ECLI:NL:RBMNE:2025:6868

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2025
Publicatiedatum
22 december 2025
Zaaknummer
11872624 \ MC EXPL 25-4996
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake leaseovereenkomst en betalingsachterstand met betrekking tot een Mercedes-Benz A-Klasse

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 december 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde], die handelde onder de naam [handelsnaam]. De procedure betreft een leaseovereenkomst voor een Mercedes-Benz A-Klasse, waarbij [eiseres] de overeenkomst heeft ontbonden wegens betalingsachterstand. [gedaagde] heeft de achterstand en de toekomstige termijnen niet voldaan, wat heeft geleid tot een vordering van [eiseres] van € 13.238,79, inclusief rente en kosten, en de teruggave van de auto. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de dagvaarding rechtsgeldig is betekend en dat [gedaagde] de hoofdsom van € 12.159,00 moet betalen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten en rente. De kantonrechter heeft de vordering tot teruggave van de auto toegewezen, onder verbeurte van een dwangsom, en heeft [gedaagde] in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11872624 \ MC EXPL 25-4996
Vonnis van 10 december 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Hafkamp Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde] handelende onder de naam [handelsnaam],
wonende te Almere,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 september 2025 met producties 1 tot en met 5;
- de mondelinge conclusie van antwoord;
- de akte van [eiseres] ;
- de akte van [gedaagde] .
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat vandaag de uitspraak is.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen hebben op 20 juni 2023 een huurkoopovereenkomst (financial leaseovereenkomst, hierna: ‘
de leaseovereenkomst’) gesloten voor een Mercedes-Benz A-Klasse met kenteken [kenteken] (hierna: ‘
de auto’). Op 18 augustus 2025 heeft [eiseres] de leaseovereenkomst met [gedaagde] ontbonden, omdat er een betalingsachterstand was. Daarbij heeft [eiseres] [gedaagde] verzocht de achterstand en de toekomstige termijnen tot einde leaseovereenkomst te betalen en de auto in te leveren. [gedaagde] heeft het openstaand bedrag niet betaald en ook de auto niet ingeleverd. [eiseres] vordert daarom in deze procedure betaling van het bedrag van € 13.238,79, met rente en kosten, en de teruggave van de auto onder verbeurte van een dwangsom. De vraag is of [gedaagde] het bedrag van € 13.238,79, met rente en kosten, moet betalen en de auto moet teruggeven aan [eiseres] . De kantonrechter geeft [eiseres] grotendeels gelijk.

3.De beoordeling

De dagvaarding is rechtsgeldig aan [gedaagde] betekend
3.1.
[gedaagde] stelt dat zij de dagvaarding niet in haar brievenbus heeft ontvangen. Zij heeft de dagvaarding uiteindelijk per e-mail ontvangen.
3.2.
Het is de kantonrechter niet duidelijk wat [gedaagde] hiermee heeft willen zeggen, temeer [gedaagde] ook geen gevolgen hieraan heeft verbonden. Voor zover [gedaagde] met haar verweer heeft willen zeggen dat de dagvaarding niet rechtsgeldig is betekend, omdat het in haar brievenbus is achtergelaten, gaat de kantonrechter hieraan voorbij. [eiseres] heeft onweersproken gesteld dat op 5 september 2025 de deurwaarder de dagvaarding bij [gedaagde] heeft betekend, maar [gedaagde] was op dat moment niet thuis. Op grond van artikel 47 van het Burgerlijk Wetboek van Rechtsvordering (hierna: ‘
Rv’) mag de deurwaarder een afschrift van de dagvaarding – voorzien van de wettelijke voorgeschreven vermeldingen – in een gesloten envelop in de brievenbus van [gedaagde] achterlaten. De betekening van de dagvaarding voldoet daarmee aan de wettelijke voorschriften en de dagvaarding is dus rechtsgeldig betekend.
[gedaagde] moet de hoofdsom van € 12.159,00 betalen
3.3.
[eiseres] vordert betaling van de hoofdsom van € 12.159,00. Dit bedrag bestaat uit de achterstand tot en met juli 2025 van € 981,00 en de resterende termijnen tot einde van de leaseovereenkomst van € 11.178,00. [gedaagde] is het deels niet met de hoogte van de vordering eens. [gedaagde] meent dat de slottermijn buitensporig hoog is.
