ECLI:NL:RBMNE:2025:6723

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 november 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
C/16/25/245 R
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van faillissement naar schuldsaneringsregeling in de zaak van een natuurlijke persoon

In deze zaak heeft [betrokkene] op 23 januari 2024 faillissement aangevraagd, waarna op 24 november 2025 een verzoekschrift is ingediend tot opheffing van het faillissement en gelijktijdige toepassing van de schuldsaneringsregeling. De curator, mr. [curator], heeft op 27 oktober 2025 advies uitgebracht over het verzoek. Tijdens de zitting op 17 november 2025 waren zowel [betrokkene] als de curator aanwezig. De curator heeft aangegeven dat er geen nieuwe schulden zijn ontstaan tijdens het faillissement en dat er aan de goede trouw toets is voldaan. Ondanks een grote belastingschuld, die grotendeels ambtshalve is, heeft de curator geen bezwaar tegen de omzetting naar de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden van artikel 288 lid 1 van de Faillissementswet is voldaan en dat er geen gronden zijn voor afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat [betrokkene] tijdens het faillissement een bedrag van € 6.383,97 heeft afgedragen aan de boedel, wat betekent dat de duur van de schuldsaneringsregeling kan worden verkort. De rechtbank heeft besloten de looptijd van de schuldsaneringsregeling vast te stellen op 9 maanden, rekening houdend met de afloscapaciteit van [betrokkene].

In de beslissing heeft de rechtbank het faillissement opgeheven, de faillissementskosten en het salaris van de curator vastgesteld, en de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Tevens is mr. R.W.J. van Veen benoemd tot rechter-commissaris en is mevrouw [beschermingsbewindvoerder 2] aangesteld als bewindvoerder. De rechtbank heeft ook verklaard dat eventuele beslagen ten laste van [betrokkene] vervallen zijn en heeft de bewindvoerder de opdracht gegeven om brieven en telegrammen te openen die aan [betrokkene] zijn gericht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/25/245 R
faillissementsnummer: F.16/24/34
Vonnis op grond van artikel 15 b Fw (toepassing schuldsaneringsregeling na opheffing faillissement) van 24 november 2025.
In de zaak van
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] (Syrië),
woonadres: [postcode 1] [woonplaats] , [adres] ,
handelend onder de naam [handelsnaam 1] ,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer 1] ,
voorheen handelend onder de naam [handelsnaam 2] ,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer 2] ,
[betrokkene] ,

1.De procedure

1.1.
[betrokkene] heeft een verzoekschrift ingediend tot opheffing van het op 23 januari 2024 uitgesproken faillissement van [betrokkene] onder het gelijktijdig van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling.
1.2.
De curator in het faillissement, mr. [curator] , heeft advies uitgebracht over het verzoek op 27 oktober 2025.
1.3.
[betrokkene] en de curator zijn opgeroepen om te worden gehoord op de zitting van
17 november 2025. Hierbij is [betrokkene] verschenen met zijn (beoogde) beschermingsbewindvoerder, mevrouw [beschermingsbewindvoerder 1] . De curator is eveneens verschenen met een collega, mevrouw [A] .

2.De beoordeling

2.1.
De curator heeft de rechtbank als volgt geadviseerd. Voor zover bekend heeft [betrokkene] geen nieuwe schulden laten ontstaan tijdens het faillissement en is aan de goede trouw toets voldaan. Er is een grote belastingschuld, maar deze is grotendeels ambtshalve. De curator heeft geen bezwaar tegen omzetting van het faillissement naar een Wsnp.
2.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op het bovenstaande, voldoende gebleken dat ten aanzien van [betrokkene] is voldaan aan het bepaalde in artikel 288 lid 1 Fw. en dat van een grond voor afwijzing van het verzoek niet is gebleken.
2.3.
Gelet op artikel 349a lid 1 van de Faillissementswet duurt de schuldsaneringsregeling normaal 18 maanden. In dit geval is [betrokkene] al eerder begonnen met geld te sparen voor zijn schuldeisers (de afdrachtverplichting), omdat hij tijdens het faillissement zijn afloscapaciteit heeft afgedragen aan de boedel. De duur van de schuldsaneringsregeling kan daarom korter zijn.
2.4.
[betrokkene] heeft tijdens het faillissement een bedrag van € 6.383,97 afgedragen aan de boedel. Zijn afloscapaciteit bedroeg tijdens het faillissement € 759,96 per maand. Omgerekend komt het er op neer dat [betrokkene] tijdens zijn faillissement ongeveer 9 maanden afloscapaciteit heeft afgedragen. Daarom zal de rechtbank de termijn van de schuldsaneringsregeling verkorten met 9 maanden.
2.5.
De rechtbank zal de faillissementskosten en het salaris van de curator vaststellen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
heft het faillissement van [betrokkene] op,
3.2.
stelt het bedrag van de faillissementskosten en het salaris van de curator in totaal, exclusief btw, vast op het saldo van de boedelrekening per datum van opheffing van het faillissement, vermeerderd met de op die rekening nog te boeken rente en de (eventueel) terug te vorderen btw, met dien verstande dat het salaris ten hoogste € 12.335,35 exclusief btw zal bedragen,
3.3.
spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] (Syrië),
woonadres: [postcode 1] [woonplaats] , [adres] ,
handelend onder de naam
[handelsnaam 1] ,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer 1] ,
voorheen handelend onder de naam
[handelsnaam 2] ,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer 2] ,
3.4.
benoemt tot rechter-commissaris mr. R.W.J. van Veen, lid van deze rechtbank,
en tot bewindvoerder mevrouw [beschermingsbewindvoerder 2] , [postadres] , [postcode 2] [plaats] ,
3.5.
stelt de looptijd van de schuldsaneringsregeling vast op 9 maanden;
3.6.
verklaart eventueel gelegd(e) beslagen(en) ten laste van [betrokkene] vervallen,
3.7.
geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan verzoeker gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Neijt en in het openbaar uitgesproken op
24+ november 2025.