3.3.2.Bewijsmiddelen
1) Op 5 september 2024 is [slachtoffer] als slachtoffer gehoord. Hierbij heeft hij verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 6 juni 2023 reed ik op mijn motor, met kenteken [kenteken] , dit betreft een BMW type K1200GT. Ik reed over de Reijgersdaalstraat, onder het spoorviaduct door. Dit wordt dan vervolgens de kruising met de Ambonstraat, Niasstraat en de Tempo Doeloestraat te Almere. De kruising is voorzien van een drempel.
Tussen de Reijgersdaalstraat en de Tempo Doeloestraat zat een grote rietkraag, hierdoor kon ik het verkeer van links niet zien. Ik ben de kruising opgereden en ik voelde dat ik werd geraakt. Ik werd wakker op straat. Ik had toen door dat ik aangereden was door een auto.
Toen ik wakker werd, zag ik dat mijn linkerbeen er vreemd bij lag. Later merkte ik op dat mijn linkerduim in een onlogische 90 graden hoek stond. Deze bleek later ook gebroken te zijn, net als mijn linkerbeen.
De dag hierna ben ik geopereerd aan mijn duim en been. Ik heb meerdere pinnen in mijn been en duim gekregen, omdat mijn scheenbeen op twee plaatsen gebroken was en het kuitbeen gebroken was. Mijn duim was tevens gebroken.
Mijn duim was na 6 weken weer genezen. Mijn been is tot op heden nog steeds niet hersteld.
2) Op 19 juni 2023 is door een chirurg een geneeskundige verklaring ingevuld, waarin is weergegeven, zakelijk weergegeven:
Uitwendig waargenomen letsel:
1. fractuur linker onderbeen
2. fractuur linker duim
Geschatte duur van de genezing: minimaal 3 maanden.
3) Op 28 augustus 2024 is door Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) een rapport ‘Beeldonderzoek naar de snelheid van een auto en een motorfiets naar aanleiding van een aanrijding op de Niasstraat in Almere op 6 juni 2023’ uitgebracht waarin het volgende is beschreven, zakelijk weergegeven:
Op basis van de aangeleverde beelden is een onderzoek uitgevoerd naar de snelheid van de auto en de motorfiets.
De gemiddelde snelheid van de auto over een afstand van ongeveer 50 meter, bedraagt naar verwachting tussen de 41 km/h en 49 km/h. Het is niet uit te sluiten dat de auto gemiddeld iets langzamer heeft gereden dan 41 km/h of iets sneller dan 49 km/h.
De gemiddelde snelheid van de motorfiets over een afstand van ongeveer 6 meter,
bedraagt naar verwachting tussen de 38 km/h en de 64 km/h. Het is niet uit te sluiten dat de motorfiets gemiddeld iets langzamer heeft gereden dan 38 km/h of iets sneller dan 64 km/h.
4) Op 25 september 2024 is een proces-verbaal verkeersongevalsanalyse opgemaakt waarin het volgende is beschreven, zakelijk weergegeven:
Bij dit verkeersongeval waren de volgende voertuigen betrokken:
Voertuig 1: personenauto
Fabrieksmerk : Audi
Type : A3
Kenteken : [kenteken]
Voertuig 2: motorfiets
Fabrieksmerk : BMW
Type :K1200GT
Kenteken : [kenteken]
Op 6 juni 2023 heeft er op het kruispunt gevormd door de Ambonstraat, Reijgersdaalstraat, Tempo Doeloestraat en de Niasstraat te Almere een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij een personenauto en een motorfiets betrokken waren. De bestuurder van de personenauto reed over de Tempo Doeloestraat gaande in de richting van de Ambonstraat. De bestuurder van de motorfiets reed over de Reijgersdaalstraat gaande in de richting van de Niasstraat. Op het genoemde kruispunt kwamen de personenauto en de motorfiets in aanrijding met elkaar. Als gevolg van het verkeersongeval heeft de bestuurder van de motorfiets zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Ter plaatse was het volgende verkeersteken van toepassing:
Ingevolge artikel 62 jo bord A1 van bijlage 1 van het RW 1990, waarboven het woord “ZONE” was aangebracht, bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid voor weggebruikers 30 km per uur.
Ingevolge artikel 15, lid 1 van het RW 1990 verlenen bestuurders op kruispunten voorrang aan voor hen van rechts komende bestuurders.
Wij zagen dat een rietkraag langs de Reijgersdaalstraat tot aan een viaduct het zicht, wat beide bestuurders op elkaar gehad konden hebben, belemmerde.
5) De verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 19 november 2025 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik reed daar, keek naar rechts en vooruit en toen was het ongeluk gebeurd. Ik zag hem ineens voor mij staan. Ik drukte wel op de rem, maar te laat. Het was geen bekende weg voor mij.
3.3.3.Bewijsoverwegingen
Wat kan worden vastgesteld?
