ECLI:NL:RBMNE:2025:6499

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
11490201 e.v.
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht bij verkeersboetes en niet-ontvankelijkheid van beroep

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 december 2025 uitspraak gedaan in vier administratieve sanctiezaken die betrekking hebben op verkeersovertredingen uit 2023. De betrokkenen, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. I.N.D.J. Rissema, hebben beroep ingesteld tegen de ongegrondverklaring van hun administratief beroep door de officier van justitie. Tijdens de zitting op 18 november 2025 waren de betrokkenen en hun gemachtigde niet aanwezig, terwijl de officier van justitie vertegenwoordigd was. De kantonrechter heeft de zaken beoordeeld en vastgesteld dat de beroepsgronden van de gemachtigde, die voornamelijk bestonden uit een algemene ontkenning van de gedragingen, evident kansloos waren. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van misbruik van recht, aangezien de betrokkenen en hun gemachtigde geen onderbouwing voor hun ontkenning hebben gegeven en enkel de overschrijding van de redelijke termijn van berechting als argument aanvoerden. De kantonrechter concludeerde dat de beroepen niet-ontvankelijk verklaard moesten worden, omdat de bevoegdheid om beroep in te stellen misbruikt was. Tevens werd opgemerkt dat het misbruik van recht de behandeling van andere zaken vertraagt, wat ongewenst is. De kantonrechter heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat er geen kosten zijn gemaakt door de officier van justitie die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
zittingsplaats Utrecht
zaaknummers: 11490201, 11488516, 11457164, 11443958
CJIB-nummers: 259203412, 261828650, 259261332, 259161775
beslissing van de kantonrechter van 2 december 2025 en proces-verbaal van de zitting van 18 november 2025
inzake

[betrokkene 1] B.V., gevestigd in [vestigingsplaats] ;

[betrokkene 2]uit [plaats] ;
hierna te noemen: de betrokkenen,
gemachtigde: mr. I.N.D.J. Rissema.

Inleiding

Aan de betrokkenen zijn in totaal 4 administratieve sancties opgelegd van verschillende bedragen. De boetes zijn opgelegd voor verschillende verkeersovertredingen uit 2023.
De officier van justitie heeft de administratief beroepen van de betrokkenen ongegrond verklaard.
Tegen de beslissing van de officier van justitie hebben de betrokkenen beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De kantonrechter heeft de zaken behandeld op de zitting van 18 november 2025. De betrokkenen en hun gemachtigde waren niet aanwezig. Namens de officier van justitie was een zittingsvertegenwoordiger aanwezig.
De kantonrechter heeft het onderzoek op de zitting gesloten en twee weken later uitspraak gedaan.

Beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene heeft in alle 4 de zaken een gelijkluidend beroepschrift ingediend. Daarin staat steeds:

Namens betrokkene stel ik beroep in tegen de beslissing van de officier van justitie in de zaak met bovengenoemd CJIB-nummer.
Betrokkene ontkent de gedraging en verzoekt u om de op de zaak betrekking hebbende stukken, waaronder een foto van de gedraging, te verstrekken ingevolge artikel 11 lid 5 Wahv. Ook verzoekt betrokkene u om diens gemachtigde, na ontvangst van de hiervoor bedoelde stukken, een nadere termijn te verlenen voor het aanvullen van de gronden van dit beroep.
Voorts verzoekt betrokkene u om de officier van justitie te veroordelen om de proceskosten van de betrokkene te vergoeden.
2. In alle 4 de zaken heeft de griffier van de rechtbank de op de zaken betrekking hebbende stukken aan de gemachtigde verstrekt. In geen van de 4 zaken zijn daarna nog nieuwe beroepsgronden ingediend. En in geen van de 4 zaken is de ontkenning van de gedraging daarna nog nader onderbouwd. In alle 4 zaken heeft de gemachtigde later echter wel een brief gestuurd waarbij erop gewezen wordt dat niet binnen een redelijke termijn uitspraak is gedaan.
3. De kantonrechter ziet aanleiding om te beoordelen of sprake is van misbruik van recht namens de betrokkene.
4. Op grond van artikel 3:13, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (het BW) kan degene aan wie een bevoegdheid toekomt, deze niet inroepen voor zover hij deze misbruikt. Op grond van het tweede lid kan een bevoegdheid onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of ingeval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Op grond van artikel 3:15 van het BW vindt artikel 3:13 toepassing buiten het vermogensrecht voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daar niet tegen verzet.
5. Deze bepalingen brengen met zich dat de bevoegdheid om een bestuursrechtelijk rechtsmiddel in te stellen niet kan worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze bepalingen verzetten zich daarom tegen inhoudelijke behandeling van een bestuursrechtelijk rechtsmiddel dat misbruik van recht omvat en bieden een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig rechtsmiddel. Daarvoor zijn zwaarwichtige gronden vereist. Van misbruik van recht is sprake als een belanghebbende rechtsmiddelen heeft ingesteld waarvan hij geacht moet worden te weten dat die evident geen kans van slagen hebben. Van misbruik van recht is ook sprake als rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw. De kantonrechter verwijst naar de vaste rechtspraak hierover, bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3447.
6. De kantonrechter overweegt dat in alle 4 de zaken uit het zaaksoverzicht volgt dat de betreffende verkeersovertredingen door verbalisanten zijn vastgesteld. In 1 zaak heeft de betrokkene in zijn verklaring bij zijn staandehouding bovendien erkend dat hij de gedraging (rijden met een telefoon in zijn hand) heeft verricht. De enige beroepsgrond die de gemachtigde van de betrokkenen steeds aanvoert, is een algemene ontkenning van de gedragingen. In geen van de zaken is deze ontkenning onderbouwd of toegespitst op de gegevens uit het zaaksoverzicht. De gemachtigde is niet naar de zitting gekomen om de ontkenningen van de gedragingen toe te lichten. De kantonrechter oordeelt in iedere zaak dat deze beroepsgrond zonder toelichting evident kansloos is. De kantonrechter betrekt hierbij dat de beroepsgrond steeds is aangevoerd door een professionele rechtsbijstandverlener die veel ervaring heeft met dit soort zaken.
7. De gemachtigde heeft verder vooral de overschrijding van de redelijke termijn van berechting willen aankaarten. In het licht van de kansloze beroepen leidt dit tot het oordeel dat het voor de gemachtigde niet (meer) ging om de opgelegde boete, maar alleen (nog) over het verkrijgen van compensatie voor deze overschrijding en over de daaraan gekoppelde proceskostenveroordelingen. De forfaitair te vergoeden proceskosten zouden in deze zaken steeds € 907,- bedragen en dat bedrag zouden de betrokkenen aan de gemachtigde moeten betalen, gelet op de afspraken die zij hebben gemaakt in het kader van
no cure, no pay. Onder deze omstandigheden oordeelt de kantonrechter dat niet alleen sprake is van evident kansloze zaken, maar ook van het te kwader trouw gebruiken van de bevoegdheid om beroepen in te stellen en die beroepen te handhaven.
8. De kantonrechter komt tot de conclusie dat sprake is van misbruik van recht, waarbij het handelen van de gemachtigde is toe te rekenen aan de betrokkenen. De beroepen worden niet-ontvankelijk verklaard.
9. De kantonrechter stelt met de gemachtigde vast dat niet binnen een redelijke termijn uitspraak is gedaan, zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Grondwet. Omdat de kantonrechter niet toekomt aan de beoordeling van de sancties, volstaat hij met deze vaststelling. De kantonrechter merkt hierbij op dat er bij deze rechtbank duizenden zaken over verkeersboetes wachten op behandeling. Het is zeer ongewenst dat mensen zo lang moeten wachten op een uitkomst in hun zaak. Mensen die misbruik maken van het recht om naar de kantonrechter te stappen, zorgen ervoor dat andere mensen nog langer moeten wachten.
10. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Misbruik van recht is een reden om de betrokkenen te veroordelen in de kosten van de officier van justitie, maar het is niet gebleken dat de officier van justitie proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De kantonrechter verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is genomen door mr. K. de Meulder, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare zitting van 2 december 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.
de griffier, de kantonrechter,
H.A. van Gastel mr. K. de Meulder
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij
de rechtbank Midden-Nederland, Afdeling Strafrecht,
locatie Lelystad, o.v.v. Mulderzaken, postbus 2035, 8203 AA Lelystad.
Let u erop dat u of uw gemachtigde het beroepschrift heeft ondertekend.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in uw beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting vraagt waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum toezending proces-verbaal: