ECLI:NL:RBMNE:2025:673

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
UTR 24/1898
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in kortdurend re-integratieverlof aanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 19 februari 2025, wordt het beroep van eiser, de Minister voor Rechtsbescherming, behandeld. Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor kortdurend re-integratieverlof. De rechtbank oordeelt dat zij kennelijk onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep. Dit oordeel is gebaseerd op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die vereisen dat een betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen bij het bestuursorgaan voordat hij in beroep kan gaan. De rechtbank legt uit dat de PI waar eiser gedetineerd is, niet onder de toepasselijkheid van de Awb valt voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende maatregelen. Hierdoor is de bestuursrechter niet bevoegd om het beroep te behandelen. De rechtbank verklaart zich onbevoegd en bepaalt dat het door eiser betaalde griffierecht wordt terugbetaald, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/1898

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,
en

Minister voor Rechtsbescherming, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag over kortdurend re-integratieverlof.

Overwegingen

1. De rechtbank is kennelijk onbevoegd om kennis te nemen van eisers beroep. Daarom doet zij uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom zij kennelijk onbevoegd is. Onder ‘kennelijk’ wordt verstaan dat er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 Awb.
3. Eiser heeft beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn aanvraag voor kortdurend re-integratieverlof bij de penitentiaire inrichting (PI) [locatie] .
4. Op grond van artikel 1:6, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn de hoofdstukken 2 tot en met 8 en 10 van deze wet niet van toepassing op de tenuitvoerlegging van andere vrijheidsbenemende maatregelen in een inrichting die in hoofdzaak bestemd is voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen. De PI [locatie] is een dergelijke inrichting. Eiser is een gedetineerde in de PI [locatie] . Het beroep niet tijdig beslissen van eiser gaat over het uitblijven van een besluit over kortdurend re-integratieverlof. Daarmee richt het beroep zich tegen de manier waarop de aan eiser opgelegde vrijheidsbenemende maatregel ten uitvoer wordt gelegd in de PI [locatie] . Dit betekent dat de hiervoor (onder 2) genoemde bepalingen over het beroep tegen het niet tijdig beslissen van een bestuursorgaan niet van toepassing zijn.
5. Dit betekent dat de bestuursrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep. De rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren.
6. Omdat de bestuursrechter onbevoegd is, zal het door eiser betaalde griffierecht worden terugbetaald. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van L. El Kabch, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.
de griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.