutre en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.D.A. Stam, advocaat te Gouda, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
feit 1primair:
in de periode van 23 september 2024 tot en met 30 oktober 2024 in Den Dolder/Soesterberg/Huis ter Heide/Zwolle/Amsterdam/Arnhem samen met anderen in de uitoefening van een beroep of bedrijf 400 kg hasjiesj, of één of meer grote hoeveelheden daarvan, heeft verkocht/afgeleverd/verstrekt/vervoerd/aanwezig heeft gehad;
subsidiair:
aan voornoemd feit medeplichtig is geweest, door de woning aan de [adres] in [woonplaats] en de sleutel daarvan beschikbaar te stellen;
feit 2op 30 oktober 2024 in Soesterberg samen met anderen 21,3 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het als feit 1, primair ten laste gelegde, wettig en overtuigend te bewijzen voor (in elk geval) het vervoeren van hasjiesj. De officier van justitie acht het als feit 2 ten laste gelegde eveneens wettig en overtuigend te bewijzen, afgezien van het medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van beide ten laste gelegde feiten.
Het dossier van verdachte bevat onvoldoende bewijs om hem te kunnen veroordelen voor het medeplegen van, dan wel het medeplichtig zijn aan de handel in of het aanwezig hebben van hasjiesj. Van de pakketten waarvan op 23 september 2024 gezien is dat zij zijn woning zijn ingedragen is niet bekend wat daarin zat, en ook niet of verdachte wetenschap had van die inhoud. Voor de pakketten die (de rechtbank begrijpt) op 30 oktober 2024 in de woning van verdachte zijn aangetroffen geldt volgens de verdediging dat verdachte op dat moment in het buitenland zat en dat niet is gebleken dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van die pakketten in zijn woning. Dit leidt volgens de verdediging tot vrijspraak van zowel het primair, als het als subsidiair onder feit 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2 blijkt uit het strafdossier niet dat het cocaïne bevattende materiaal, dat in de woning van verdachte is aangetroffen, in totaal 21,3 gram weegt, zoals ten laste is gelegd. Ook moet er niet teveel gewicht worden toegekend aan het aanwezig zijn van de harddrugs in de woning van verdachte, nu die woning kennelijk ook door derden werd gebruikt in relatie tot verdovende middelen. Dit moet leiden tot vrijspraak van feit 2.
Voor zover van belang wordt hierna op de standpunten van de officier van justitie en de verdediging ingegaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1, primair
Het proces-verbaal van observatie van 23 september 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Wij, hebben, op 23 september 2024, geobserveerd en daarbij hebben wij de volgende waarnemingen, bevindingen gedaan en/of handelingen verricht: [2]
18:48 uur: Ik zag dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uit Lynk en Co [kenteken] stapten.
18:49 uur: Ik zag dat de achterklep van de Sprinter [kenteken] openging. Ik zag dat de kofferbak van de Lynk en Co [kenteken] openging. Ik zag dat [medeverdachte 2] zes grote zwarte pakketten (gelijkend op grote zwarte thuisbezorgd tassen) aannam uit de laadruimte van de Sprinter [kenteken] en deze een (1) voor een (1), met beide handen, in de kofferbak van de Lynk en Co [kenteken] zette. [3]
18:55 uur: Ik zag dat de Lynk en Co [kenteken] werd geparkeerd voor de [adres] te [woonplaats] . Ik zag dat [medeverdachte 2] in totaal drie keer heen en weer liep met de pakketten in zijn handen. Ik zag dat alle pakketten naar binnengingen bij perceel [adres] te [woonplaats] . Ik zag dat er een man uit perceel [adres] te [woonplaats] kwam, welke ik herkende als [verdachte] , geboren [1993] te [geboorteplaats] . Ik zag dat [verdachte] een pakket de woning indroeg. (Pakketten zijn gelijkend op grote zwarte thuisbezorgd tassen). [4]
Proces-verbaal van observatie van 30 oktober 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Wij hebben op 30 oktober 2024, geobserveerd en daarbij hebben wij de volgende waarnemingen, bevindingen gedaan en/of handelingen verricht:
12:18 uur: Ik zag dat een personenauto van het merk Volkswagen, type Polo, zwart van kleur en voorzien van het kenteken [kenteken] aan het begin van de Sterrenbergweg te Soesterberg stond geparkeerd. Ik zag dat er een bedrijfsauto van het merk Mercedes-Benz, type Sprinter, zwart van kleur en voorzien van het kenteken [kenteken] , eveneens op de Sterrenbergweg te Soesterberg stond. Ik zag dat [medeverdachte 2] naast de Sprinter [kenteken] stond.
