Overwegingen
1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar verzoek ingediend op 14 februari 2023. Verweerder erkent dat hij de beslistermijn ruimschoots heeft overschreden. Gelet hierop heeft verweerder ook al een besluit tot toewijzing van de op grond van artikel 4:17 van de Awb verbeurde dwangsom genomen.
4. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 2 oktober 2023 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken voorbij zijn gegaan.
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De standaardtermijn daarvoor bedraagt in beginsel twee weken na deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb). Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, derde lid, Awb). Verweerder heeft in het verweerschrift toegelicht dat de aanvraag van eiseres een actualiseringsverzoek op grond van de Wet natuurbeheer betreft en dat het besluit op deze aanvraag samenhangt met een besluit dat verweerder nog moet nemen op een andere aanvraag van eiseres. Die andere aanvraag gaat over een door eiseres ingediend actualiseringsverzoek op grond van de Wabo, waarbij de rechtbank bij uitspraak van 25 oktober 2024 (UTR 24/5838) heeft bepaald dat verweerder uiterlijk 1 september 2025 moet beslissen. Verweerder heeft in het verweerschrift toegelicht dat hij niet eerder kan besluiten dan 6 weken nadat op het actualiseringsverzoek is besloten en dat een kortere beslistermijn en rechterlijke dwangsom dit niet kan versnellen. De rechtbank sluit daarom aan bij de termijn die verweerder volgens zijn verweerschrift tenminste nodig heeft om op zorgvuldige wijze een besluit te kunnen nemen, namelijk zes weken ná 1 september 2025. Dat betekent dat verweerder uiterlijk 13 oktober 2025 moet beslissen op de aanvraag van eiseres.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de gegeven beslistermijn nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 453,50.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op om op uiterlijk 13 oktober 2025 alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 371,- aan eiseres moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2025.
de griffier is verhinderd deze uitspraak de rechter
te ondertekenen
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op: