In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een teveel betaalde toeslag aan de verzoekster, die een bedrag van € 1.855,95 betreft over de periode van 6 september 2022 tot en met 4 december 2022. De verzoekster had op 15 juni 2022 een toeslag aangevraagd op haar doorbetaalde loon tijdens ziekte, maar het Uwv had bij de toekenning van deze toeslag per abuis geen rekening gehouden met de loondoorbetaling. Hierdoor werd de hoogte van de toeslag vastgesteld op het Ziektewet-dagloon van € 37,21 per dag.
Met een besluit van 16 maart 2023 heeft het Uwv de toeslag herzien naar € 9,94 bruto per dag, en met een besluit van 27 maart 2023 is de verzoekster geïnformeerd dat zij het bedrag van € 1.855,95 moet terugbetalen. De verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond in de beslissing op bezwaar van 8 september 2023. Hierop heeft de verzoekster beroep ingesteld, waarop het Uwv met een verweerschrift heeft gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst in afwachting van de afhandeling van een bezwaar van de verzoekster tegen een besluit van de gemeente Utrecht. Op 15 oktober 2024 heeft het Uwv het bezwaar van de verzoekster alsnog gegrond verklaard en van de terugvordering afgezien. De verzoekster heeft haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten en het griffierecht van € 50,- aan de verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. Es-de Vries en is openbaar uitgesproken op 9 januari 2025.