ECLI:NL:RBMNE:2025:6480

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
3 december 2025
Zaaknummer
602265 KG ZA 25-559
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over opzegging lidmaatschap van vereniging en verbod op bekendmaking

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door een vennootschap onder firma, hierna aangeduid als [eisers], tegen de Vereniging Hiswa Recron, hierna aangeduid als Hiswa. De aanleiding voor het kort geding is de opzegging van het lidmaatschap van [eisers] door Hiswa, welke opzegging op 25 september 2025 heeft plaatsgevonden en ingaat per 1 januari 2026. [eisers] betwist de rechtmatigheid van deze opzegging en heeft een beroep ingesteld bij het Scheidsgerecht, dat naar verwachting in januari 2026 de zaak zal behandelen. In het kort geding vordert [eisers] een verbod voor Hiswa om de opzegging bekend te maken aan leden of derden totdat er een definitieve uitspraak is gedaan door het Scheidsgerecht.

De voorzieningenrechter heeft op 26 november 2025 de mondelinge uitspraak gedaan. De rechter oordeelt dat de opzegging van het lidmaatschap niet onterecht lijkt te zijn, maar dat er wel een belang is voor [eisers] om te voorkomen dat de opzegging bekend wordt gemaakt voordat het Scheidsgerecht heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft daarom een gedeeltelijk verbod opgelegd aan Hiswa om de opzegging bekend te maken, terwijl de procedure bij het Scheidsgerecht loopt. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. De uitspraak is gedaan door mr. N.A.J. Purcell en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/602265 / KG ZA 25-559
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in het kort geding van 26 november 2025
in de zaak van
de vennootschap onder firma
1.
[eiser sub 1],
te [plaats] ,
2.
[eiser sub 2],
te [plaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. H.W.E. Vermeer,
tegen
VERENIGING HISWA RECRON,
te Leusden,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Hiswa,
advocaat: mr. S.J. van Susante.

1.De procedure

1.1.
De voorzieningenrechter beschikt over de volgende stukken:
- de dagvaarding en 4 producties (bijlage A t/m D) van [eisers] ,
- de conclusie van antwoord en 22 producties van Hiswa.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 26 november 2025 plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en op vragen van de voorzieningenrechter en op elkaar gereageerd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de voorzieningenrechter op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan. Die mondelinge uitspraak en de motivering daarvan zijn hieronder opgenomen in paragraaf 3 en 4. Paragraaf 2 is toegevoegd voor de duidelijkheid.

2.De kern van de zaak

[eisers] is een onafhankelijke scheepsexpert en als zodanig lid van Hiswa. Dit kort geding gaat over de opzegging door Hiswa van het lidmaatschap van [eisers] . Het door [eisers] gevraagde verbod om uitvoering te geven aan de opzegging van het lidmaatschap wordt afgewezen. Het verbod om de opzegging bekend te maken wordt wel gedeeltelijk toegewezen.

