ECLI:NL:RBMNE:2025:6436

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
16/000703-25
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor bedreiging van echtgenote en veroordeling voor vernieling en bedreiging van politieambtenaar

In deze strafzaak is de verdachte, geboren in 1975, beschuldigd van drie feiten: vernieling van een raam, bedreiging van zijn echtgenote en bedreiging van een politieambtenaar met een kruisboog. De feiten vonden plaats op 1 januari 2025. De rechtbank heeft de zaak op 14 november 2025 inhoudelijk behandeld. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf, terwijl de verdediging vrijspraak voor alle feiten verzocht. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de bedreiging van de echtgenote, waardoor de verdachte voor dit feit werd vrijgesproken. Wel werd bewezen dat de verdachte het raam van een GGZ-instelling had vernield en dat hij de politieambtenaar had bedreigd met de kruisboog. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn mentale gezondheidsproblemen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van het voorarrest, en werd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De rechtbank besloot ook over de in beslag genomen voorwerpen, waarbij de kruisboog en de pijlen aan het verkeer werden onttrokken, maar de bijl aan de verdachte werd teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Lelystad
Parketnummer: 16/000703-25
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 28 november 2025 in de strafzaak van:
[verdachte],
geboren op [1975] in [geboorteplaats] ,
verblijvende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 14 november 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. S. Mirshahi;
  • de advocaat van de verdachte: mr. I.A.C. van Mulbregt, advocaat in ’s-Gravenhage.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
feit 1
op 1 januari 2025 in [plaats] een raam van [instelling] heeft vernield;
feit 2
op 1 januari 2025 in [woonplaats] (gemeente Dronten) [slachtoffer] heeft bedreigd door met een bijl in haar woning te staan, te schreeuwen en/of haar en haar kinderen te verbieden de woning te verlaten;
feit 3
op 1 januari 2025 in [woonplaats] (gemeente Dronten) politieambtenaar [verbalisant] heeft bedreigd door met een kruisboog op hem te richten.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in de bijlage bij dit vonnis.

3.Het oordeel van de rechtbank

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte de feiten heeft gepleegd. De officier van justitie verzoekt de rechtbank de verdachte gedeeltelijk vrij te spreken van het gedeelte in de tenlastelegging van feit 2 dat inhoudt dat de verdachte het slachtoffer en haar kinderen heeft verboden de woning te verlaten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van de feiten 1 tot en met 3.
De advocaat van de verdachte voert verschillende verweren over het bewijs. Deze worden - voor zover van belang voor de beoordeling - hierna besproken onder de paragrafen 3.3.2.2 en 3.3.3.2.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 2 (bedreiging van [slachtoffer] )
De rechtbank overweegt eerst dat zij, samen met de advocaat van de verdachte en de officier van justitie, van oordeel is dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de omstandigheid dat de verdachte op 1 januari 2025 in zijn woning in [woonplaats] zijn vrouw en hun kinderen zou hebben verboden de woning te verlaten.
Wat wél uit het dossier naar voren komtis dat de verdachte in het bijzijn van zijn vrouw in diezelfde woning een bijl heeft vastgehouden en heeft geschreeuwd. De rechtbank overweegt dat die gedragingen naar hun aard op zichzelf zonder meer geschikt zijn om een strafbare bedreiging op te leveren. In dit specifieke geval maakt de context waarin de gedragingen zijn verricht deze onbeheerste uitval van woede en onmacht als bedreiging echter ongeloofwaardig. De rechtbank vindt daarbij de volgende omstandigheden van belang.
Uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting volgt dat bij de verdachte al langere tijd sprake was van (mentale) gezondheidsproblemen, waarvoor de verdachte niet de juiste hulp heeft gekregen. Verdachte is uiteindelijk op 27 december 2024 gedwongen opgenomen bij [instelling] in [plaats] . Nadat er frustraties bij de verdachte zijn ontstaan over de behandeling, is hij midden in de nacht weggelopen en van [plaats] naar zijn woning in [woonplaats] gelopen. Dit is een afstand van meer dan 30 kilometer. Toen de verdachte thuiskwam heeft hij voornoemde gedragingen verricht.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij, toen hij thuis aankwam, moe was en na de feestdagen een moment van rust wilde met zijn vrouw (het vermeende slachtoffer) en kinderen. Hij zou de bijl hebben vastgehouden, maar zijn vrouw daarmee niet hebben bedreigd. Hij wist dat de politie zou komen om hem mee te nemen en wilde de deur dichtklemmen door de bijl in de kier van de deur bevestigen. Daarmee wilde de verdachte de politie buitenhouden.
