ECLI:NL:RBMNE:2025:677

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
16/216464-24 & 21/004913-22 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van explosievenhandel en drugshandel met bewijsuitsluiting

Op 19 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 juli 2024 in Dronten betrokken was bij de overdracht van explosieven en het voorhanden hebben van verdovende middelen. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 5 februari 2025, waar de officier van justitie, mr. S. Lanning, en de raadsman, mr. D.P. Poppe, hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het overdragen van explosieven van categorie II, het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en cocaïne, en het voorhanden hebben van munitie van categorie III. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft de feiten onder 1 en 4 bekend, maar heeft betwist dat hij wetenschap had van de drugs in zijn auto. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging over bewijsuitsluiting op basis van een vormverzuim, omdat de opsporingsambtenaren op goede gronden de auto van de verdachte mochten doorzoeken. Uiteindelijk werd de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de feiten 2 en 3, omdat er onvoldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking met anderen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 240 dagen, waarvan 128 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht door de reclassering en een contactverbod met de medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een leidende rol had in de explosievenhandel en dat zijn handelen ernstige gevolgen voor de samenleving kan hebben.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/216464-24 & 21/004913-22 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S. Lanning en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D.P. Poppe, advocaat te Zwolle, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1:
op 2 juli 2024 te Dronten met een ander een of meerdere explosieven van categorie II heeft overgedragen (primair), dan wel voorhanden heeft gehad (subsidiair);
feit 2:
op 2 juli 2024 te Dronten met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad:
  • 494,3 gram hennep;
  • 20,7 gram hasjiesj en/of hennep;
  • 33 voorgedraaide joints bevattende hasjiesj en/of hennep;
feit 3:
op 2 juli 2024 te Dronten met een ander opzettelijk 5,79 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
feit 4:
op 2 juli 2024 te Dronten munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 1 en 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de raadsman bepleit dat bewijsuitsluiting moet plaatsvinden omdat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Volgens de raadsman is de auto van verdachte onrechtmatig doorzocht. Aangezien na de uitsluiting van het onrechtmatig verkregen bewijs onvoldoende bewijs resteert, dient verdachte voor die feiten te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat voor de feiten 2 en 3 vrijspraak moet volgen, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de drugs in de auto.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 primair en feit 4 [1]
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen volledige vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring – ten aanzien van beide feiten – van verdachte ter terechtzitting van 5 februari 2025;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 4 juli 2024, dat ziet op de pseudokoop van de explosieven
 een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict van 6 augustus 2024, dat ziet op het veiligstellen van de explosieven [3] ;
 een proces-verbaal van aanvraag benoeming deskundige van 10 december 2024, dat ziet op het nemen van monsters van de explosieven [4] ;
 een NFI-rapport van 24 januari 2025, opgesteld door NFI-deskundige J. Dalmolen, met daarin een onderzoek naar de samenstelling en de deugdelijkheid van de explosieven [5] ;
 een proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2024, dat ziet op het aantreffen van de munitie [6] ;
 een proces-verbaal van bevindingen van 12 juli 2024, dat ziet op de categorisering van de munitie in het kader van de Wet wapens en munitie [7] .
Bewijsoverweging feit 1
De rechtbank constateert dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering van de overdracht van de explosieven door verdachte en de medeverdachte. Zij zijn samen met de explosieven naar de overdrachtsplek gereisd, verdachte heeft daar de deal gesloten, medeverdachte heeft de explosieven vervolgens daar naartoe gebracht en ten slotte zijn zij samen weer vertrokken. Er was dus sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
Feiten 2 en 3: bewijsuitsluiting?
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van een vormverzuim. Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [8] dat voor de zogenoemde 359a-verweren een specifieke zware stelplicht geld. De raadsman moet duidelijk en gemotiveerd aan de hand van de factoren genoemd in het tweede lid van artikel 359a Sv aangeven tot welk rechtsgevolg een vormverzuim moet leiden. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het verweer van de raadsman niet aan deze vereisten. Immers is niet kenbaar gemaakt welk nadeel door het vermeende vormverzuim voor verdachte is veroorzaakt. Het verweer ligt om die reden voor afwijzing gereed.
Desondanks zal de rechtbank het verweer nader bespreken. Uit artikel 51 lid 1 sub a van de Wet wapens en munitie volgt dat opsporingsambtenaren bevoegd zijn een voertuig te onderzoeken als daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat op grond van een gepleegd strafbaar feit waarbij wapens zijn gebruikt. Gelet op de verdenking van de overdracht van explosieven, hadden de opsporingsambtenaren op goede gronden een redelijk vermoeden dat zich mogelijk andere nog explosieven of andersoortig wapentuig in de auto van verdachte zouden bevinden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv en dat bewijsuitsluiting niet aan de orde is. Het verweer wordt verworpen. De in de auto van verdachte aangetroffen en in beslag genomen verdovende middelen kunnen dienen als bewijs in de strafzaak tegen verdachte.
Het verweer, inhoudende dat verdachte geen wetenschap had van de drugs in zijn auto, vindt naar het oordeel van de rechtbank zijn weerlegging in de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Partiële vrijspraak medeplegen (feiten 2 en 3)
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken voor het onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde medeplegen, nu uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, niet blijkt dat van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen.
Bewijsmiddelen feiten 2 en 3 [9]
Verdachte heeft ter
terechtzitting van 5 februari 2025onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
De hard- en softdrugs die op 2 juli 2024 te Dronten in mijn auto, een Volkswagen Golf, zijn gevonden, waren in mijn bezit.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen [10] van 3 juli 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 2 juli 2024 te Dronten heb ik in een personenauto Volkswagen Golf een hoeveelheid soft- en harddrugs gevonden.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van relaas [11] van 5 juli 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
In onderzoek BOTERBLOEM werden de volgende goederen inbeslaggenomen:

hennep 20,7 gram, aangetroffen in de Volkswagen Golf met goednummer 3369774;

33 joints, aangetroffen in de Volkswagen Golf met goednummer 3369802;

Hashish 484,3 gram, aangetroffen in de Volkswagen Golf met goednummer 3369810;

Hashish 10 gram, aangetroffen in de Volkswagen Golf met goednummer 3369794;

zakje wit poeder, aangetroffen in de Volkswagen Golf met goednummer 3369795;

13 bolletjes poeder, aangetroffen in de Volkswagen Golf met goednummer 3369823.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal onderzoek verdovende middelen [12] van 4 juli 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 4 juli 2024 werd door mij een onderzoek ingesteld naar diverse verpakkingen met goednummer 3369810. De test gaf een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish, vermeld op lijst II van de Opiumwet. De hashish had een nettogewicht van 484,3 gram.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal onderzoek verdovende middelen [13] van 4 juli 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 4 juli 2024 werd door mij een onderzoek ingesteld in verband met vermoedelijk verdovende middelen met goednummer 3369794. De test gaf een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish, vermeld op lijst II van de Opiumwet. De totale hoeveelheid betreft 10 gram.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal onderzoek verdovende middelen [14] van 4 juli 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 4 juli 2024 werd door mij een onderzoek ingesteld in verband met vermoedelijk verdovende middelen (goednummer 3369774). De test gaf een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish, vermeld op lijst II van de Opiumwet. De inhoud had een nettogewicht van 20,6 gram.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal onderzoek verdovende middelen [15] van 4 juli 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 4 juli 2024 werd door mij een onderzoek ingesteld naar 33 voorgedraaide joints (goednummer 3369802). Ik heb drie willekeurige joints van de 33 stuks opengemaakt en de inhoud daarvan individueel getest. De testen gaven elk een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish, vermeld op lijst II van de Opiumwet.
Verbalisant [verbalisant 5] e.a. hebben in een
proces-verbaal onderzoek verdovende middelen [16] van 12 juli 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 8 juli 2024 werd een onderzoek verricht in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. De volgende onderzoeksitems zijn aangeboden voor onderzoek:

AARL7667NL, met goednummer 3369795, Gripzakje met poeder met een nettogewicht van 3,50 gram;