3.4.
Het verweer van [gedaagde] wordt gepasseerd. [gedaagde] moet aan [eiseres] het bedrag van € 12.159,00 betalen.
De slottermijn is niet buitensporig hoog
3.5.
[gedaagde] moet op grond van de leaseovereenkomst de maandelijkse leasetermijnen bij vooruitbetaling betalen (artikel 2.3. (iii) van de leaseovereenkomst). [gedaagde] heeft dat niet gedaan. Op 4 augustus 2025 was er een achterstand van € 981,00 (= ruim 4 maanden) (zie productie 3 van [eiseres] ). [gedaagde] heeft die achterstand niet betwist. [gedaagde] heeft niet binnen de gestelde termijn betaald en was daarmee in verzuim. [eiseres] mocht daarom op 18 augustus 2025 de leaseovereenkomst ontbinden (zie productie 5 van [eiseres] ). In artikel 43 van de algemene voorwaarden (hierna: ‘
AV’) staat dat [gedaagde] in dat geval ook de toekomstige leasetermijnen aan [eiseres] moet betalen. Dat de slottermijn – naar de kantonrechter begrijpt de resterende leasetermijnen tot einde van de leaseovereenkomst van € 11.178,00 – buitensporig hoog zou zijn, is onjuist. Het bedrag is gebaseerd op de resterende leasetermijnen tot einde van de leaseovereenkomst, namelijk de resterende 46 leasetermijnen à € 243,00. [eiseres] heeft dan ook niet een te hoge slottermijn bij [gedaagde] in rekening gebracht.
Dat de volledige achterstand is betaald kan niet vastgesteld worden
3.6.
Bij conclusie van dupliek stelt [gedaagde] dat zij inmiddels de volledige achterstand heeft betaald. [gedaagde] heeft haar standpunt echter niet onderbouwd met stukken. De kantonrechter kan op dit moment niet vaststellen óf [gedaagde] de volledige achterstand (de hoofdsom) aan [eiseres] heeft betaald. Vanuit proceseconomische overwegingen zal de kantonrechter [eiseres] niet in de gelegenheid stellen om zich hierover uit te laten. De kantonrechter bepaalt in plaats daarvan dat [eiseres] , voor zover [gedaagde] tussentijds een betaling heeft verricht, deze in mindering moet strekken op de toewijsbare hoofdsom (en eventuele andere toewijsbare nevenvorderingen).
Conclusie ten aanzien van de hoofdsom
3.7.
Dit leidt er toe dat de hoofdsom van € 12.159,00 wordt toegewezen, met dien verstande dat [eiseres] rekening moet houden met eventuele tussentijdse betalingen van [gedaagde] .
[gedaagde] moet de rente over de hoofdsom betalen
3.8.
[eiseres] vordert de contractuele rente van 18% per jaar over de totale hoofdsom (artikel 15 AV). Deze vordering is alleen toewijsbaar over de betalingsachterstand tot de datum van ontbinding – 18 augustus 2025 –. Die was toen € 981,00. De kantonrechter gaat ervan uit dat het bedrag aan verschenen rente tot 2 september 2025 dat in de dagvaarding staat (€ 116,89), daarom niet juist is berekend. De contractuele rente van 18% per jaar wordt toegewezen over de betalingsachterstand van € 981,00 vanaf de verschillende vervaldata van de leasetermijnen/facturen tot voldoening.
3.9.
Omdat de leaseovereenkomst (en daarmee ook de algemene voorwaarden) per 18 augustus 2025 is ontbonden, kan [eiseres] geen aanspraak maken op de contractuele rente van 18% per jaar over de leasetermijnen na ontbinding. Het bedrag aan leasetermijnen na ontbinding is een schadevergoeding. Gelet hierop zal de kantonrechter over het bedrag van
€ 11.178,00 (= de leasetermijnen na de ontbinding) de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toewijzen vanaf de ontbindingsdatum – 18 augustus 2025 – tot de volledige betaling.
[gedaagde] moet de (gematigde) buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.10.
