ECLI:NL:RBMNE:2025:6461

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
16-221809-25 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van een machinegeweer en munitie

Op 3 december 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een machinegeweer (AK-47) en 75 scherpe patronen van categorie III, in strijd met de Wet Wapens en Munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 december 2024 tot en met 5 augustus 2025 in Almere deze wapens voorhanden heeft gehad. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2025, waar de officier van justitie, mr. M. Kruit, de vordering heeft gedaan en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.J. van den Hoonaard, zijn standpunten heeft gepresenteerd. De rechtbank heeft de verdachte wettig en overtuigend bewezen verklaard dat hij de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, waarbij hij gedeeltelijk is vrijgesproken van de tenlastelegging voor de periode van 1 januari 2024 tot 1 december 2024, omdat er onvoldoende bewijs was voor het voorhanden hebben van de wapens in die periode. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de in beslag genomen wapens en munitie onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en het strafblad van de verdachte, die eerder is veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een voorwaardelijke straf, gezien de risico's die het ongecontroleerde bezit van vuurwapens met zich meebrengt voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16-221809-25 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 december 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [plaats] ,
nu gedetineerd in de [locatie] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kruit en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. van den Hoonaard, advocaat te Apeldoorn, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 1 januari 2024 tot en met 5 augustus 2025 in Almere een automatisch vuurwapen van categorie II Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad;feit 2
in de periode van 1 januari 2024 tot en met 5 augustus 2025 in Almere 75 scherpe patronen van categorie III Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het als feit 1 en als feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Wel dient verdachte, volgens de officier van justitie, partieel te worden vrijgesproken, namelijk ten aanzien van de periode van 1 januari 2024 tot 1 december 2024, omdat verdachte heeft verklaard dat hij het wapen en de munitie eind 2024 voorhanden heeft gekregen en het dossier geen bewijs bevat dat dit daarvoor al het geval was.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte bekent het wapen en de munitie voorhanden te hebben gehad vanaf eind 2024. Ten aanzien van de feiten refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Behalve met betrekking tot de tenlastegelegde periode: die verzoekt de verdediging, net als de officier van justitie, te verkorten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft beide ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 november 2025;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, van 5 augustus 2025 (pagina 10 van het procesdossier);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, van 7 oktober 2025, houdende het onderzoek aan en de categorisering van het onder verdachte in beslag genomen vuurwapen en de munitie (pagina 124 en 125 van het procesdossier).
Er zijn meerdere feiten bewezen verklaard. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarover deze gaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1in de periode van 1 december 2024 tot en met 5 augustus 2025 te Almere,
een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen, van het merk Zastava, type/model 70, kaliber 7.62x39mm,
zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren
voorhanden heeft gehad;
feit 2in de periode van 1 december 2024 tot en met 5 augustus 2025 te Almere,
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie,
te weten 75, scherpe patronen, van het merk Sellier & Bellot en Igman, kaliber 7.62x39mm,
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 en feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermaals gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Deze aanhouding heeft verdachte doen inzien dat hij op deze manier zijn leven niet langer wil inrichten. Hij beseft dat hij veel mensen verdriet heeft gedaan en wil dit in de toekomst voorkomen. Verdachte wil dan ook alle hulp aanvaarden. Hiervoor is een voorwaardelijk strafdeel nodig. Om die reden verzoekt de verdediging om een deel van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke zin op te leggen en daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een machinegeweer (AK-47) met bijbehorende munitie. Het behoeft geen betoog dat het voorhanden hebben van vuurwapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee brengt en het ongecontroleerde bezit ervan leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Dat die risico’s zich realiseren blijkt uit de veelheid van geweldsincidenten waarbij vuurwapens zijn gebruikt en (dodelijke) slachtoffers vallen. De rechtbank is daarom van oordeel dat tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng moet worden opgetreden. Dat klemt in deze zaak des te meer nu geen sprake is van een pistool of revolver, maar van een automatisch geweer; een wapen bedoeld om in korte tijd en snel achtereen veel doelwitten te kunnen raken. Een dergelijk wapen is levensgevaarlijk. Daar komt bij dat verdachte het wapen en de patronen buiten in de tuin had ‘verborgen’ – namelijk achter een tuinbankje – hetgeen de kans op ontdekking door een willekeurig persoon heeft vergroot met alle mogelijke gevolgen van dien.