AARL7664NL, met goednummer 3369823, 13 bolletjes met beige brokjes met een nettogewicht van 2,29 gram.
Een
rapport van het Nederlands Forensisch Instituut [17] van rapporteur A.G.A. Sprong van 9 juli 2024, waarin – zakelijk weergegeven – het volgende is gerelateerd:
Het goed met kenmerk AARL7667NL van 3,50 gram bevat cocaïne. Cocaïne is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
Een
rapport van het Nederlands Forensisch Instituut [18] van rapporteur A.G.A. Sprong van 9 juli 2024, waarin – zakelijk weergegeven – het volgende is gerelateerd:
Het goed met kenmerk AARL7664NL van 2,29 gram bevat cocaïne. Cocaïne is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Aanvullend: is verdachte [Telegram-account verdachte] ?
De rechtbank gaat aanvullend in op de vraag of verdachte achter het Telegram-account [Telegram-account verdachte] zat. Als dit zo is, zou het betekenen dat hij niet slechts een loopjongen was, maar de initiatiefnemer en dus een actieve speler in de explosievenhandel. Hoewel deze vraag geen invloed heeft op de bewezenverklaringen, zal de rechtbank hierover het volgende vermelden, omdat de rol van verdachte van belang is voor de strafoplegging.
Verdachte bekent dat hij op 2 juli 2024 explosieven heeft verkocht aan een verbalisant die zich als koper voordeed (hierna: de pseudokoper) voor € 2.000,-. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de pseudokoper blijkt het volgende. [19] Op de vraag van de pseudokoper of hij de explosieven mocht zien (en nog voordat het geld was getoond), zei verdachte dat hij de explosieven de dag ervoor al tijdens een videogesprek had laten zien. Verdachte verwees hiermee onmiskenbaar naar het videogesprek van de dag ervoor, waarin [Telegram-account verdachte] de explosieven aan de pseudokoper had getoond. Verder stuurde [Telegram-account verdachte] kort voor de overdracht een bericht naar de pseudokoper waarin hij aangaf dat hij herkenbaar was aan een pet en zonnebril. Hierop trof de pseudokoper op de afgesproken plek verdachte aan, met een pet en zonnebril.
Ook stuurde verdachte, vanuit een snapchataccount waarvan hij heeft erkend dat het zijn account is, diezelfde dag om 16:37 uur berichten naar de medeverdachte, waarin hij aangaf dat hij tegen de pseudokoper had gezegd dat de pseudokoper:
  • eerst naar Dronten moet rijden (voordat hij een exacte locatie voor de overdracht ontvangt);
  • een foto van Dronten moet sturen zodra hij daar is en
  • alleen dan een locatie voor de overdracht zal ontvangen.
Berichten met precies deze inhoud zijn inderdaad net daarvoor om 16:35 uur verzonden door [Telegram-account verdachte] naar de pseudokoper. [21]
Gelet op het voorgaande is het duidelijk dat verdachte de persoon is die gebruik maakt van de naam [Telegram-account verdachte] . Dit wordt versterkt doordat verdachte in berichten aan de medeverdachte steeds naar zichzelf verwijst wanneer hij spreekt over handelingen van [Telegram-account verdachte] . Bovendien zijn er geen aanwijzingen voor de betrokkenheid van een andere persoon.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair:
op 2 juli 2024 te Dronten tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere pakketten bevattende een hoeveelheid flitspoeder, en geïmproviseerde explosieve constructies, bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, zijnde geen explosief voor civiel gebruik, heeft overgedragen;
feit 2:
op 2 juli 2024 te Dronten opzettelijk aanwezig heeft gehad 494,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en 20,6 gram hennep en 33 voorgedraaide joints, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde telkens hasjiesj en/of hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
feit 3:
op 2 juli 2024 te Dronten opzettelijk aanwezig heeft gehad 5,79 gram cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 4:
op 2 juli 2024 te Dronten, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7 scherpe patronen, van het merk Fiocchi van het kaliber 12, Fiocchi, zijnde munitie bestemd of geschikt om een projectiel door middel een scherpschietend vuurwapen kaliber 12 af te schieten, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd met aanvullend een contactverbod met de medeverdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 22 oktober 2024 niet opnieuw in aanraking is gekomen met politie of justitie, dat hij een baan heeft gevonden en zich naar behoren heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden, waaronder elektronische monitoring (hierna: EM) in verband met het locatiegebod. Om deze redenen is het volgens de raadsman disproportioneel om verdachte opnieuw in detentie te plaatsen. De raadsman verzoekt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf met voorwaarden, en een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft explosieven te koop aangeboden en deze vervolgens samen met de medeverdachte verkocht. Tijdens de verkoop kwam ter sprake dat de explosieven zouden worden gebruikt voor ‘automaten’, waarmee gedoeld werd op plofkraken, maar dat heeft hem er niet van weerhouden de explosieven af te staan en hierover verdere uitleg te geven. Verdachte heeft niet alleen een leidende rol gehad bij de overdracht zelf, maar ook bij de voorbereiding hiervan. Zo heeft hij onder de naam [Telegram-account verdachte] op een openbare Telegram-groep de explosieven voor een ieder te koop aangeboden. Dit terwijl algemeen bekend is dat explosies regelmatig voor schrik en ravages zorgen, en soms ook fatale gevolgen hebben. Verdachte heeft op geen enkel moment oog gehad voor deze mogelijke gevolgen en was enkel uit op financieel gewin. De onderhavige explosieven waren bovendien, in de woorden van de verkooppraatjes van verdachte zelf:
geen cobra troep, maar semtex.
Verdachte is steevast, ook ter zitting, blijven ontkennen dat hij achter het Telegram-account [Telegram-account verdachte] heeft gezeten. Verdachte heeft hiermee zijn eigen rol gebagatelliseerd. Hij heeft slechts bekend waar hij niet onder uit kon en dus geen openheid van zaken gegeven.
Daarnaast zijn in de auto van verdachte hard- en softdrugs gevonden, met daarnaast een grote hoeveelheid geld en diverse goederen zoals een weegschaal. Gelet op deze combinatie heeft het er alle schijn van dat verdachte zich niet alleen bezighield met de handel van explosieven, maar ook met de handel van hard- en softdrugs. Het is algemeen bekend dat het gebruik van drugs grote gezondheidsrisico’s met zich meebrengt voor de gebruikers hiervan. Bovendien gaat de handel in drugs vaak gepaard gaat met (zware) criminaliteit en ondermijning van de samenleving.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van munitie. Het ongecontroleerde bezit hiervan is onwenselijk. Wapens en munitie worden in het criminele circuit vaak gebruikt om ernstige strafbare feiten mee te plegen
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
- een uittreksel uit de Justitiële Documentatie over verdachte van 16 september 2024;
- een reclasseringsadvies van 29 januari 2025, opgesteld door J. Hoekstra, reclasseringswerker.
Justitiële documentatie
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder in 2023 is veroordeeld voor
onder meer de Wet wapens en munitie en in 2022 in Duitsland is veroordeeld in verband met
de illegale handel in verdovende middelen. Hier houdt de rechtbank in strafverzwarende zin
rekening mee.
Reclasseringsadvies van Reclassering Nederland
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte is begonnen met de opleiding maatschappelijke zorg en werk heeft gevonden als maaltijdbezorger. Verdachte lijkt voordeel te behalen uit het toezicht van de reclassering. Daarom wenst de reclassering de reeds bestaande bijzondere voorwaarden, waaronder het locatiegebod met EM, te handhaven.
