ECLI:NL:RBMNE:2025:684

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
16/216489-24 & 13/131005-21) (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en het voorhanden hebben van explosieven en munitie

Op 19 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 juli 2024 in Dronten betrokken was bij de overdracht van explosieven en het voorhanden hebben van munitie. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 5 februari 2025, waar de officier van justitie, mr. S. Lanning, de vordering heeft gedaan en de verdediging, vertegenwoordigd door de raadsvrouwen mr. I. Stas en mr. S.A. Messerschmidt, pleitte voor vrijspraak. De tenlastelegging omvatte onder andere het overdragen van explosieven van categorie II en het voorhanden hebben van munitie van categorie III. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel hij beweerde niet op de hoogte te zijn van de explosieven, wel degelijk een actieve rol speelde in de overdracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de overdracht van explosieven, gezien zijn nauwe betrokkenheid bij de medeverdachte en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank sprak de verdachte vrij van twee feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 55 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder toezicht door de reclassering en een contactverbod met de medeverdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de risico's die verbonden zijn aan de handel in explosieven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/216489-24 & 13/131005-21) (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S. Lanning en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouwen, mr. I. Stas en mr. S.A. Messerschmidt, advocaten te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1:
op 2 juli 2024 te Dronten met een ander een of meerdere explosieven van categorie II heeft overgedragen (primair), dan wel voorhanden heeft gehad (subsidiair);
feit 2:
op 2 juli 2024 te Dronten met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad:
  • 494,3 gram hennep;
  • 20,7 gram hasjiesj en/of hennep;
  • 33 voorgedraaide joints bevattende hasjiesj en/of hennep;
feit 3:
op 2 juli 2024 te Dronten met een ander opzettelijk 5,79 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
feit 4:
op 5 juli 2024 te Heerenveen munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben integrale vrijspraak bepleit van het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde. Verdachte had geen wetenschap van de explosieven en geen beschikkingsmacht over de verdovende middelen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feiten 2 en 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Het procesdossier biedt onvoldoende aanknopingspunten voor de vaststelling dat verdachte als passagier in de auto van de medeverdachte wetenschap en beschikkingsmacht had over de verdovende middelen.
Bewijsmiddelen feit 1 [1]
Verdachte heeft ter
terechtzitting van 5 februari 2025onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 2 juli 2024 was ik in Dronten met de medeverdachte. Wij spraken elkaar in die tijd dagelijks. De medeverdachte wilde een pakket verkopen en ik dacht dat het om drugs ging. [accountnaam] is mijn account. Ik heb op 2 juli 2024 een tekstbericht aan de medeverdachte verzonden met daarin een advies voor de locatie van de overdracht.
Terwijl de medeverdachte met de pseudokoper in gesprek was, ben ik met de plastic tas, waarin achteraf is gebleken dat daar explosieven in zaten, een rondje gaan lopen. De medeverdachte zou mij bellen als het geldbedrag in orde was, waarna ik de plastic tas aan hem zou afstaan. De medeverdachte belde mij, waarna ik naar hem ben toegelopen en de plastic tas aan hem heb afgestaan. Daarna ben ik terug naar de auto gelopen. Ik heb op geen enkel moment in de plastic tas gekeken.
Een anonieme verbalisant heeft in een
proces-verbaal van bevindingen [2] van 4 juli 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 2 juli 2024 had ik een afspraak met [Telegram-account naam medeverdachte] . Ik ontmoette hem in Dronten . Mijn
partner liet het geld zien. Ik zei dat ik eerst de spullen wilde zien voordat hij het geld kon tellen. Hierop pakte hij zijn telefoon en belde hij met iemand. Ik hoorde hem aan de telefoon zeggen "kom maar". Ik zag een persoon aankomen lopen met een plastic tas in zijn hand en [Telegram-account naam medeverdachte] zei dat hij zijn mattie was.