[eiseres] vordert betaling van € 1.215,90 aan buitengerechtelijke incassokosten. De buitengerechtelijke incassokosten worden gematigd toegewezen tot het bedrag van
€ 896,59.
3.11.
De hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten is gebaseerd op artikel 53 AV, waarin kortweg staat dat bij niet tijdige betaling 10% van het verschuldigde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten in rekening kan worden gebracht. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad (Hoge Raad 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1868, r.o. 3.5.7.) volgt echter dat de (kanton)rechter incassokosten die op basis van een contractuele bepaling worden gevorderd kan matigen tot tarieven die zijn genoemd in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: ‘
het Besluit’). De kantonrechter ziet aanleiding daartoe, omdat niet is gesteld en ook niet is gebleken dat de werkelijke door [eiseres] gemaakte kosten hoger zijn dan de tarieven die zijn genoemd in het Besluit. De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen tot het bedrag van € 896,59, conform het in het Besluit bepaalde tarief bij € 12.159,00 in hoofdsom.
[gedaagde] moet de auto afgeven onder verbeurte van een dwangsom
3.12.
[eiseres] vordert teruggave van de auto, op straffe van een dwangsom, op grond van haar eigendomsrecht. Krachtens artikel 3 in samenhang met artikel 8 AV gaat de eigendom van de auto pas over op het moment dat de betalingsverplichtingen uit de leaseovereenkomst volledig zijn voldaan. [eiseres] is nog altijd de eigenaar van de auto, omdat [gedaagde] de verplichtingen uit de leaseovereenkomst niet is nagekomen en aldus geen eigenaar van de auto is (geworden). [gedaagde] heeft dit niet weersproken, zodat de vordering tot afgifte van de auto wordt toegewezen. De gevorderde dwangsom wordt toegewezen zoals in het dictum is vermeld.
[eiseres] is niet verplicht een betalingsregeling met [gedaagde] te treffen
3.13.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] weinig bereidheid heeft getoond om met haar mee te denken. Zij heeft daartoe diverse voorstellen gedaan om de achterstand in te lopen.
3.14.
[eiseres] is op grond van artikel 6:29 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘
BW’) niet verplicht akkoord te gaan met een betalingsregeling. [eiseres] mag namelijk zelf kiezen of zij akkoord gaat met het voorstel tot afbetaling in termijnen.
De verwerking van de betaling van € 253,00 van [gedaagde]
3.15.
Het voorgaande leidt er toe dat de volgende vorderingen van [eiseres] toewijsbaar zijn:
  • de hoofdsom van € 12.159,00
  • de buitengerechtelijke incassokosten van € 896,59
  • de contractuele en wettelijke rente moeten nader berekend worden
Uit de dagvaarding volgt dat [gedaagde] een bedrag van € 253,00 heeft afgelost. [eiseres] heeft echter niet vermeld op welke posten/gevorderde bedragen die betaling in mindering is gebracht. Op grond van artikel 6:44 lid 1 BW strekt deze betaling eerst in mindering op de door [eiseres] gemaakte kosten, daarna op de rente en ten slotte op de hoofdsom. Dit betekent dat het bedrag van € 253,00 in mindering strekt op de buitengerechtelijke incassokosten, waardoor er van de buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 643,59 (= € 896,59 - € 253,00) resteert.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.16.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
123,16
- griffierecht
1.461,00
- salaris gemachtigde
609,00
(1,5 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.328,16
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.17.
De veroordelingen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van
€ 12.159,00, te vermeerderen met:
- de contractuele rente van 18% per jaar over het bedrag van € 981,00 vanaf de vervaldata van de leasetermijnen tot de dag van volledige betaling,
- de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 11.178,00, vanaf 18 augustus 2025 tot de dag van volledige betaling,
- met dien verstande dat, als [gedaagde] tussentijds betalingen heeft verricht, die betalingen hierop in mindering dienen te worden gebracht,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 643,59 aan buitengerechtelijke incassokosten,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot afgifte van de auto, Mercedes-Benz A-Klasse met kenteken [kenteken] , binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 400,00 per dag of gedeelte van de dag dat [gedaagde] met de afgifte in gebreke blijft, met een maximum van € 15.000,00,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.328,16, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2025.
HHt/37278