12:20 uur: Ik zag dat er een vrachtwagen combinatie naast de Sprinter [kenteken] parkeerde op de Sterrenbergweg te Soesterberg. [5]
12:22 uur: Ik zag dat er goederen vanuit de vrachtwagen in de Sprinter [kenteken] gelegd werden, door de passagier van de vrachtwagen.
12:26 uur: Ik zag dat de Sprinter [kenteken] en de Polo [kenteken] arriveerden bij de [straat] ter hoogte van perceel [huisnummer] te [woonplaats] .
12:28 uur: Ik zag dat de er tenminste een (1) zwarte tas vanuit de Sprinter [kenteken] , perceel [adres] binnen gedragen werd door [medeverdachte 2] .
15:16 uur: Ik herkende de bestuurder van de Polo [kenteken] als [medeverdachte 1] , geboren op [1988] te [geboorteplaats] . [6]
Proces-verbaal van bevindingen: sleutel woning [adres] te [woonplaats] aangetroffen in Volkswagen Polo [kenteken] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Op 30 oktober 2024 werd aangehouden als verdachte: [medeverdachte 1] , geboren op [1988] te [geboorteplaats] . [medeverdachte 1] werd aangehouden in een zwartkleurige Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken] .
Op 30 oktober 2024 werd er door mij, verbalisant, een sleutelbos met daaraan zes sleutels aangetroffen in het middenconsole van de Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken] . Ik zag dat één van de sleutels in het cilinderslot van de voor- en achterdeur van de woning aan de [adres] te [woonplaats] past. [7]
Het proces-verbaal van bevindingen van de getuigenverklaring van [getuige] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Op 30 oktober 2024 tussen 12:00 uur en 14:00 uur was ik in mijn woning waar ik uitzicht heb op de [straat] in [woonplaats] . Ik zag dat er een kleine vrachtwagen aan kwam rijden. Ik zag dat er ook een kleine zwarte auto stond. Ik zag dat de bestuurders van de auto en de vrachtauto uitstapte. Ik zag dat de man van zwarte auto de woning opende aan de [straat] nummer [huisnummer] en ging daar naar binnen. Ik zag dat de klep van het vrachtwagentje open ging. Ik zag dat er grote pakken naar de woning werden gebracht. Ik zag dat het blauwe en zwarte pakken waren. Het waren in totaal 6 pakken. Er werd nog een pak uit de vrachtwagen gepakt en werd achterin de zwarte auto gezet. Ik zag aan de manier van sjouwen dat het zware pakken waren. Ik zag dat beide auto's weer weg reden. [8]
Proces-verbaal van bevindingen: doorzoeking woning [adres] te [woonplaats] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegevenOp het adres [adres] te [woonplaats] staat één persoon ingeschreven: [verdachte] , geboren op [1993] te [geboorteplaats] . [9]
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
- 6 pakken, vermoedelijk hash gezamenlijk gewicht ongeveer 240 kg. [10]
Proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Op woensdag 30 oktober 2024 werden tijdens een doorzoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] zes pakketten aangetroffen. Vier pakketten waren verpakt in lichtblauwe vuilniszakken en twee pakketten waren verpakt in zwarte vuilniszakken. Tijdens onderzoek aan de pakketten werden de pakketten gewogen met verpakkingsmateriaal.
Daarbij viel het op dat de pakketten omwikkeld met een lichtblauwe vuilniszak 39 kilo wogen en de pakketten met een zwarte vuilniszak rond de 42 kilo. [11]
Het verpakkingsmateriaal van de blauwe pakketten woog 3 kilo.
Het verpakkingsmateriaal van de zwarte pakketten kwam uit op 6 kilo. [12]
Proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Ik, verbalisant [verbalisant] , verklaar het volgende:
Op verzoek van het recherche team Cobra heb ik henneptesten gedaan op diverse
vermoedelijke verdovende middelen.
Goednummer 3428612 - De in beslag genomen goederen onder dit goednummer zijn in beslag genomen onder de volgende persoon:
[verdachte] ,
[verdachte] geboren op [1993] .
Het betreft 6 pakketten, met een totaalgewicht van circa 240 kilogram, met vermoedelijke verdovende middelen. Uit elke in beslag genomen pakket zijn 5 representatieve monsters genomen. In totaal zijn er dus 30 representatieve monsters uit deze 6 pakketten genomen. [13]
CANNABIS TESTEN GOEDNUMMER 3428612
Met behulp van Cannabis Testers van het merk M.M.C. International, met expiratiedata januari 2027 en mei 2026, heb ik, verbalisant, alle bovenstaande representatieve monsters getest. Ik zag toen aan de verkleuring van alle gebruikte testtubes dat alle monsters THC bevatten. THC staat voor Tetra Hydrocannabinol de werkzame verdovende stof in hennep en hasjiesj, strafbaar gesteld in lijst II van de Opiumwet. [14]
Proces-verbaal van bevindingen: PV onderzoek Iphone 15 [verdachte] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Op donderdag 31 oktober 2024 om 01.12 uur, werd [verdachte] , op de locatie [straat] ter hoogte van huisnummer [huisnummer] te [woonplaats] , aangehouden als verdachte. Er werd onder andere een telefoon van het merk Apple, type iPhone 15, inbeslaggenomen.
Door mij werd de veiliggestelde data bekeken. Ik zag onder andere dat de volgende accounts gekoppeld aan de telefoon zaten:
Apple ID: [Apple ID verdachte] @gmail.com
Health
Name: [verdachte]
Date of Birth: [1993]
In onderzoek 3ON4CURRY werd er een Apple iPhone 13 Pro onder verdachte [medeverdachte 1]
inbeslaggenomen. Het bleek dat deze telefoon gebruik maakte van het telefoonnummer
[telefoonnummer] .
Ik zag in de uitgelezen data van de in beslaggenomen Apple iPhone 15 van verdachte [verdachte] dat er een contactpersoon onder de naam ' [contactnaam medeverdachte 1] ' met het telefoonnummer [telefoonnummer] op de telefoon was opgeslagen.
Proces-verbaal van bevindingen: verdiepend onderzoek iPhone 13 Pro [medeverdachte 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Op 30 oktober 2024 werd een iPhone 13 Pro in beslag genomen onder verdachte [medeverdachte 1] . Deze telefoon werd met behulp van forensische software gekopieerd, waardoor de inhoud van de telefoon inzichtelijk werd voor het onderzoeksteam.
Er werden meerdere social media applicaties op de telefoon aangetroffen. Hieronder relevante user accounts:
Hotmail: [e-mail adres] @hotmail.com
WhatsApp: [contactnaam medeverdachte 1] User Id: [telefoonnummer] @s.whatsapp.net
SnapChat: […] User ID-User ID: [User ID] ,
[e-mail adres] @hotmail.com, Phone Number: + [telefoonnummer]
Chats
Er werd een zeer grote hoeveelheid chats aangetroffen, onder andere WhatsApp en SnapChat, waaruit blijkt dat verdachte [medeverdachte 1] dagelijks bezig is met het laten vervoeren van verdovende middelen naar verschillende adressen in Nederland.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 9 december 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
V: Ben je vaker op dit Adres in [woonplaats] geweest?
A: Ja ik ben daar wel vaker geweest. Dit was allemaal in opdracht.
V: Er is mij gevraagd of ik af en toe een ritje wilde doen. Ik kon daar wat geld mee verdienen. Ik wist wel dat de ritjes niet allemaal zuiver was. [15]
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
Proces-verbaal van bevindingen: doorzoeking woning [adres] te [woonplaats] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Op 30 oktober 2024 werd de woning aan de [adres] te [woonplaats] doorzocht. Op het adres staat één persoon ingeschreven: [verdachte] , geboren op [1993] te [geboorteplaats] . [16]
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Op 30 oktober 2024 werd door mij, verbalisant, voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning, [adres] , [woonplaats] . [17] Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
-Pot wit poeder met weegschaaltje. Aangetroffen in een aanrechtlade in de keuken
-3 pony packs. Aangetroffen achter de zitbank woonkamer
-2x pony packs. Aangetroffen op de afzuigkap in de keuken. [18]
Kennisgeving van inbeslagneming/eerste beslissing, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Plaats: [adres] , [woonplaats] , binnen de gemeente Soest
Datum en tijd: 30 oktober 2024 te 16:00 uur
Volgnummer 1
Goednummer: PLO900-2024199014-3428462
Bijzonderheden: Zwarte bus met onbekende poeder met opschrift xl nutrition
Volgnummer 2
Goednummer: PLO900-2024199014-3428465
Bijzonderheden: 2 ponypacks met onbekende poeder opschrift scarface [19]
Volgnummer 3
Goednummer: PL0900-2024199014-3428466
Bijzonderheden: 3 witte ponypacks met onbekende poeder in plastic zakje [20]
Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
BVH-nummer: MD 2024199014
Betreft: Proces-verbaal forensisch onderzoek aan onderzoeksitems
Identificatie onderzoek
Ontvangen onderzoeksitems
Uniek Voorwerp Nummer: AASF3032NL
BVH Goednummer: G3428462
Nettogewicht: 19,25 gram
Uniek Voorwerp Nummer: AASF3034NL
BVH Goednummer: G3428466
Nettogewicht: 0,76 gram [21]
Uniek Voorwerp Nummer: AASF3033NL
BVH Goednummer: G3428465
Nettogewicht: 1,29 gram [22]
NFI rapport van 6 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Kenmerk: AASF3034NL
Omschrijving: poeder, wit, uit 0,76 gram
Conclusie: bevat cocaïne [23]
NFI rapport van 6 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Kenmerk: AASF3033NL
Omschrijving: poeder, wit, uit 1,29 gram
Conclusie: bevat cocaïne [24]
NFI rapport van 6 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Kenmerk: AASF3032NL
Omschrijving: poeder en brokvormig, wit, uit 19,25 gram
Conclusie: bevat cocaïne [25]
4.3.2
Bewijsoverweging
Ten aanzien van feit 1, primair
De rechtbank acht op basis van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich in de periode van 23 september 2024 tot en met 30 oktober 2024 schuldig heeft gemaakt aan het samen met anderen, medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden hasjiesj in zijn woning in [woonplaats] . Dat betekent dat de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het onder feit 1 als primair ten laste gelegde. Dit oordeel wordt uitgelegd.
De hoeveelheid hasjiesj in de woning van verdachte in de periode
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat zowel op 23 september 2024 als op 30 oktober 2024 zes pakketten (en dus grote hoeveelheden) hasjiesj in de woning van verdachte zijn opgeslagen.