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat de verdachte op 6 juni 2023 op de Tempo Doeloestraat in Almere een personenauto heeft bestuurd. Daarbij is zij de kruising met de Ambonstraat, Niasstraat en Reijgersdaalstraat opgereden. De toegestane snelheid op die straten bedroeg 30 kilometer per uur. De verdachte heeft daar te hard gereden, waarschijnlijk met een snelheid tussen de 41 en 49 kilometer per uur, maar dat kan ook iets langzamer of sneller zijn geweest. Op de Reijgersdaalstraat reed op dat moment het slachtoffer op zijn motor. Hij reed met een snelheid tussen de 38 en 64 kilometer per uur. Ook deze snelheid kan iets langzamer of sneller zijn geweest. Het zicht vanuit de Tempo Doeloestraat (waar verdachte reed) op de Reijgersdaalstraat (waar het slachtoffer reed) werd belemmerd door een rietkraag.
Voor de verdachte kwam het slachtoffer van rechts, waardoor zij hem voorrang had moeten verlenen. De verdachte heeft niet op tijd geremd en heeft het slachtoffer geen voorrang verleend, waardoor een botsing is ontstaan tussen beide. Het slachtoffer heeft daarbij een gecompliceerde beenbreuk en een duimbreuk opgelopen.
Vrijspraak primair (artikel 6 WVW)
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW moet de rechtbank vaststellen dat de verdachte schuld heeft in de zin van die bepaling. Er moet dan sprake zijn van (tenminste) in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig en/of onoplettend gedrag. Of sprake is van schuld, hangt af van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag, dat in strijd is met een of meer gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De officier van justitie heeft het verwijtbare gedrag van de verdachte in meerdere onderdelen ontleed (de gedachtestreepjes in de tenlastelegging), maar de rechtbank stelt vast dat deze onderdelen feitelijk voortkomen uit één gedraging, namelijk dat de verdachte te hard heeft gereden. Doordat de verdachte te hard heeft gereden, heeft zij haar motorvoertuig niet op tijd kunnen stoppen en heeft zij geen voorrang verleend aan het slachtoffer. Het overzicht op het kruispunt werd belemmerd door een rietkraag, waardoor naar het oordeel van de rechtbank voor de verdachte niet goed zichtbaar was dat er een weg van rechts was. Zij was ter plaatse niet bekend en was blijkbaar onvoldoende bedacht op de aanwezigheid van een weg van rechts. Door haar te hoge snelheid heeft zij die weg te laat opgemerkt. Uit de foto’s in het dossier en de openbare bron Google Maps, blijkt dat op de weg waar de verdachte reed voorafgaand aan het kruispunt telkens alleen zijstraten van links waren.
Wat eveneens een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de botsing is dat ook het slachtoffer waarschijnlijk te hard op het kruispunt is komen aanrijden. Het is daarom niet uitgesloten dat als de verdachte zich wel aan de toegestane snelheid had gehouden, er nog steeds een ongeluk had plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat het gedrag van de verdachte de drempel van het aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijden niet haalt. De verdachte heeft een verkeersfout gemaakt door te hard te rijden en door geen voorrang te verlenen aan het van rechts komende verkeer waardoor een aanrijding is ontstaan, maar deze verkeersfout levert in de omstandigheden van dit geval naar het oordeel van de rechtbank geen schuld op in de zin van artikel 6 WVW, zodat de verdachte van het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring subsidiair (artikel 5 WVW)
De rechtbank is wel van oordeel dat door het gedrag van de verdachte gevaar op de weg is veroorzaakt. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt, nu er door die gedraging een ongeval heeft plaatsgevonden waarbij [slachtoffer] letsel heeft opgelopen.
De advocaat heeft verzocht de afwezigheid van alle schuld uit te spreken, omdat de botsing is ontstaan mede door het gedrag van het slachtoffer die te hard en mogelijk zelfs veel te hard heeft gereden.
De rechtbank volgt de advocaat daarin niet.
Een automobilist moet zich altijd bewust zijn van mogelijke onverwachte situaties. In dit geval vroeg de wegsituatie, een woonwijk binnen de bebouwde kom, waarbij het zicht naar rechts belemmerd werd door een rietkraag, om alertheid.
Nu de verdachte te snel heeft gereden op deze weg, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van gevaarscheppend gedrag van de verdachte dat voldoende is voor een bewezenverklaring van artikel 5 WVW. Dat ook het slachtoffer te snel heeft gereden, neemt de schuld bij de verdachte niet weg.
De advocaat heeft verder bepleit dat uit de bewijsmiddelen niet afgeleid kan worden dat het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen, zwaar lichamelijk letsel is. De rechtbank ziet dat anders. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat het slachtoffer een breuk in zijn been en zijn duim had en dat de genezingsduur is geschat op minimaal drie maanden. Dit, samen met de verklaring van de verdachte bij de politie dat hij operaties heeft moeten ondergaan vanwege de breuken en dat er toen pinnen zijn geplaatst, vindt de rechtbank voldoende om het zwaar lichamelijk letsel bewezen te verklaren.