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 13 oktober 2025. Daaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder ook – weliswaar meer dan 5 jaar geleden – een veroordeling voor verboden wapenbezit.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met een reclasseringsadvies van 31 oktober 2025, uitgebracht door Reclassering Nederland. In dit advies staat dat de reclassering op verschillende leefgebieden risico’s signaleert. Zo beschikt verdachte al langere tijd niet over een structurele dagbesteding en ondanks goede voornemens, lukt het hem niet om hier verandering in te brengen. De reclassering twijfelt bovendien over de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte. Naar eigen zeggen heeft verdachte zijn oude criminele netwerk helemaal achter zich gelaten. Desondanks heeft de reclassering van de wijkagent vernomen dat verdachte nog regelmatig wordt gezien met mensen uit het criminele circuit. Gelet op positieve factoren – stabiele huisvesting en de steun van zijn moeder – in combinatie met de bereidheid van verdachte om hulp te aanvaarden, adviseert de reclassering een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
De straf
Oplegging van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf gebeurt met het doel om bij de veroordeelde een gedragsverandering teweeg te brengen. Daarvoor is nodig dat verdachte zich bereid verklaart zich aan die voorwaarden te houden en hulp te aanvaarden. Ondanks dat verdachte ter zitting heeft verklaard te zullen meewerken en aangeeft dat hij zijn leven nu écht wil veranderen, heeft de rechtbank niet het vertrouwen dat verdachte inderdaad wil breken met zijn criminele verleden. Zijn uitspraken lijken meer instrumenteel van aard dan voort te komen uit een intrinsieke motivatie tot een wezenlijke verandering. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding tot het opleggen van een deels voorwaardelijke straf.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de in beslag genomen voorwerpen te onttrekken aan het verkeer. Met uitzondering van de zakken plastic, kranten en de tas. Die dienen volgens haar verbeurd te worden verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft aangegeven de onder hem in beslag genomen auto en sleutelbos terug te hebben gekregen uit handen van de politie. Van de overige in beslag genomen goederen doet verdachte afstand.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onder verdachte zijn meerdere goederen in beslag genomen, te weten een wapen en munitie, een krant, een tas en zakken plastic, een auto, sleutels en een Apple iPhone. Het dossier bevat een bevestiging dat verdachte de sleutelbos retour heeft ontvangen van de politie. Dat beslag is daarmee afgehandeld. Dat is – ondanks de mededeling van verdachte – niet het geval bij de auto. Daarover en over de overige goederen dient daarom nog beslist te worden.
9.3.1
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- patroonhouders;
- munitie;
- het vuurwapen
onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot deze voorwerpen zijn de bewezen verklaarde feiten begaan.
9.3.2
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een krant;
- een tas;
- zakken plastic
verbeurd verklaren. Met behulp van deze voorwerpen is de opsporing van de bewezen verklaarde misdrijven belemmerd door het wapen en de munitie hierin te verbergen.
9.3.3
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een personenauto van het merk Peugeot 108, goednummer 3570867;
- een Apple iPhone, kleur zwart, goednummer 3570886
aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van deze voorwerpen kan worden aangemerkt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 36b, 36c, 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het als feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het als feit 1 en feit 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het als feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • een patroonhouder met goednummer 3569111
  • een patroonhouder met goednummer 3569112
  • munitie met goednummer 3569115
  • een vuurwapen met goednummer 3569117
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • een tas met goednummer 3569119
  • een krant met goednummer 3569120
  • een zak plastic met goednummer 3569124
  • een zak plastic met goednummer 3569126
  • een zak plastic met goednummer 3569127
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • een personenauto van het merk Peugeot 108, goednummer 3570867
  • een Apple Iphone, kleur zwart, goednummer 3570886.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. van Meer, voorzitter, mrs. S.C. Hagedoorn en J.A. Koorevaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. Lap, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 december 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 5 augustus 2025 te Almere, althans in Nederland,
een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen, van het merk Zastava, type/model 70, kaliber 7.62x39mm,
zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren
voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 5 augustus 2025 te Almere, althans in Nederland,
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie,
te weten 75, althans één of meer, scherpe patronen, van het merk Sellier & Bellot en/of Igman, kaliber 7.62x39mm,
voorhanden heeft gehad.