Uiteindelijk was deze persoon bij ons en zei [Telegram-account naam medeverdachte] : "laten we in de auto gaan zitten". Ik ging zitten en [Telegram-account naam medeverdachte] zat naast mij. De onbekende persoon met de tas stond naast hem buiten het voertuig. [Telegram-account naam medeverdachte] pakte de tas en liet dit aan mij zien. Ik zag in de plastic tas nog een doorzichtige plastic tas en hierin zaten de explosieven.
Ik gaf [Telegram-account naam medeverdachte] het geld en hij gaf mij de plastic tas met de explosieven. [Telegram-account naam medeverdachte] stapte uit het voertuig en hij liep samen met zijn onbekende persoon weg. Ik zag dat zij in een zwarte Volkswagen Golf stapte en van de parkeerplaats afreden.
Verbalisant [verbalisant] heeft in een
proces verbaal forensisch onderzoek plaats delict [3] van 6 augustus 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
In de berm bij bushalte "Burgemeester Dekker Sportpark", te Dronten, lag een plastic boodschappentas van de Plus supermarkt.- In deze boodschappentas zat een plastic tas.
In deze plastic tas zaten twee pakketjes die beiden waren omwikkeld met duct tape. Uit beide pakketjes liep een elektra kabel.
Op 4 juli 2024 heb ik de uiteindes van de elektrakabels van beide pakketten (AARM0307NL en AARM0306NL) naar het Nederlands Forensisch Instituut gebracht.
Verbalisant [verbalisant] heeft in een
proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige [4] van 10 december 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 2 juli 2024 werd door de politie een onderzoek ingesteld naar aanleiding van handel overige wapens in Dronten. Een monster van de explosieve stof werd veiliggesteld. Op 2 juli 2024 zijn veiliggesteld spoornummers AAMX7851NL en AAMX7852NL.
NFI-deskundige J. Dalmolen heeft in een
NFI-rapport [5] van 24 januari 2025 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
De genomen monsters AAMX7851NL en AAMX7852NL bestaan beide uit donkergrijs poeder en brokjes groen, kneedbaar materiaal. Het donkergrijze poeder van beide monsters betreft een pyrotechnisch mengsel op basis van kaliumperchloraat, zwavel, aluminiumpoeder en calciumcarbonaat. Een mengsel met deze chemische samenstelling, het waargenomen brandgedrag en dit uiterlijk (een poeder) is nader te typeren als ‘flitspoeder’.
Onderzoeksmateriaal AARM0307NL laat zich het beste omschrijven als een elektrische ontsteker met een geïmproviseerde gloeibrug. Uit het NFI-onderzoek is gebleken dat met een dergelijke roodgloeiend hete ‘gloeibrug’ mogelijk is om flitspoeder te ontsteken. De monsters AAMX7851NL en AAMX7852NL zijn explosieve stoffen. AARM0307NL was geschikt of had geschikt kunnen zijn voor het tot ontsteking brengen van de explosieve ladingen waar de monsters AAMX7851NL en AAMX7852NL afkomstig van zijn.
Voorwaardelijk opzet op overdracht explosieven
Vaststaat dat verdachte met de medeverdachte is meegegaan naar zwembad ‘ [naam] ’ in Dronten met de bedoeling om verboden goederen te verkopen. Dit heeft verdachte zelf zo verklaard. Tijdens de pseudokoop heeft verdachte volgens afspraak de tas met explosieven naar de medeverdachte gebracht, nadat hij door de medeverdachte telefonisch was gevraagd te komen.
Verdachte heeft verklaard dat hij voorafgaand, tijdens en na afloop van de pseudokoop nooit aan de medeverdachte heeft gevraagd wat de inhoud van de over te dragen vracht was. Verdachte heeft ook nimmer in de tas gekeken en is ervan uitgegaan dat het om drugs ging.
Door op deze manier een actieve en wezenlijke bijdrage te leveren aan een clandestiene overdracht van overduidelijk verboden goederen en niet zelf na te gaan om welke goederen het ging, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de overdracht betrekking had op explosieven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dan ook tenminste voorwaardelijk opzet gehad op de mede door hem uitgevoerde overdracht van explosieven. Dat hij naar eigen zeggen dacht aan verdovende middelen doet daar niet aan af.