De rechtbank weegt verder mee dat de vrouw van de verdachte heeft verklaard dat hij de bijl pas pakte op het moment dat de politie bij de woning kwam en dat niet uit het procesdossier volgt dat het agressieve gedrag van de verdachte tegen zijn vrouw was gericht, terwijl zijn vrouw als enige slachtoffer is opgenomen in de tenlastelegging. De rechtbank wijst daarbij ook op het feit dat zij heeft verklaard dat zij geen enkel moment heeft gevreesd voor haar veiligheid, dat de verdachte alles doet voor haar en haar wil beschermen tegen ‘het kwaad’, dat in zijn ogen – gelet op zijn psychische gesteldheid – op dat moment de politie was. Daar komt nog bij dat het vermeende slachtoffer geen aangifte heeft gedaan van bedreiging.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat bij het vermeende slachtoffer niet de redelijke vrees heeft kunnen ontstaan dat verdachte daadwerkelijk gevolg zou geven aan zijn uitlatingen en/of gedragingen.
Dat betekent dat de rechtbank de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit zal vrijspreken, omdat geen sprake is van een bedreiging als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht.
3.3.2.1 Bewijsmiddelen feit 1 (onbruikbaar maken raam)
De rechtbank oordeelt dat feit 1 is bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen: [1]
Deverklaring van aangeefster[aangeefster] namens het slachtoffer [instelling] te [plaats] die in haar aangifte op 2 januari 2025 onder meer heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Sinds enige tijd verblijft er op [instelling] te [plaats] een cliënt genaamd [verdachte]
, geboren op [1975] . Deze cliënt zit bij [instelling] in een gesloten instelling. Op 1 januari 2025 kwamen medewerkers erachter dat [verdachte]
was ontsnapt. Er werd geconstateerd dat het raam van de kamer geheel
ontzet en geopend was. [2]
Deverdachteheeft op de zitting van 14 november 2025 onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 1 januari 2025 in mijn kamer in [instelling] een raam uit het kozijn getild.
3.3.2.2 Bewijsoverwegingen feit 1 (onbruikbaar maken raam)
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde vernieling. Door het raam uit het kozijn te tillen waren het raam en de kamer van de GGZ-instelling immers tijdelijk onbruikbaar voor hun bestemming. Voor de bewezenverklaring is niet vereist dat aan het raam blijvende schade is toegebracht.
3.3.3.1 Bewijsmiddelen feit 3 (bedreiging politieambtenaar [verbalisant] )
De rechtbank oordeelt dat feit 3 is bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen: [3]
Deverklaring van aangever[verbalisant] (politieambtenaar) die in zijn aangifte op 1 januari 2025 onder meer heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Pleegdatum: 1 januari 2025
Bij deze doe ik aangifte van bedreiging met de dood. De bedreiging werd gedaan in een woning te Biddinghuizen. De verdachte is genaamd [verdachte] , geboren op [1975] . Ten tijde van de bedreiging stond ik op de trap. Ik deed de deur open en zag [verdachte] op zijn bed in zijn slaapkamer liggen. Ik zag dat [verdachte] op zijn rug lag en mijn kant opkeek. Ik zag dat [verdachte] een grote kruisboog vasthad met zijn beide handen. Ik zag dat de kruisboog gericht was op mijn hoofd. Ik keek recht in de loop. Ik werd toen gelijk angstig en voelde mij ernstig bedreigd. Ik besloot per direct de trap af te rennen en samen met de collega's de woning te verlaten. [4]
Hetproces-verbaal van bevindingenwaarin onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende is gerelateerd:
Op 1 januari 2025 was ik verbalisant [verbalisant] in dienst van de politie Dronten. Ter plaatse zag hoorde ik [verdachte] schreeuwend zeggen: "je moet niet boven komen want dan ga je zien! Niet komen hoor." Ik keek toen de slaapkamer in en zag [verdachte] op het bed liggen. Ik zag dat [verdachte] op zijn rug lag. Ik zag dat [verdachte] een kruisboog vasthad. Ik zag dat hij deze kruisboog met twee handen vasthad. Ik zag dat de voorzijde van de kruisboog gericht was op mijn hoofd. Ik keek in de loop van de kruisboog. Ik schrok hier heel erg van. Ik weet nog dat de kruisboog groot van formaat was. Ik maakte mij gelijk uit de voeten. Ik voelde mij op dat moment angstig. Ik keerde snel om en rende de trap af. Ik voelde mij op dat moment ernstig bedreigd. Toen ik omkeerde en de trap afrende hoorde ik [verdachte] ook nog schreeuwen en hoorde dat [verdachte] richting de trap liep. Wij renden toen de woning uit. Hierna is de kruisboog in beslag genomen.. [5]