Tijdens de observatie van 23 september 2024 is waargenomen dat medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] éérst zes grote, zwarte pakketten (gelijkend op grote zwarte thuisbezorgd tassen) hebben aangenomen uit de laadruimte van een Mercedes-Benz Sprinter en dat [medeverdachte 2] de pakketten enkele minuten later heeft afgeleverd bij het adres van verdachte. Daarbij heeft verdachte geholpen met het uitladen van de pakketten en naar binnen brengen in zijn woning. Op 30 oktober 2024 zijn bij de doorzoeking van de woning van verdachte eveneens zes grote pakketten aangetroffen. Deze pakketten hadden een totaalgewicht van 240 kg, inclusief verpakking, of 216 kg exclusief verpakking. Uit deze pakketten zijn dertig monsters afgenomen, die allemaal positief getest zijn op de aanwezigheid van THC. Dat betekent dat alle pakketten die op 30 oktober 2024 in de woning van verdachte zijn aangetroffen hasjiesj bevatten.
Hoewel de pakketten van 23 september 2024 niet zijn onderzocht, acht de rechtbank bewezen dat ook in die pakketten hasjiesj zat. De omschrijvingen van de waarnemingen van beide observatiedagen, te weten zes grote pakketten die door [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] vanuit een bestelbus of vrachtwagen werden afgenomen en vervolgens in de woning van verdachte werden gelegd, komen dermate overeen dat de rechtbank hieruit geen andere conclusie kan trekken dan dat ook op 23 september 2024 een grote hoeveelheid hasjiesj werd opgeslagen in de woning van verdachte. Die conclusie vindt steun in het feit dat uit de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt dat hij indertijd dagelijks bezig was met het laten vervoeren van verdovende middelen naar verschillende adressen in Nederland. Daarnaast heeft [medeverdachte 2] op 9 december 2024 verklaard dat hij vaker in opdracht ritjes deed, waarvan hij wist dat het geen zuivere koffie was, en dat hij daarvoor ook vaker op een adres in [woonplaats] is geweest. Gelet op de inhoud van het dossier neemt de rechtbank aan dat met dit adres het adres van verdachte is bedoeld. Alle voornoemde feiten en omstandigheden maken tot slot dat de verklaring van verdachte dat het op 23 september 2024 door hem naar binnen gedragen pakket ook bouwmaterialen kon bevatten, niet aannemelijk is geworden.
Ondanks dat het gewicht van de pakketten van 23 september 2024 niet bekend is, staat wel vast dat deze pakketten door observanten zijn omschreven als ‘grote zwarte thuisbezorgd tassen’. De rechtbank gaat er op basis daarvan van uit dat dit om aanzienlijke pakketten hasjiesj gaat. Daarbij merkt de rechtbank op dat, zelfs als de pakketten van 23 september 2024 slechts de helft van het gewicht van die van 30 oktober 2024 zouden hebben gehad (wat de rechtbank als laag inschat), dit zou betekenen dat verdachte in de betreffende periode in totaal meer dan 300 kg aan hasjiesj in zijn woning aanwezig heeft gehad.
Medeplegen van het aanwezig hebben van de hasjiesj
Dat verdachte als medepleger van het aanwezig hebben van de hasjiesj moet worden aangemerkt, volgt uit het volgende. Voor medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarvan kan slechts sprake zijn als de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of een bijdrage van voldoende gewicht is, wordt onder meer gekeken naar de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte. De nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten blijkt uit het feit dat verdachte met zijn medeverdachten afsprak dat de pakketten hasjiesj in zijn woning konden worden opgeslagen, dat verdachte op 23 september 2024 actief hielp om een pakket naar binnen te dragen en dat verdachte kennelijk dermate vertrouwd was met [medeverdachte 1] dat hij zijn huissleutel aan hem had verstrekt. Dat dit laatste tot doel had om ook buiten zijn aanwezigheid zijn woning voor de opslag van verdovende middelen te gebruiken, blijkt niet alleen uit het feit dat de pakketten hasjiesj op 30 oktober 2024 in de woning van verdachte zijn aangetroffen nadat [medeverdachte 1] zijn huissleutel had gebruikt om de pakketten daar op te slaan, maar ook uit het feit dat verdachte een telefoonnummer van [medeverdachte 1] had opgeslagen als ‘ [contactnaam medeverdachte 1] ’ en [medeverdachte 1] met de naam [contactnaam medeverdachte 1] (of [contactnaam medeverdachte 1] ) en hetzelfde telefoonnummer op verschillende applicaties actief was in de drugshandel. Uit het voorgaande volgt niet alleen dat verdachte de opzet had op het (samen met anderen) ‘aanwezig hebben’ van hasjiesj, in de zin van artikel 3, aanhef en onder C, Opiumwet, maar ook dat hij daaraan zelf een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Partiële vrijspraak
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden opgemaakt dat verdachte in de ten laste gelegde periode betrokken is geweest bij de handel of het vervoer in hasjiesj, zodat verdachte van die onderdelen van feit 1 wordt vrijgesproken. Gelet daarop wordt verdachte ook niet mede verantwoordelijk gehouden voor de pakketten hasjiesj die op 30 oktober 2024 onder medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn aangetroffen. Daarnaast acht de rechtbank niet bewezen dat [verdachte] met het aanwezig hebben van de Hasjiesj in zijn woning handelde in de uitoefening van beroep of bedrijf.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht op basis van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte op 30 oktober 2024 in zijn woning in [woonplaats] ongeveer 21,3 gram van een materiaal dat cocaïne bevat opzettelijk aanwezig heeft gehad. Dat betekent dat het verweer van de verdediging dat de op de tenlastelegging opgenomen hoeveelheid van 21,3 gram niet kan worden bewezen, met voornoemde bewijsmiddelen wordt weerlegd.
Daarbij komt de rechtbank, anders dan de verdediging, tot de conclusie dat verdachte de aangetroffen harddrugs opzettelijk aanwezig had in zijn woning. Dit wordt uitgelegd.
Voor het ‘aanwezig hebben’ als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet is niet vereist dat de verdovende middelen zich in de directe nabijheid van de verdachte bevinden. Ook hoeft niet vast te staan dat de verdovende middelen aan de verdachte toebehoren. Wel moet bij verdachte sprake zijn van een (al dan niet voorwaardelijke) opzet op het aanwezig hebben van de verdovende middelen. In tegenstelling tot wat de verdediging heeft aangevoerd, betekent de afwezigheid van verdachte op de dag van de doorzoeking daarmee niet per definitie dat hij de in de woning aangetroffen harddrugs niet ‘aanwezig heeft gehad’ in de zin van artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet. Daar komt bij dat het niet aannemelijk is geworden dat (zoals de verdediging heeft aangevoerd) de harddrugs door een ander dan verdachte in de woning is gelegd. Dat komt niet alleen doordat alleen verdachte ingeschreven staat op het woonadres, maar ook doordat het niet aannemelijk is geworden dat medeverdachten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] de aangetroffen harddrugs in de woning van verdachte hebben neergelegd. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben op beide observatiemomenten grote, ingepakte pakketten de woning van verdachte ingedragen. De harddrugs in de woning van verdachte is gevonden op drie verdekte locaties, te weten in een pot in een aanrechtlade in de keuken, achter de zitbank in de woonkamer en op de afzuigkap in de keuken. Als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook de harddrugs in de woning van verdachte hadden gelegd, lag het voor de hand dat zij deze op eenzelfde manier in de woning hadden gelegd als de hasjiesj (te weten: in een pakket en op een opzichtige plek, zoals de hal).
Partiële vrijspraak
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden opgemaakt dat verdachte de onder feit 2 genoemde verdovende middelen samen met anderen aanwezig had, zodat verdachte voor dat gedeelte wordt vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1, primair
in de periode van 23 september 2024 tot en met 30 oktober 2024 te Soesterberg tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 240 kilogram en een grote hoeveelheid, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2
op 30 oktober 2024 te Soesterberg, gemeente Soest, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 21,3 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1, primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meerdere malen gepleegd;
Feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 21 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verdachte vrij te spreken, zodat de rechtbank volgens de verdediging niet tot strafoplegging komt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hasjiesj en het (alleen) aanwezig hebben van 21,3 gram harddrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat zowel harddrugs als softdrugs een gevaar voor de volksgezondheid en de gezondheid van de individuele gebruiker vormen. Daarnaast leidt het gebruik van en de handel in drugs tot veel (andere) criminaliteit en overlast. Drugs hebben hierdoor een ontwrichtende werking op de maatschappij.
Verdachte kan worden verweten dat hij met de bewezen verklaarde feiten een bijdrage heeft geleverd aan die ontwrichtende werking van drugs op de maatschappij. Hoewel verdachte niet wordt veroordeeld voor drugshandel, wordt hem zijn faciliterende rol in de handel van hasjiesj wel degelijk aangerekend. Naar het oordeel van de rechtbank kan het namelijk niet anders dan dat de zes grote pakketten van zowel 23 september 2024 als van 30 oktober 2024, bestemd waren voor handelsdoeleinden. Voor de aangetroffen harddrugs geldt dat ook dit de aangenomen hoeveelheid voor eigen gebruik ruimschoots overschrijdt, maar dat de rechtbank op basis van de wijze waarop deze middelen zijn aangetroffen in de woning niet de indruk heeft dat deze bestemd waren voor handelsdoeleinden. Voor die middelen geldt niettemin dat het bezit daarvan bijdraagt aan de instandhouding van de harddrugshandel, met alle negatieve gevolgen voor de maatschappij en de gebruikers van dien.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 10 februari 2025. Daaruit blijkt dat verdachte op 20 januari 2023 door de politierechter van deze rechtbank is veroordeeld voor een vergelijkbaar strafbaar feit, namelijk voor het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee. Doordat er geen reclasseringsrapport is opgemaakt en door de zwijgende procesopstelling van verdachte is de rechtbank voor het overige niet bekend met persoonlijke omstandigheden van verdachte die van belang zijn bij de bepaling van de aan hem op te leggen straf.
8.3.3
De straf
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daaruit volgt dat het oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep tussen de 25.000 en 250.000 gram een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden is. Zoals onder de bewijsmotivering is uiteengezet, gaan de hoeveelheden die verdachte onder zich heeft gehad de 250.000 gram te boven. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de hiervoor besproken aard en ernst van de feiten en op het strafblad van verdachte. Tot slot is nog van belang dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, nu de rechtbank verdachte partieel zal vrijspreken voor die delen van feit 1 op de tenlastelegging die zien op de handel in hasjiesj.
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. De rechtbank legt daarom aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van 18 (achttien) maanden, met aftrek van de periode die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

9.BESLAG

Onder verdachte zijn de volgende zaken in beslag genomen:
1. STK Verdovende Middelen (G3428612);
2. 1 STK Horloge Rolex (G3428864);
3. 1 STK Poeder Nutrition XXL (G3428462);
4. 2 STK Verdovende Middelen Ponypacks (G3428465);
5. 1 STK Hashish (G832802);
6. 2 STK Hashish (G832804);
7. 1 STK Horloge Rolex (G832800);
8. 1 STK Certificaat Rolex (G832801);
9. 1 STK Horloge Rolex (G832803); en
10. € 608,45 (G3428539).
Van de in beslag genomen zaken heeft de officier van justitie reeds een last tot teruggave afgegeven voor de zaken die onder nummers 2, 7, 8 en 9 zijn opgenomen op de beslaglijst. Dat betekent dat het beslag op die zaken is geëindigd en thans slechts het beslag op de zaken genoemd onder nummers 1, 3, 4, 5, 6 en 10 ter beoordeling voorligt.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder nummers 1, 3, 4, 5 en 6 op de beslaglijst genoemde zaken moeten worden onttrokken aan het verkeer. Het onder nummer 10 genoemde contante geldbedrag van € 608,45 (G3428539) moet volgens de officier van justitie verbeurd worden verklaard, omdat het volgens de officier van justitie aannemelijk is dat verdachte dit geld heeft verdiend met het vervoeren van hasj.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het contante geldbedrag van € 608,45 moet worden teruggegeven aan verdachte, omdat volgens de verdediging niet is gebleken dat verdachte dit geldbedrag heeft verdiend met het vervoeren van hasj.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt als volgt. De onder 1, 3, 4, 5 en 6 genoemde verdovende middelen zullen aan het verkeer worden onttrokken, aangezien de strafbare feiten betrekking hebben op deze middelen en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en met de wet. Nu het niet is gebleken dat het aangetroffen contante geldbedrag van € 608,45 (G3428539) afkomstig is uit enig strafbaar feit, dient dit bedrag te worden teruggegeven aan verdachte.

10.VOORLOPIGE HECHTENIS

De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 17 januari 2025 voor bepaalde tijd en met ingang van 7 februari 2025 voor onbepaalde tijd geschorst. Aan verdachte wordt nu een langere gevangenisstraf opgelegd dan zijn reeds ondergane voorlopige hechtenis. Bij de beoordeling of de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in dit geval moet worden opgeheven, dient de rechtbank de belangen van de samenleving en de verdachte tegen elkaar af te wegen en na te gaan of deze opheffing geboden is. In dit geval wegen voor de rechtbank de maatschappelijke belangen dat de voorlopige hechtenis weer komt te herleven zwaarder dan de persoonlijke belangen van verdachte, met name gelet op de ernst van het bewezenverklaarde – zoals hiervoor toegelicht – en de gevangenisstraf waartoe dit heeft geleid. Dit betekent dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven en de detentie van verdachte weer herleeft.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen
onttrokken aan het verkeer:
1. 6 STK Verdovende Middelen (G3428612);
3. 1 STK Poeder Nutrition XXL (G3428462);
4. 2 STK Verdovende Middelen Ponypacks (G3428465);
5. 1 STK Hashish (G832802);
6. 2 STK Hashish (G832804);
- gelast de
teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen geldbedrag van € 608,45 (G3428539);
Voorlopige hechtenis
-
heft op het bevel tot schorsingvan de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. van Riemsdijk, voorzitter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. J.B. Duinkerken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Visser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 februari 2025.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 september 2024 tot en met 30 oktober 2024 te Den Dolder en/of Soesterberg en/of Huis ter Heide en/of Zwolle en/of Amsterdam en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 400 kilogram en/of een of meer (grote) hoeveelheden, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 september 2024 tot en met 30 oktober 2024 te Den Dolder en/of Soesterberg en/of Huis ter Heide en/of Zwolle en/of Amsterdam en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 400 kilogram en/of een of meer (grote) hoeveelheden, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 23 september 2024 tot en met 30 oktober 2024 te Den Dolder en/of Soesterberg en/of Huis ter Heide en/of Zwolle en/of Amsterdam en/of Arnhem, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en/of de sleutel van voornoemde woning ter beschikking te stellen;
Feit 2
hij op of omstreeks 30 oktober 2024 te Soesterberg, gemeente Soest, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 21,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 oktober 2024, 12 november 2024 en 16 januari 2025, genummerd PL0900-2024199014, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 376 en de bijlage pagina 1 tot en met 457. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 56.
3.Pagina 57.
4.Pagina 58.
5.Pagina 72.
6.Pagina 73.
7.Pagina 103.
8.Pagina 139.
9.Pagina 97.
10.Pagina 93.
11.Pagina 185.
12.Pagina 186.
13.Pagina 221.
14.Pagina 222.
15.Pagina 261.
16.Pagina 97.
17.Pagina 92.
18.Pagina 93.
19.Pagina 230.
20.Pagina 231.
21.Pagina 232.
22.Pagina 233.
23.Een geschrift, inhoudende een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 6 november 2024, opgesteld door ing. P.H. Walinga, pagina 236.
24.Een geschrift, inhoudende een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 6 november 2024, opgesteld door ing. P.H. Walinga pagina 237
25.Een geschrift, inhoudende een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 6 november 2024, opgesteld door ing. P.H. Walinga, pagina 238.