ECLI:NL:RBMNE:2025:646
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen behandeld. Het besluit waartegen het beroep is ingesteld, is op 21 juni 2024 bekendgemaakt. Eiser heeft zijn beroepschrift echter pas op 9 oktober 2024 ingediend, wat te laat is volgens de wettelijke termijn van zes weken die is vastgesteld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat het niet nodig was; de zaak kon niet inhoudelijk worden behandeld vanwege de te late indiening.
Eiser heeft aangevoerd dat zijn vertraging te wijten was aan gezondheidsproblemen en persoonlijke omstandigheden, waaronder problemen binnen zijn bedrijf en huwelijk. Hij was veel van huis en ontdekte de beslissing op bezwaar pas op 24 augustus 2024. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze omstandigheden geen verschoonbare termijnoverschrijding opleveren. De rechtbank benadrukt dat van een burger verwacht mag worden dat hij tijdig juridische hulp zoekt om zijn belangen te behartigen, vooral in situaties waarin hij zelf niet in staat is om dit te doen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvond. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door rechter mr. J. Wolbrink en is openbaar uitgesproken op 10 januari 2025.