ECLI:NL:RBMNE:2025:676

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
UTR 24/3025
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag elektrische auto door staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat

In deze zaak heeft eiser, die een gebruikte elektrische auto heeft gekocht bij een Duitse Mercedes Benz dealer, een subsidie aangevraagd op basis van de Subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren (SEPP). De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft deze aanvraag op 14 februari 2024 afgewezen, omdat de auto niet was aangeschaft bij een RDW-erkend autobedrijf. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit van 1 maart 2024 bevestigde de eerdere afwijzing. Eiser heeft hierop beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 14 februari 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. Na de zitting heeft de rechtbank direct uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden van de SEPP, die vereisen dat de auto gekocht moet zijn bij een RDW-erkend autobedrijf. Eiser betoogde dat de informatie op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) onduidelijk was, maar de rechtbank oordeelde dat de voorwaarden duidelijk waren en dat het aan de subsidieaanvrager was om deze te controleren voordat de aankoop werd gedaan.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser niet in aanmerking kwam voor de subsidie, omdat hij de auto niet bij een erkend autobedrijf had gekocht. De rechtbank wees erop dat het enkele feit dat eiser met de aankoop in lijn handelde met het doel van de SEPP, niet voldoende was om een uitzondering te maken. Eiser kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 februari 2025, en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3025

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. C. Cromheecke).

Inleiding

Eiser heeft een gebruikte elektrische auto gekocht bij een Mercedes Benz dealer in Duitsland. Voor de aanschaf van deze auto heeft eiser subsidie aangevraagd op grond van de Subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren (de SEPP). Deze aanvraag is op 14 februari 2024 door de staatssecretaris afgewezen, omdat eiser de auto niet heeft gekocht bij een RDW-erkend autobedrijf.
Met het bestreden besluit van 1 maart 2024 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiser heeft beroep ingediend tegen dit bestreden besluit. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 14 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank direct uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

1. Op grond van de SEPP kan subsidie worden gekregen voor de koop van een gebruikte elektrische auto. Eén van de voorwaarden voor het krijgen van subsidie is dat het moet gaan om een auto die is gekocht bij een door de RDW erkend autobedrijf. [1] Tussen partijen staat niet ter discussie dat eiser niet aan deze voorwaarde voldoet, omdat de Duitse Mercedez Benz autodealer waarbij hij zijn auto heeft gekocht, geen RDW erkend autobedrijf is. Eiser vindt echter dat deze voorwaarde hem niet mag worden tegengeworpen, omdat de informatie op de website onduidelijk en misleidend is. Daar staat namelijk alleen dat het om een autobedrijf moet gaan. De Mercedez Benz autodealer is een autobedrijf (en geen particulier) dus mocht eiser ervan uitgaan dat hij subsidie zou krijgen. Op de zitting heeft eiser daaraan toegevoegd dat hij met de aankoop in ieder geval in lijn met het doel van de SEPP handelt. Ook daarom zou hij subsidie moeten krijgen.
2. De rechtbank ziet dat anders. In de SEPP staan de subsidievoorwaarden. Daarin staat duidelijk dat de auto moet zijn gekocht bij een door de RDW erkend autobedrijf. Het is aan een subsidieaanvrager om de regels te checken voordat een auto wordt gekocht in de verwachting daarvoor subsidie te kunnen krijgen. Daarnaast vindt de rechtbank niet dat de informatievoorziening op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) onduidelijk of misleidend is geweest. Onder het kopje subsidievoorwaarden op de website staat namelijk:
“het autobedrijf waar u de auto kocht, heeft de RDW-erkenning Bedrijfsvoorraad”, met een hyperlink naar de website van de RDW waarop kan worden gecheckt of een autobedrijf is erkend.
3. Dat betekent dat de staatssecretaris aan eiser heeft mogen tegenwerpen dat hij zijn auto niet bij een RDW erkend autobedrijf heeft gekocht en daarmee niet heeft voldaan aan de voorwaarden om subsidie te krijgen. Het enkele feit dat eiser het overkoepelende doel van de subsidie heeft bereikt met de aanschaf van zijn elektrische auto, geeft daarnaast onvoldoende aanleiding om een uitzondering te maken. Eiser krijgt dus ongelijk. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
4. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. E.S. Dorsman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.2.1, eerste lid, in combinatie met artikel 1.1 van de SEPP.