Op te leggen straf
Voor de rechtbank ligt voor de strafoplegging het zwaartepunt bij het overdragen van de explosieven.
In beginsel is dit feit reden genoeg om een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Gelet op de rapportage van de reclassering en hetgeen ter terechtzitting is besproken, ziet de rechtbank, in het kader van speciale preventie, echter aanleiding om een groot gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Verdachte heeft zich sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 22 oktober 2024 gehouden aan de (bijzondere) voorwaarden, waaronder het locatiegebod met EM. Dit locatiegebod is een ingrijpende maatregel die de vrijheid van verdachte heeft beperkt. Hiermee is rekening gehouden bij het besluit om verdachte niet opnieuw in detentie te plaatsen.
Ook het overige toezicht van de reclassering is goed verlopen. Verdachte heeft er baat bij dat hij geregeld bij de toezichthouder van de reclassering over zijn werk, inkomen en vriendenkring moet komen praten. Verdachte volgt een opleiding en heeft een baan. De rechtbank acht het in het belang van zowel de samenleving als verdachte dat hij de positieve lijn kan voortzetten. Verdachte zal hier dan ook de kans toe krijgen. De rechtbank zal daarom de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering opleggen om verdachte te ondersteunen bij deze positieve ontwikkelingen. Het locatiegebod met EM is hierbij inbegrepen. Hoewel verdachte in zijn leven goede stappen heeft gezet, kan van een duurzame verandering nog niet worden gesproken. Meer zicht op betrokkene middels het locatiegebod met EM is daarom gewenst. Zodra de geconstateerde positieve veranderingen zich doorzetten, kan het locatieverbod met EM worden geschrapt. Dit is ter beoordeling van de reclassering.
Met de deels voorwaardelijke straf wordt bovendien beoogd verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (dergelijke ernstige) strafbare feiten te begaan.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 128 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Hiermee beoogt de rechtbank dat verdachte niet opnieuw vast komt te zitten.
De rechtbank zal tevens de door de officier van justitie gevorderde contactverbod met de medeverdachte als bijzondere voorwaarde opleggen. Contact tussen verdachte en de medeverdachte kan leiden tot het mogelijk voortzetten van criminele activiteiten. Het contactverbod is daarom noodzakelijk om te voorkomen dat verdachte en medeverdachte wederom (gezamenlijk) strafbare feiten plegen.
Tot slot, zal de rechtbank, om verdachte eens te meer duidelijk te maken en te laten voelen wat de consequenties zijn van de keuzes die hij heeft gemaakt en het strafwaardige van zijn handelen, de maximale taakstraf opleggen, voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien verdachte die taakstraf niet naar behoren uitvoert.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen, omdat het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf niet groter is dan de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Dadelijk uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt de handel in explosieven. De rechtbank is van oordeel dat de handel in explosieven kan leiden tot een gevaar voor personen. Explosies kunnen immers leiden tot ernstig letsel of verlies van levens. Gelet op voornoemde rapportages, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder de juiste hulp en begeleiding opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank vindt het daarom in het belang van de veiligheid van de samenleving dat de begeleiding en behandeling ook bij een eventueel in te stellen hoger beroep wordt voortgezet. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BESLAG