De rechtbank merkt aanvullend op dat het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte nauwer betrokken was dan hij heeft toegegeven. Zo heeft verdachte via de app, op een vraag van de medeverdachte, de locatie voor de overdracht aangegeven. [6] Daarnaast blijkt uit het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat verdachte en de medeverdachte zeer goede vrienden zijn. Medeverdachte speelde als ‘ [Telegram-account naam medeverdachte] ’ een actieve rol in de explosievenhandel. Gezien de hechte verstandshouding tussen verdachte en de medeverdachte (zij spraken elkaar dagelijks), en het feit dat een (voor de politie niet te lezen) chat met [Telegram-account naam medeverdachte] in de telefoon van verdachte is gevonden [7] , is het moeilijk te geloven dat verdachte onwetend was over de betrokkenheid van zijn vriend bij de handel in explosieven.
Bewijsmiddelen feit 4 [8]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 4 ten laste gelegde feit bekend. De raadslieden hebben geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 februari 2025;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2024, dat ziet op het aantreffen van de munitie
- een proces-verbaal van bevindingen van 12 juli 2024, dat ziet op de categorisering van de munitie in het kader van de Wet wapens en munitie [10] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair:
op 2 juli 2024 te Dronten tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere pakketten bevattende een hoeveelheid flitspoeder, en geïmproviseerde explosieve constructies bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, zijnde geen explosief voor civiel gebruik, heeft overgedragen;
feit 4:
op 5 juli 2024 te Heerenveen, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 3 scherpe patronen, van het merk CBC van het kaliber .32 auto, CBC, zijnde munitie bestemd of geschikt om een projectiel door middel van een scherpschietend vuurwapen kaliber .32 auto (7.65mm) af te schieten, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7;
feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft bijna vijf maanden in voorlopige hechtenis doorgebracht en heeft ingezien dat hij niet verder wil als drugsdealer. De raadslieden hebben de rechtbank verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Verdachte is bereid zich aan alle gestelde voorwaarden te houden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Door zijn handelen heeft verdachte een actieve bijdrage geleverd aan de overdracht van explosieven, die door de medeverdachte was afgesproken. Dit terwijl algemeen bekend is dat explosies regelmatig voor schrik en ravages zorgen, en soms ook fatale gevolgen hebben. Door zijn onverschillige handelen heeft verdachte deze gevaren mede in stand gehouden. Uit de proceshouding van verdachte blijkt bovendien dat hij nog steeds geen besef heeft van de laakbaarheid van zijn handelen.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van munitie. Het ongecontroleerde bezit hiervan is onwenselijk. Wapens en munitie worden in het criminele circuit vaak gebruikt om ernstige strafbare feiten mee te plegen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
- een uittreksel uit de Justitiële Documentatie over verdachte van 16 september 2024;
- een reclasseringsadvies van 15 januari 2025, opgesteld door A.B. Nuus, reclasseringswerker;
- een reclasseringsadvies voortijdige negatieve beëindiging toezicht van 24 januari 2025, opgesteld door A.B. Nuus, reclasseringswerker.
Justitiële documentatie
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder in 2021 is veroordeeld voor
de Wet wapens en munitie tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 3
maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Hier houdt de rechtbank in
strafverzwarende zin rekening mee.
Reclasseringsadviezen van 15 en 24 januari 2025
De reclassering heeft een wisselend beeld van verdachte. Uit het reclasseringsrapport van 15 januari 2025 volgt dat hij wel open staat voor hulp, hoewel er ook sprake is van wantrouwen ten opzichte van de reclassering. Om de kans op recidive te verminderen, acht de reclassering langdurige en intensieve behandeling en begeleiding nodig. Positief is dat hij een nieuwe baan en woning heeft, buiten zijn oude leefomgeving. Verdachte toont zich bereid en gemotiveerd om mee te werken aan afspraken en voorwaarden.
Uit het reclasseringsadvies van 24 januari 2025 blijkt echter dat verdachte zich aan meerdere bijzondere voorwaarden niet heeft gehouden: het contactverbod met de medeverdachte, het geven van openheid van zaken omtrent zijn sociale contacten en het locatiegebod met elektronische monitoring. Dit heeft geleid tot herleving van zijn voorlopige hechtenis.
Al met al lijkt verdachte goede intenties te hebben maar is hij onvoldoende open en transparant. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer om het toezicht met de huidige voorwaarden voort te zetten.
Op te leggen straf
Voor de rechtbank ligt voor de strafoplegging het zwaartepunt bij het overdragen van de explosieven.
Dit feit is in beginsel reden om aan verdachte een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Gelet op hetgeen ter terechtzitting is besproken, ziet de rechtbank, in het kader van speciale preventie, aanleiding om een groot gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Tevens heeft de minder grote rol van verdachte in de verkoop van de explosieven, vergeleken met die van de medeverdachte, hierbij een rol gespeeld.
De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 26 november 2024 geschorst onder bijzondere voorwaarden. De houding van verdachte ten opzichte van de reclassering is wisselend geweest. Er zijn positieve ontwikkelingen, zoals het verhuizen naar Friesland en daarmee het achterlaten van zijn criminele verleden in Dronten, maar ook diverse zorgen. Verdachte heeft meerdere schorsende voorwaarden overtreden, waardoor de rechtbank op 31 januari 2025 de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft opgeheven. Op zitting heeft verdachte verklaard dat hij inziet dat hij met het schenden van de voorwaarden verkeerd heeft gehandeld. Hij is tot het besef gekomen dat hij zich moet focussen op zijn werk en zijn te starten opleiding Maatschappelijk Werk. De rechtbank acht het in het belang van zowel de samenleving als verdachte dat hij gaat werken en naar school gaat.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank legt aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 55 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en met oplegging van de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden. Hiermee beoogt de rechtbank dat verdachte niet opnieuw vast komt te zitten.
Met de bijzondere voorwaarden, waaronder het locatiegebod met elektronisch toezicht, wacht de verdachte een strak kader. Hij zal tegenover de reclassering steeds actief inzage moeten geven in verschillende leefgebieden. De rechtbank spreekt de hoop uit dat verdachte hier profijt uit zal halen en aan zichzelf zal werken zoals hij ter terechtzitting heeft toegezegd. Ook oordeelt de rechtbank dat het door de reclassering geadviseerde contactverbod met de medeverdachte noodzakelijk is. Verdachte heeft verklaard dat hij een kledingbedrijf met de medeverdachte zou willen starten. Contact tussen verdachte en medeverdachte heeft een reëel risico op nieuwe criminele samenwerking, aangezien ze elkaar opnieuw kunnen aansteken of versterken bij het ontwikkelen van criminele plannen.
Tot slot zal de rechtbank, om verdachte eens te meer duidelijk te maken en te laten voelen wat de consequenties zijn van de keuzes die hij heeft gemaakt en het strafwaardige van zijn handelen, een taakstraf opleggen voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien verdachte die taakstraf niet naar behoren uitvoert.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande, is het bevel voorlopige hechtenis reeds bij afzonderlijke beslissing opgeheven.
Dadelijk uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt de handel in explosieven. De rechtbank is van oordeel dat de handel in explosieven kan leiden tot een gevaar voor personen. Explosies kunnen immers leiden tot ernstig letsel of verlies van levens. Gelet op voornoemde rapportages en omdat verdachte eerder de schorsende bijzondere voorwaarden heeft overtreden, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder de juiste hulp en begeleiding opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank vindt het daarom in het belang van de veiligheid van de samenleving dat de begeleiding en behandeling ook bij een eventueel in te stellen hoger beroep wordt voortgezet. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13/131005-21 voor het resterende toewijsbare deel geheel toe te wijzen, te weten twee maanden gevangenisstraf.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de proeftijd, indien deze nog loopt, te verlengen. Indien de proeftijd niet meer loopt, wordt primair verzocht de vordering af te wijzen en subsidiair verzocht de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam van 26 augustus 2021 is aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, opgelegd. Bij beslissing van de politierechter te Amsterdam is op 8 december 2022 van deze voorwaardelijke straf reeds één maand gevangenisstraf tenuitvoergelegd. Het resterende toewijsbare deel van de vordering tenuitvoerlegging bedraagt daarom twee maanden gevangenisstraf.
Toewijzing 13/131005-21
Verdachte heeft zich met de hiervoor bewezen verklaarde feiten tijdens zijn proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Het gaat daarbij opnieuw om een overtreding van de Wet wapens en munitie. Hij heeft hiermee voor de tweede keer de voorwaarden van zijn proeftijd overtreden. De rechtbank gelast dan ook de tenuitvoerlegging van de twee maanden gevangenisstraf. De rechtbank zal de gevangenisstraf echter omzetten naar een taakstraf, omdat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf het reclasseringstraject in de weg zal staan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak- spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 en 3 tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 en 4 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 en 4 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar.
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
210 (tweehonderd en tien) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de
gevangenisstrafeen gedeelte van
55 (vijf en vijftig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd:
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachte [medeverdachte] (geboren op [2002] te [geboorteplaats] ), zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
  • zich zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 te Leeuwarden en zich blijft melden zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich onder behandeling zal stellen van GGZ Friesland, of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.;
  • op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op het verblijfadres: [adres] te [woonplaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring middels GPS op dit locatiegebod en voor het monitoren van bewegingen en patronen. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen. De reclassering bepaalt de duur van dit locatiegebod middels Elektronische monitoring.
  • zich actief zal inzetten voor het (verkrijgen en) behouden van een gestructureerde dagbesteding, in de vorm van (on)betaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • zal meewerken aan het aflossen van eventuele schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte zal de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden;
  • zich niet zal vestigen op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen door middel van urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest), waarvan de frequentie is te bepalen door de reclassering;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven, met uitzondering van het contactverbod, toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
180 (honderd en tachtig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
90 dagen hechtenis.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13/131005-21
- wijst de vordering gedeeltelijk toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 26 augustus 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden;
- gelast in plaats van de gevangenisstraf het verrichten van een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderd en zestig) uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
60 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. van Meer, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.L. Sterkenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 februari 2025.
Mrs. I.L. Gerrits en V.A. Groeneveld zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de op zitting gewijzigde tenlastelegging.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 2 juli 2024 te Dronten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een of meerdere pakketten bevattende een hoeveelheid flitspoeder, althans een vooralsnog onbekende explosieve stof, en/of een of meerdere
geïmproviseerde explosieve constructies, zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, zijnde geen explosief voor civiel gebruik, heeft overgedragen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juli 2024 te Dronten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een of meerdere pakketten bevattende een hoeveelheid flitspoeder, althans een vooralsnog onbekende explosieve stof, en/of een of meerdere geïmproviseerde explosieve constructies zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden, zijnde geen explosief voor civiel gebruik, heeft gehad;
feit 2:
hij op of omstreeks 2 juli 2024 te Dronten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 494,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of ongeveer 20,7 gram en/of 33 voorgedraaide joints, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens)
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3:
hij op of omstreeks 2 juli 2024 te Dronten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,79 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 4:
hij op of omstreeks 5 juli 2024 te Heerenveen, althans in Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 3 scherpe patronen, vanhet merk CBC van het kaliber .32 auto, CBC, zijnde munitie bestemd of geschikt om een projectiel door middel van een scherpschietend vuurwapen kaliber .32 auto (7.65mm) af te schieten, voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 oktober 2024, genummerd MD2R024096 met onderzoeksnaam BOTERBLOEM, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 293. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 19 en 20.
3.Pagina’s 261, 262
4.Pagina’s 1 en 2 (apart gevoegd met proces-verbaal nummer: PL0900-2024200333).
5.Pagina’s 4 tot en met 7 (apart gevoegd met zaaknummer 2024.07.11.130).
6.Pagina 113.
7.Pagina 119.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 oktober 2024, genummerd MD2R024096 met onderzoeksnaam BOTERBLOEM, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 293. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
9.Pagina’s 128, 132 en 133.
10.Pagina’s 251 en 252.