In deze zaak heeft eiser, die een gebruikte elektrische auto heeft gekocht bij een Duitse Mercedes Benz dealer, een subsidie aangevraagd op basis van de Subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren (SEPP). De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft deze aanvraag op 14 februari 2024 afgewezen, omdat de auto niet was aangeschaft bij een RDW-erkend autobedrijf. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit van 1 maart 2024 bevestigde de eerdere afwijzing. Eiser heeft hierop beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak op 14 februari 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. Na de zitting heeft de rechtbank direct uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden van de SEPP, die vereisen dat de auto gekocht moet zijn bij een RDW-erkend autobedrijf. Eiser betoogde dat de informatie op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) onduidelijk was, maar de rechtbank oordeelde dat de voorwaarden duidelijk waren en dat het aan de subsidieaanvrager was om deze te controleren voordat de aankoop werd gedaan.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser niet in aanmerking kwam voor de subsidie, omdat hij de auto niet bij een erkend autobedrijf had gekocht. De rechtbank wees erop dat het enkele feit dat eiser met de aankoop in lijn handelde met het doel van de SEPP, niet voldoende was om een uitzondering te maken. Eiser kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 februari 2025, en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.