ECLI:NL:RBMNE:2025:647

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
UTR 23/5824
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen Hornbach Bouwmarkt (Nederland) B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft een verzoek van Hornbach Bouwmarkt om vergoeding van proceskosten na het intrekken van een eerder besluit door de verweerder. Verweerder had op 21 april 2023 een besluit genomen waartegen Hornbach in beroep was gegaan. Op 7 oktober 2024 heeft verweerder medegedeeld dat hij het besluit intrekt, wat leidde tot het intrekken van het beroep door Hornbach. Vervolgens heeft Hornbach verzocht om vergoeding van de proceskosten, waarop verweerder geen bezwaar heeft gemaakt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskosten van Hornbach door verweerder moeten worden vergoed, conform artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, rekening houdend met de waarde per punt en de wegingsfactor van 0,5, aangezien de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn ging. Daarnaast is verweerder ook veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 365,- aan Hornbach.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending. De beslissing is genomen door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier C.A.A.W. van der Heijden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5824

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2025 in de zaak tussen

Hornbach Bouwmarkt (Nederland) B.V., uit Houten, verzoekster,

(gemachtigde: mr. drs. E.C. Spiering),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: J. Marquenie).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op 28 november 2024 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 21 april 2023 een besluit genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 7 oktober 2024 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 21 april 2023 en dat hij dit besluit intrekt. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft op 28 november 2024 gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 907,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast. [1]
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 453,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan verzoekster te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1796.