ECLI:NL:RBMNE:2025:646

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
UTR 24/6324
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen behandeld. Het besluit waartegen het beroep is ingesteld, is op 21 juni 2024 bekendgemaakt. Eiser heeft zijn beroepschrift echter pas op 9 oktober 2024 ingediend, wat te laat is volgens de wettelijke termijn van zes weken die is vastgesteld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat het niet nodig was; de zaak kon niet inhoudelijk worden behandeld vanwege de te late indiening.

Eiser heeft aangevoerd dat zijn vertraging te wijten was aan gezondheidsproblemen en persoonlijke omstandigheden, waaronder problemen binnen zijn bedrijf en huwelijk. Hij was veel van huis en ontdekte de beslissing op bezwaar pas op 24 augustus 2024. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze omstandigheden geen verschoonbare termijnoverschrijding opleveren. De rechtbank benadrukt dat van een burger verwacht mag worden dat hij tijdig juridische hulp zoekt om zijn belangen te behartigen, vooral in situaties waarin hij zelf niet in staat is om dit te doen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvond. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door rechter mr. J. Wolbrink en is openbaar uitgesproken op 10 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6324

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser] ,[plaats] , eiser,
(gemachtigde: mr. J.H.E. Wanrooij).
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder,
(gemachtigde: mr. M.S. Winkel).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 21 juni 2024.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 21 juni 2024. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 2 augustus 2024 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 9 oktober 2024. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser zegt dat hij te laat was vanwege gezondheidsproblemen en problemen binnen zijn bedrijf en huwelijk, als gevolg van de terugvordering in kwestie. Het liep daarom bij hem over. Hij is daarnaast vanaf 23 juni 2024 veel van huis geweest en trof de beslissing op bezwaar pas op 24 augustus 2024 aan.
5. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van eiser, ziet zij in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het dient voor rekening en risico van eiser te komen dat hij, indien hij daar zelf niet meer toe in staat was, zijn belangen niet heeft laten behartigen door derden. De rechtbank vindt dat van een burger mag worden verwacht dat hij (tijdig) juridisch hulp zoekt om de beroepstermijn veilig te stellen. Eiser had iemand anders kunnen vragen om hem te helpen of namens hem op de post te letten.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
7. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.