Deverdachteheeft op de zitting van 14 november 2025 onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 1 januari 2025 in mijn woning in [woonplaats] een kruisboog gepakt en de kruisboog op een politieambtenaar gericht.
3.3.3.2 Bewijsoverwegingen feit 3 (bedreiging politieambtenaar [verbalisant] )
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte een kruisboog op aangever heeft gericht. Anders dan de verdediging heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd, daadwerkelijk zou worden uitgevoerd. Deze bedreiging was van dien aard en onder zodanige omstandigheden gepleegd, dat bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte daadwerkelijk met de kruisboog op hem zou schieten. Ten slotte kan het handelen van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden geduid dan als een welbewust en intentioneel handelen, waarmee hij vol opzet heeft gehad op de bedreiging van aangever.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
feit 1
op 1 januari 2025 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een raam, toebehorend aan [instelling] , onbruikbaar heeft gemaakt;
feit 3
op 1 januari 2025 te [woonplaats] , gemeente Dronten, politieambtenaar [verbalisant] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een kruisboog op die [verbalisant] te richten.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
Kwalificatie
De bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4.2
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 220 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee (2) jaar, met als bijzondere voorwaarden, kort gezegd, een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (als dat nodig is) en een drugs- en alcoholverbod.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdediging wijst daarbij op de LOVS-oriëntatiepunten en de aard van de strafbare feiten. Daarnaast is de verdachte first offender en heeft hij meer dan zes maanden in voorlopige hechtenis doorgebracht. Ook is van belang dat de psycholoog en psychiater hebben geadviseerd om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren en dat de verdachte in het verleden altijd vrijwillig hulp heeft gezocht voor zijn problemen. De verdediging voert ten slotte aan dat de lange duur van het voorarrest maakt dat er geen ruimte meer is voor een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Ernst en omstandigheden van de feiten
Nadat de verdachte op 1 januari 2025 was weggelopen uit een GGZ-instelling, waarbij de verdachte een raam heeft vernield, heeft de verdachte zich in zijn woning schuldig gemaakt aan bedreiging van een politieambtenaar. Toen de verdachte bij zijn woning kwam, heeft zijn vrouw de politie gebeld, waarna de verdachte een kruisboog op één van de ter plaatse gekomen politieambtenaren heeft gericht. De verdachte heeft door zo te handelen de politieambtenaar angst aangejaagd en op ernstige wijze inbreuk gemaakt op zijn persoonlijke integriteit. Daarnaast heeft de verdachte door een raam te vernielen geen respect getoond voor de eigendommen van een ander.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van de verdachte kennisgenomen van:
  • een
  • een aanvullende
  • een
  • een
  • een
Uit het
uittreksel Justitiële Documentatieblijkt dat de verdachte recentelijk niet is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
In het
neuropsychologisch en neurologisch onderzoekkomt naar voren dat bij de verdachte sprake is van een neurocognitief profiel, gekenmerkt door stoornissen in aandacht, geheugen en taal, passend bij de context van een recent rechter hemisferisch infarct. Hoewel het zeer aannemelijk is dat de aangetoonde neurocognitieve stoornissen ten tijde van het tenlastegelegde in meerdere of mindere mate aanwezig waren, is het de vraag in hoeverre de stoornissen de gedragskeuzes en -gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde hebben beïnvloed. Het feit dat de executieve functies na de infarcten intact zijn gebleven, maken het niet aannemelijk dat de neurocognitieve beperkingen een wezenlijke rol hebben gespeeld bij het ontstaan van de ten laste gelegde gedragingen. De cognitieve problematiek heeft mogelijk in geringe mate de kwetsbaarheid doen toenemen en de psychische ontregeling versterkt in de aanloop naar het tenlastegelegde.