Volgens een beslaglijst van 27 december 2024 is beslag gelegd op:
  • 7 STK Munitie (Omschrijving: PL0900-2024200333-3369798);
  • 1 STK Patroon (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369798);
  • 1 STK Plakband (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369521);
  • 1 STK Weegschaal (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369797);
  • 1 STK Plakband (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369786);
  • 33 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369802);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369825);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369774);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369794);
  • 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3370083);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369810);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369823);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369793);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369795);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369815)
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman hoeft geen beslissing over de inbeslaggenomen goederen te volgen, omdat verdachte afstand doet van alle inbeslaggenomen goederen vermeld op de beslaglijst.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu de goederen in beslag zijn genomen op grond van artikel 94 Sv, dient – ongeacht of verdachte afstand heeft gedaan van de goederen – een beslissing te volgen.
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten de verdovende middelen en de munitie, onttrekken aan het verkeer. Met betrekking tot deze voorwerpen zijn de onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten begaan.
De rechtbank zal ook de overige in beslag genomen voorwerpen, te weten het patroon, de plakband en de weegschaal, onttrekken aan het verkeer. Het patroon is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De plakband en de weegschaal zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen. Deze goederen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging in zijn geheel toe te wijzen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte mogelijk een grote taakstraf zal moeten uitvoeren voor onderhavige feiten, en dat de toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging ertoe zal leiden dat verdachte te veel taakstrafuren moet verrichten, waardoor de uitvoering daarvan vrijwel onmogelijk zal worden. De raadsman heeft om die reden gevraagd de proeftijd te verlengen met één jaar.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Toewijzing 21-004913-22
Bij arrest van de meervoudige kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, van 25 juli 2023 (parketnummer 21-004913-22) is aan verdachte een taakstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. Verdachte heeft zich met de hiervoor bewezen verklaarde feiten tijdens zijn proeftijd schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Daarmee heeft hij de algemene voorwaarde overtreden. Feit 1 gaat bovendien om een zeer ernstig feit. De rechtbank gelast dan ook de tenuitvoerlegging van de 40 uren taakstraf. De rechtbank is van oordeel dat de combinatie van de 240 uren taakstraf en de 40 uren taakstraf bepaald niet zodanig belastend is dat de uitvoering ‘onmogelijk’ is. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte in staat is de taakstraf in een haalbare tijd te voltooien, met inachtneming van de gebruikelijke regelingen voor het verrichten van taakstraffen. Daarbij wordt er rekening mee gehouden dat verdachte niet fysiek of mentaal belemmerd is in het uitvoeren van de taakstraf.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie;
  • 2, 3, 10, 11 en 13a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar.
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
240 (tweehonderd en veertig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de
gevangenisstrafeen gedeelte van
128 (honderd en achtentwintig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd:
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachte [medeverdachte] (geboren op [1999] te [geboorteplaats] ), zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
  • zich zal melden volgens de reeds met hem gemaakte afspraken bij Reclassering Nederland op het adres Middendreef 293 te Lelystad, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zal deelnemen aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, aangeboden door Reclassering Nederland, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan verdachte zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op het verblijfadres: [adres] te [woonplaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatiegebod, zo lang de reclassering dit nodig acht. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft;
  • zich actief zal inzetten voor het (verkrijgen en) behouden van een gestructureerde dagbesteding, in de vorm van (on)betaald werk en/of opleiding. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een inkomen en dit inzichtelijk maakt voor de reclassering;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven, met uitzondering van het contactverbod, toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderd en veertig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
120 dagen hechtenis.
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 7 STK Munitie (Omschrijving: PL0900-2024200333-3369798);
  • 1 STK Patroon (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369798);
  • 1 STK Plakband (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369521);
  • 1 STK Weegschaal (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369797);
  • 1 STK Plakband (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369786);
  • 33 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369802);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369825);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369774);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369794);
  • 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3370083);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369810);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369823);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369793);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369795);
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2024200333-G3369815)
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21/004913-22
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 25 juli 2023 opgelegde voorwaardelijke
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
20 dagen hechtenis.
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. van Meer, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.L. Sterkenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 februari 2025.
Mrs. I.L. Gerrits en V.A. Groeneveld zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 2 juli 2024 te Dronten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een of meerdere pakketten bevattende een hoeveelheid flitspoeder, althans een vooralsnog onbekende explosieve stof, en/of een of meerdere
geïmproviseerde explosieve constructies, zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, zijnde geen explosief voor civiel gebruik, heeft overgedragen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juli 2024 te Dronten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een of meerdere pakketten bevattende een hoeveelheid flitspoeder, althans een vooralsnog onbekende explosieve stof, en/of een of meerdere geïmproviseerde explosieve constructies zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden, zijnde geen explosief voor civiel gebruik, heeft gehad;
feit 2:
hij op of omstreeks 2 juli 2024 te Dronten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 494,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of ongeveer 20,7 gram en/of 33 voorgedraaide joints, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens)
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3:
hij op of omstreeks 2 juli 2024 te Dronten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,79 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 4:
hij op of omstreeks 2 juli 2024 te Dronten, althans in Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7 scherpe patronen, van het merk Fiocchi van het kaliber 12, Fiocchi, zijnde munitie bestemd of geschikt om een projectiel door middel een scherpschietend vuurwapen kaliber 12 af te schieten, voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 oktober 2024, genummerd MD2R024096 met onderzoeksnaam BOTERBLOEM, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 293. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 18, 19 en 20.
3.Pagina’s 261 tot en met 264.
4.Pagina’s 1 en 2 (apart gevoegd met proces-verbaal nummer: PL0900-2024200333).
5.Pagina’s 4 tot en met 7 (apart gevoegd met zaaknummer 2024.07.11.130).
6.Pagina 63.
7.Pagina’s 251 en 252.
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 oktober 2024, genummerd MD2R024096 met onderzoeksnaam BOTERBLOEM, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 293. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
10.Pagina 52.
11.Pagina 8.
12.Pagina’s 78 en 79.
13.Pagina’s 82 en 83.
14.Pagina’s 85 en 86.
15.Pagina’s 88 en 89.
16.Pagina’s 244 en 245.
17.Pagina 249.
18.Pagina 250.
19.Pagina 19.
20.Pagina 113.
21.Pagina 33.