Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge conclusie van antwoord;
- de akte van [eiseres] ;
- de akte van [gedaagde] .
2.De kern van de zaak
de leaseovereenkomst’) gesloten voor een Mercedes-Benz A-Klasse met kenteken [kenteken] (hierna: ‘
de auto’). Op 18 augustus 2025 heeft [eiseres] de leaseovereenkomst met [gedaagde] ontbonden, omdat er een betalingsachterstand was. Daarbij heeft [eiseres] [gedaagde] verzocht de achterstand en de toekomstige termijnen tot einde leaseovereenkomst te betalen en de auto in te leveren. [gedaagde] heeft het openstaand bedrag niet betaald en ook de auto niet ingeleverd. [eiseres] vordert daarom in deze procedure betaling van het bedrag van € 13.238,79, met rente en kosten, en de teruggave van de auto onder verbeurte van een dwangsom. De vraag is of [gedaagde] het bedrag van € 13.238,79, met rente en kosten, moet betalen en de auto moet teruggeven aan [eiseres] . De kantonrechter geeft [eiseres] grotendeels gelijk.
3.De beoordeling
Rv’) mag de deurwaarder een afschrift van de dagvaarding – voorzien van de wettelijke voorgeschreven vermeldingen – in een gesloten envelop in de brievenbus van [gedaagde] achterlaten. De betekening van de dagvaarding voldoet daarmee aan de wettelijke voorschriften en de dagvaarding is dus rechtsgeldig betekend.
AV’) staat dat [gedaagde] in dat geval ook de toekomstige leasetermijnen aan [eiseres] moet betalen. Dat de slottermijn – naar de kantonrechter begrijpt de resterende leasetermijnen tot einde van de leaseovereenkomst van € 11.178,00 – buitensporig hoog zou zijn, is onjuist. Het bedrag is gebaseerd op de resterende leasetermijnen tot einde van de leaseovereenkomst, namelijk de resterende 46 leasetermijnen à € 243,00. [eiseres] heeft dan ook niet een te hoge slottermijn bij [gedaagde] in rekening gebracht.
€ 11.178,00 (= de leasetermijnen na de ontbinding) de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toewijzen vanaf de ontbindingsdatum – 18 augustus 2025 – tot de volledige betaling.
€ 896,59.
het Besluit’). De kantonrechter ziet aanleiding daartoe, omdat niet is gesteld en ook niet is gebleken dat de werkelijke door [eiseres] gemaakte kosten hoger zijn dan de tarieven die zijn genoemd in het Besluit. De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen tot het bedrag van € 896,59, conform het in het Besluit bepaalde tarief bij € 12.159,00 in hoofdsom.
BW’) niet verplicht akkoord te gaan met een betalingsregeling. [eiseres] mag namelijk zelf kiezen of zij akkoord gaat met het voorstel tot afbetaling in termijnen.
- de hoofdsom van € 12.159,00
- de buitengerechtelijke incassokosten van € 896,59
- de contractuele en wettelijke rente moeten nader berekend worden
4.De beslissing
€ 12.159,00, te vermeerderen met: