5.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar op. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de verdachte moet worden veroordeeld voor de kosten die de staat heeft gemaakt om de drugs op te ruimen (de kostenmaatregel).
Bij het bepalen van deze straf en maatregel houdt de rechtbank rekening met de ernst de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee. Dit licht de rechtbank hieronder toe.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen grootschalig vervaardigen van ongeveer 101 kilo synthetische drugs en het aanwezig hebben van een zeer grote hoeveelheid synthetische drugs. Algemeen bekend is dat de productie van (en vervolgens ook handel in) synthetische drugs zeer schadelijk is voor de gezondheid van mensen, maar ook voor de samenleving vanwege de veiligheidsrisico’s en de risico’s op verontreiniging die daarmee gemoeid kunnen zijn. De verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de risico’s en de gevolgen van zijn handelen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank gekeken naar de uittreksel justitiële documentatie (‘strafblad’) van verdachte van 3 februari 2025. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Strafkader
Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten (LOVS). Deze oriëntatiepunten vermelden voor het vervaardigen en voorhanden hebben van de hoeveelheden harddrugs waar het in deze zaak om gaat forse gevangenisstraffen. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die worden opgelegd in zaken over synthetische drugs. De rechtbank weegt in strafverhogende zin mee dat het gaat om een enorme hoeveelheid synthetische drugs. Daarbij merkt zij op dat een deel van de drugs zich ook nog in restanten in zogenaamde speciekuipen bevond, die niet zijn meegerekend in de totale hoeveelheid, waardoor de hoeveelheid waar de verdachte voor wordt veroordeeld lager is dan daadwerkelijk lijkt te zijn aangetroffen. In strafverminderende zin weegt de rechtbank mee dat het erop lijkt dat de verdachte, die verder een blanco strafblad had, nog niet lang betrokken was bij het drugslab. In het strafdossier zitten aanwijzingen dat ook anderen dan de verdachte en zijn medeverdachten in het lab gewerkt hebben Ook weegt de rechtbank in strafverminderende zin mee dat de rol van de verdachte, ten opzichte van de medeverdachten, kleiner was. Zo was hij bijvoorbeeld niet betrokken bij het doen van aankopen voor de productie van de verdovende middelen. Ook was de verdachte aanzienlijk jonger dan zijn medeverdachten. Dat maakt dat hij ten opzichte van de medeverdachten, beïnvloedbaar was. De rechtbank twijfelt ook niet aan de verklaring van de verdachte dat hij met zijn handen in de chemicaliën zat (bij het uitwringen) en hij – kennelijk als enige – te maken kreeg met huidbeschadigingen en braken als gevolg daarvan. Ook dat onderstreept zijn kleinere rol.
Alles overwegende, is de rechtbank van oordeel dat, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar passend en geboden is. Een straf die gelijk is aan het voorarrest, zoals de verdediging heeft verzocht, doet geen recht aan de ernst van de feiten. Ook ziet de rechtbank in wat de verdediging heeft aangevoerd over de VI-regeling geen reden om een lagere straf op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de straf
Omdat de rechtbank een gevangenisstraf voor meer dan één jaar oplegt, merkt zij het volgende op. De gevangenisstraf zal volledig worden tenuitvoergelegd binnen de penitentiaire inrichting.
Maatregel Kostenverhaal
Op 1 juli 2022 is de Maatregel Kostenverhaal in werking getreden. De maatregel is van toepassing op strafbare feiten die na de inwerkingtredingsdatum worden opgespoord en vervolgd. De maatregel, opgenomen in artikel 13d van de Opiumwet, maakt het mogelijk dat de kosten die ten laste van de Staat komen in verband met de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of volksgezondheid, op vordering van het Openbaar Ministerie worden verhaald op degene die wordt veroordeeld ter zake van een in artikel 13d, lid 1, Opiumwet genoemd strafbaar feit dat in verband staat met het voorwerp.
De rechtbank stelt vast dat aan de vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. In het drugslab op het bedrijventerrein waren stoffen aanwezig die een ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving en/of voor de volksgezondheid en daarnaast heeft de Staat kosten gemaakt voor vernietiging daarvan.
Bij de stukken bevindt zich een Rapport Kostenmaatregel met een kostenoverzicht van [bedrijf] BV, die in opdracht van de politie kosten heeft gemaakt voor het ontmantelen van het drugslab, inclusief de afvoer van chemicaliën en restafval en het vernietigen van hardware. De rechtbank is van oordeel dat de kosten voldoende zijn onderbouwd en zijn aan te merken als kosten in de zin van artikel 13d van de Opiumwet. Uit het dossier blijkt tevens dat de factuur van [bedrijf] BV door de Staat is betaald. In totaal gaat het om een bedrag van € 14.394,44. De rechtbank veroordeelt in totaal vijf medeverdachten voor de vervaardiging van de synthetische drugs. Daarom zal het totaalbedrag onder deze vijf medeverdachten worden verdeeld. Dit betekent dat de verdachte wordt veroordeeld tot de betaling van een bedrag van € 2.878,88 De rechtbank ziet geen aanleiding om de kosten te matigen.
De rechtbank legt aan verdachte dus de verplichting op € 2.878,88 te betalen aan de Staat ter vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 13d van de Opiumwet. Indien dit bedrag niet wordt voldaan, kunnen 57 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.