3.De beoordeling

3.1.
Hiswa heeft op 25 september 2025 het lidmaatschap van [eisers] opgezegd met ingang van het kalenderjaar 2026. Volgens [eisers] is deze opzegging onterecht. Hij heeft daar beroep tegen ingesteld. Dat beroep zal worden behandeld door het Scheidsgerecht, dat naar verwachting in januari 2026 de zaak zal behandelen en in februari 2026 uitspraak zal doen.
3.2.
[eisers] vordert in dit kort geding kort gezegd dat het Hiswa verboden wordt om uitvoering te geven aan de opzegging en die bekend te maken aan leden of derden, totdat onherroepelijk beslist zal zijn op zijn beroep.
Toetsingskader
3.3.
De reglementen van Hiswa voorzien in een procedure dat een lid, als zijn lidmaatschap wordt opgezegd, bij het Scheidsgerecht in beroep kan gaan. Daarmee biedt Hiswa een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang aan leden als het gaat over zo’n opzegging. Dat heeft tot gevolg dat ik me als voorzieningenrechter terughoudend moet opstellen. Ik ga niet over de vraag of de opzegging terecht was of niet; het Scheidsgerecht gaat daar over.
3.4.
Ik kan wel een voorlopige maatregel treffen. Om de voorlopige maatregel te kunnen treffen waar [eisers] om verzoekt – een tijdelijk verbod om uitvoering geven aan de opzegging - moet aan de volgende twee voorwaarden voldaan zijn:
ik moet aannemelijk vinden dat de opzegging niet ok is en het Scheidsgerecht tot het oordeel zal komen dat Hiswa het lidmaatschap onterecht heeft opgezegd en
[eisers] moet nu al duidelijk nadeel ondervinden van de opzegging.
Deze twee voorwaarden zijn communicerende vaten. Dat betekent dat er reden kan zijn om voorlopig in te grijpen als slechts in geringe mate aannemelijk is dat het Scheidsgerecht in het voordeel van [eisers] zal beslissen, maar wel duidelijk is dat [eisers] heel veel schade leidt. Of andersom. Ik moet naar beide omstandigheden kijken en moet kijken naar de samenhang daartussen.
Voorwaarde 1: niet aannemelijk dat de opzegging onterecht is
3.5.
Ik acht niet aannemelijk dat het Scheidsgerecht zal oordelen dat Hiswa het lidmaatschap van [eisers] ten onechte heeft opgezegd. Daarover had ik bij het voorbereiden van de zaak nog wel enige twijfel. Dat kwam omdat ik las dat [eisers] in juli 2025 heeft toegezegd dat hij zich zal houden aan de code die Hiswa hem in de brief van 20 juni 2025 heeft genoemd
“voor de duur dat nog niet onherroepelijk zal zijn beslist over de juistheid van het standpunt van Hiswa”. En juist vanwege (met name) die niet onvoorwaardelijke toezegging heeft Hiswa vervolgens opgezegd. Het klinkt alsof het standpunt van Hiswa en het standpunt van [eisers] over de CE-discussie nog aan de orde zullen komen bij de civiele rechter of het Scheidsgerecht, maar dat Hiswa van [eisers] verlangt dat hij onvoorwaardelijk toezegt zich aan de code te zullen houden, onder dreiging van opzegging, en hem daarmee dwingt om af te zien van zijn recht om zijn standpunt te laten beoordelen door het Scheidsgerecht of de civiele rechter. Als dat zo zou zijn, is er zeker wat op de opzegging aan te merken. Het is me echter niet gebleken dat dit het geval is, en wel vanwege de volgende drie redenen:
1. Toen [eisers] in zijn e-mailbericht van 4 juli 2025 reageerde op de brief van Hiswa van 20 juni 2025 was er helemaal nog geen concrete rechtsgang in beeld, zodat onduidelijk is door wie en wanneer
“onherroepelijk zal zijn beslist over de juistheid van het standpunt van Hiswa.
Of en aan wie die beslissing voorgelegd zou worden heeft de advocaat van [eisers] in dat bericht namelijk niet gezegd en je kunt het ook niet afleiden uit de context van dat moment. Hiswa heeft in haar mail van 8 juli 2025 dan ook begrijpelijkerwijs om verduidelijking gevraagd, van precies deze passage, maar het antwoord daarop van de advocaat [eisers] (9 juli 2025) is even vaag als de tekst in de eerste mail. Hij heeft niet gezegd om welke procedure het gaat, zodat mij niet gebleken is dat Hiswa [eisers] een bepaalde rechtsgang heeft willen ontzeggen.
2. Hiswa heeft in de brief van 20 juni 2025 veel argumenten aangedragen ter onderbouwing van haar standpunt, en [eisers] heeft daar nauwelijks op gereageerd en is het gesprek niet aangegaan. [eisers] geeft daarmee weinig handen en voeten aan zijn suggestie dat maar de vraag is of
het standpunt van Hiswajuist is.
3. Het standpunt van Hiswa in de CE-discussie was in de zaak van de eerste klacht al (ten minste gedeeltelijk) onderschreven door het Scheidgerecht. De gedachte dat het standpunt van Hiswa ook maar een standpunt was en dat nog volstrekt in de lucht hing wat een instantie als het Scheidsgerecht daarvan zou vinden, is dus ook onjuist.
Voorwaarde 2: de schade die [eisers] leidt als gevolg van de opzegging
3.6.
Dat het verlies van het lidmaatschap schadelijk kan uitpakken voor [eisers] is wel duidelijk, maar het gaat in dit kort geding alleen om de vraag of hij ook schade leidt over een beperkte periode, namelijk om de periode van nu totdat het Scheidsgerecht het beroep van [eisers] behandelt. Die procedure zal naar verwachting in februari 2026 zijn afgerond. [eisers] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in die periode schade leidt door de opzegging zelf. Daarvoor heeft hij te weinig aangevoerd.
3.7.
Over de schade die hij zal leiden als gevolg van de bekendmaking van de opzegging is [eisers] wel concreet geweest. Het gaat dan in het bijzonder om de mogelijke gevolgen van de bekendmaking op de ALV van morgen. Die bekendmaking zal negatieve gevolgen hebben voor zijn reputatie en daarmee naar het zich laat aanzien ook voor zijn inkomsten. Het is evident dat [eisers] er belang bij heeft dat de opzegging niet breed bekend wordt gemaakt voordat het Scheidsgerecht over de opzegging heeft beslist.
3.8.
Het belang van Hiswa bij die bekenmaking daarentegen is minder duidelijk. In algemene zin is het natuurlijk wel logisch dat een vereniging de opzegging van een lidmaatschap bekend maakt en ook is logisch dat dit gebeurt op een algemene ledenvergadering. Maar dat er een specifiek belang is om dit nu te doen, terwijl dat voor [eisers] schadelijk is, is mij niet gebleken. In haar conclusie van antwoord onder 45 zegt Hiswa daar wel het een en ander over, maar het daarin geschetste belang rijmt niet met wat Hiswa daar op zitting over heeft gezegd. Op mijn vraag wat er precies tijdens de algemene ledenvergadering gezegd zal worden over de opzegging van het lidmaatschap van [eisers] was het antwoord van Hiswa dat gezegd zal worden dat de reden van de opzegging is dat er discussie is over een gedragsregel. Dat is alles. Die mededeling dient dus
niethet belang dat het om een essentiële gedragsregel gaat waarvan alle leden nu al moeten weten dat niet naleving daarvan tot opzegging kan leiden. Op het punt van de bekendmaking weegt daarom het belang van [eisers] (voor hem is die behoorlijk schadelijk) zwaarder dan het belang van Hiswa (eigenlijk geen belang). Dat deze belangenafweging duidelijk in het voordeel van [eisers] uitpakt, geeft mij reden hier toch in te grijpen. Ook al acht ik (voorwaarde 1) niet heel aannemelijk dat het Scheidsgerecht de opzegging ongedaan zal maken.
Conclusie
3.9.
Ik zal daarom een deel van de eis toewijzen: alleen voor zover die ziet op de bekendmaking van de opzegging. En dat tot het moment dat het Scheidsgerecht een eindbeslissing heeft genomen op het beroep van [eisers] .
Proceskosten
3.10.
[eisers] krijgt deels gelijk en deels ongelijk. Ik zie daarin aanleiding de proceskosten te compenseren. Dat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verbiedt Hiswa haar besluit van 25 september 2025, houdende de opzegging van [eisers] lidmaatschap van Hiswa, bekend te maken aan haar leden en/of aan derden, zolang niet door het Scheidsgerecht is beslist op het door [eisers] tegen dat besluit ingestelde beroep,
4.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. N.A.J. Purcell en op 26 november 2025 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Dit proces-verbaal is opgemaakt en ondertekend door de voorzieningenrechter.