ECLI:NL:RBMNE:2025:66

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
11107609
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor schade aan woning na sloopwerkzaamheden

In deze zaak vorderden [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] schadevergoeding van [gedaagde], een aannemer, wegens scheuren in de muren van hun woning die volgens hen het gevolg waren van fouten tijdens sloopwerkzaamheden uitgevoerd door [gedaagde] bij de buren. De werkzaamheden vonden plaats op 3 januari 2022. [eiser sub 1] c.s. stelde dat [gedaagde] zich niet aan de constructietekeningen had gehouden, wat leidde tot de schade. [gedaagde] betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat de scheuren het gevolg waren van werkzaamheden die de buren zelf hadden uitgevoerd. De kantonrechter oordeelde dat de deskundige, [onderneming 1], voldoende bewijs had geleverd dat de scheuren inderdaad het gevolg waren van de werkzaamheden van [gedaagde]. De kantonrechter wees de vordering van [eiser sub 1] c.s. grotendeels toe, waarbij [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van € 4.462,18 plus rente en de proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] onvoldoende verweer had gevoerd tegen de hoogte van de gevorderde herstelkosten en dat hij aansprakelijk was voor de schade aan de woning van [eiser sub 1] c.s. De proceskosten werden begroot op € 1.065,84, die ook door [gedaagde] moesten worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11107609 \ AC EXPL 24-1217
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,2. [eiseres sub 2] ,

beiden wonende in [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1] c.s.,
gemachtigde: mr. R.A.L.M. Oors (DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.),
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [handelsnaam],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. E.R. Jonker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief van 15 november 2024 van mr. Oors, met productie 13
- de e-mail van mr. Oors, met een compleet exemplaar van productie 3
- de mondelinge behandeling van 27 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
[eiser sub 1] c.s. was op de zitting, samen met mr. Oors. [gedaagde] en zijn echtgenote (mevrouw [naam 1] ) waren ook op de zitting.
1.3.
Daarna heeft de kantonrechter bepaald dat er een vonnis komt.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] heeft verbouwingswerkzaamheden uitgevoerd bij de buren van [eiser sub 1] c.s. (de familie [naam 2] ). Op 3 januari 2022 heeft [gedaagde] werkzaamheden verricht aan de achtergevel van hun woning. Volgens [eiser sub 1] c.s. heeft [gedaagde] hierbij fouten gemaakt: hij is afgeweken van de constructietekeningen. [eiser sub 1] c.s. stelt dat hierdoor scheuren zijn ontstaan in de muren van haar woning en vindt dat [gedaagde] onder andere de herstelkosten hiervoor moet betalen.
2.2.
[gedaagde] is het hier niet mee eens. Volgens hem heeft hij de werkzaamheden goed uitgevoerd en zijn de scheuren het gevolg van werkzaamheden die de familie [naam 2] zelf heeft verricht aan onder meer de badkamer.
2.3.
De kantonrechter geeft [eiser sub 1] c.s. grotendeels gelijk. [gedaagde] moet € 4.462,18 plus rente aan [eiser sub 1] c.s. betalen. Ook moet [gedaagde] de proceskosten van [eiser sub 1] c.s. vergoeden. Dit wordt hierna uitgelegd.

3.De beoordeling

3.1.
Het staat vast dat er scheuren zijn in de muren van de woning van [eiser sub 1] c.s. De vraag is of deze scheuren het gevolg zijn van de (sloop)werkzaamheden van [gedaagde] op
3 januari 2022. [eiser sub 1] c.s. stelt dat dit zo is en verwijst daarvoor onder meer naar het rapport van [onderneming 1] van 13 oktober 2023 en de nadere toelichting daarop van 10 april 2024.
Het rapport van [onderneming 1]
3.2.
[gedaagde] vindt dat er geen waarde kan worden gehecht aan het rapport van [onderneming 1] omdat de deskundige niet onpartijdig te werk is gegaan: hij heeft zijn conclusies grotendeels gebaseerd op de verklaringen van [eiser sub 1] c.s. en die van meneer [naam 3] (een andere buurman). Bovendien is hij niet betrokken bij de keuze voor de deskundige, zijn niet de juiste vragen gesteld aan de deskundige en heeft hij niet zijn zienswijze kunnen geven op het rapport.
3.3.
De kantonrechter oordeelt dat het rapport voor het bewijs gebruikt mag worden. Uit het rapport van [onderneming 1] blijkt dat de deskundige niet alleen is afgegaan op de informatie van [eiser sub 1] c.s. en/of buurman [naam 3] , maar zelf onderzoek heeft gedaan in de woning van [eiser sub 1] c.s. en zich een eigen oordeel heeft gevormd. Dat de deskundige hierbij óók de informatie van [eiser sub 1] c.s. en meneer [naam 3] heeft betrokken, is logisch want die informatie was er nou eenmaal. Daarnaast blijkt uit het rapport dat de deskundige [gedaagde] heeft uitgenodigd om bij het onderzoek in de woning aanwezig te zijn en dat [gedaagde] er ook bij is geweest, maar op een gegeven moment weer is vertrokken. Op zichzelf mocht [gedaagde] dat natuurlijk zelf weten, maar hij kan zich er nu niet meer op beroepen dat hij zijn zienswijze niet heeft kunnen geven; dat had hij tijdens het onderzoek in de woning kunnen en moeten doen.
3.4.
[gedaagde] heeft ook verweer gevoerd tegen de door [eiser sub 1] c.s. in de dagvaarding beschreven gang van zaken rondom de inschakeling van de deskundige. Uit die gang van zaken blijkt echter dat [gedaagde] voldoende de kans heeft gekregen zich hierover uit te laten. Daarnaast overweegt de kantonrechter dat de vraagstelling aan de deskundige misschien duidelijker had gekund, maar dat dit niet betekent dat het rapport van [onderneming 1] buiten beschouwing moet worden gelaten. Inhoudelijk gaat het rapport namelijk wel over de werkzaamheden die [gedaagde] heeft uitgevoerd.
3.5.
[gedaagde] heeft geen deskundigenrapport of andere documenten ingediend, waaruit blijkt dat de conclusies van [onderneming 1] niet kloppen. Hij heeft wel verwezen naar een deskundigenonderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van de familie [naam 2] . Volgens [gedaagde] ondersteunt dit rapport zijn versie van het verhaal. Maar [gedaagde] heeft dit rapport niet ingediend in deze procedure en hij heeft op de zitting gezegd dat hij het rapport niet heeft en ook niet zal krijgen. Zonder dat rapport kan de kantonrechter niet nagaan of deze stellingen van [gedaagde] kloppen. De kantonrechter gaat daarom uit van het rapport van [onderneming 1] .
[gedaagde] is aansprakelijk voor de schade aan de woning van [eiser sub 1] c.s.
3.6.
[gedaagde] heeft gesteld dat de scheuren het gevolg zijn van (sloop)werkzaamheden die de familie [naam 2] zelf heeft uitgevoerd. [gedaagde] heeft deze stelling niet met concrete gegevens onderbouwd en in het rapport van [onderneming 1] wordt deze lezing van [gedaagde] gemotiveerd weerlegd. De kantonrechter volgt [gedaagde] daarom niet in deze stelling.
3.7.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij het werk op 3 januari 2022 goed heeft uitgevoerd en dat het technisch gezien onmogelijk is dat de scheuren het gevolg zijn van zijn (sloop)werkzaamheden. Hij heeft ruim voldoende stempels geplaatst (12 in plaats van de geadviseerde 9), er zijn geen scheuren ontstaan in de muren van de woning van de familie [naam 2] of van andere buren en in de woning van [eiser sub 1] c.s. zijn er ook scheuren aan de voorkant van de woning (terwijl [gedaagde] alleen aan de achterkant van de woning van de familie [naam 2] heeft gewerkt). Dat een woning scheef trekt, kan überhaupt niet: een woning kan hooguit naar onderen verzakken.
3.8.
De kantonrechter overweegt dat in het rapport van [onderneming 1] zes afwijkingen van het constructieplan zijn aangewezen, waarvan er vier direct gerelateerd zijn aan de scheurvorming in de woning van [eiser sub 1] c.s. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen deze constateringen van de deskundige. Daarmee staat vast dat de scheuren in de woning van [eiser sub 1] c.s. zijn veroorzaakt doordat [gedaagde] één of meer fouten heeft gemaakt bij de uitvoering van de (sloop)werkzaamheden op 3 januari 2022.
[gedaagde] moet € 4.462,18 plus wettelijke rente aan [eiser sub 1] c.s. betalen
3.9.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de door [eiser sub 1] c.s. gevorderde herstelkosten van € 4.250,- en ook niet tegen de kosten die [eiser sub 1] c.s. heeft moeten maken om vervangende werkruimte te huren (€ 212,18). Deze bedragen kunnen daarom worden toegewezen en de wettelijke rente hierover, waartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd, ook.
3.10.
[eiser sub 1] c.s. vindt dat [gedaagde] ook de kosten van [onderneming 1] (€ 1.827,60 inclusief btw) moet betalen en de kosten van een andere door [eiser sub 1] c.s. ingeschakelde deskundige ( [onderneming 2] , € 520,- voor twee rapporten van 31 januari 2022 en
25 november 2022). Daarnaast maakt [eiser sub 1] c.s. aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.11.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen deze posten en heeft aangevoerd – samengevat – dat de door de gemachtigde van [eiser sub 1] c.s. vóór het uitbrengen van de dagvaarding verrichtte werkzaamheden moeten worden beschouwd als voorbereidingshandelingen in het kader van de procedure en dat hij de buitengerechtelijke incassokosten daarom niet hoeft te vergoeden. Verder heeft [gedaagde] aangevoerd dat [eiser sub 1] c.s. een rechtsbijstandverzekering heeft en dat de kosten voor de deskundigen onder die verzekering vallen. [eiser sub 1] c.s. heeft hier niets meer tegen ingebracht. Het verweer van [gedaagde] slaagt daarom en de vordering van [eiser sub 1] c.s. wordt afgewezen voor zover het gaat over de buitengerechtelijke incassokosten en de expertisekosten.
3.12.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser sub 1] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 140,84
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 punten x tarief € 271,00)
- nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals
vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.065,84
3.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser sub 1] c.s. te betalen een bedrag van € 4.462,18 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 6 november 2023, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.065,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. Nicholson en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.