In het
psychologisch en psychiatrisch onderzoekconcluderen de deskundigen dat bij de verdachte, ook ten tijde van het tenlastegelegde, sprake is van een beperkte vasculaire neurocognitieve stoornis zonder gedragsstoornissen, een posttraumatische stressstoornis (in remissie tijdens onderhavig onderzoek), een persoonlijkheidsstoornis met paranoïde, borderline en narcistische trekken en een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis. Deze stoornissen hebben de gedragskeuzes en -gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed. De omschreven pathologie heeft een relatief grote rol gespeeld in de aanloop naar de ten laste gelegde feiten, waarbij met name de persoonlijkheidspathologie heeft gemaakt dat de verdachte niet in staat is geweest om op een adequate wijze om te gaan met de spanningen die hij heeft ervaren. Ten tijde van het tenlastegelegde lijkt de verdachte de spanningen tevens vanuit een behoefte aan rust op inadequate wijze op te lossen, enerzijds door middelengebruik en anderzijds door middel van dreigende uitlatingen. Er wordt geadviseerd om de ten laste gelegde feiten in enigszins verminderde mate toe te rekenen. De pathologie heeft de verdachte niet volledig belet om andere keuzes te maken in zijn handelen. Hierin lijkt voldoende ruimte te zijn geweest om in enige mate ook nog bewuste keuzes te maken. De kans op nieuw soortgelijk delictgedrag wordt door de deskundigen ingeschat op laag en bij spanningen op matig. Er wordt geadviseerd een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met als bijzondere voorwaarden een ambulante behandeling (met indien nodig een klinische detoxificatie) en controle op zijn middelengebruik.
De rechtbank neemt de conclusies van voornoemde deskundigen met betrekking tot de diagnose en de doorwerking daarvan over, op de in de rapportage genoemde gronden. De rechtbank concludeert dat het hiervoor bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend.
In het
reclasseringsadviesen het
aanvullende e-mailbericht van de reclasseringkomt naar voren dat er in het leven van de verdachte sprake is van stabiliteit op veel leefgebieden, zoals stabiele huisvesting en de betrokkenheid van zijn gezin. Als grootste risicofactoren ziet de reclassering het psychosociaal functioneren van de verdachte en zijn middelengebruik. Het risico op recidive en letsel wordt ingeschat op gemiddeld. De reclassering sluit zich grotendeels aan bij het interventieadvies van de psycholoog en psychiater en adviseert de oplegging van een (deel) voorwaardelijk strafdeel met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een drugs- en alcoholverbod. Daarnaast deelt de reclassering mee dat de huisarts van de verdachte momenteel geen noodzaak ziet in het opstarten van een behandeling, waardoor de reclassering, naast voornoemde bijzondere voorwaarden, als bijzondere voorwaarde een behandelverplichting (zonder kortdurende klinische opname) adviseert indien de reclassering dit nodig vindt.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf(maat) houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder deze feiten door de verdachte zijn begaan. De rechtbank houdt ten slotte rekening met de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten. Deze zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken. Het oriëntatiepunt voor meerderjarigen voor bedreiging door middel van het tonen van een steekwapen of een als zodanig aan te merken voorwerp is een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uur (omgerekend een gevangenisstraf van 60 dagen). De oriëntatiepunten noemen strafverzwarende omstandigheden die in een concreet geval reden kunnen zijn om in het nadeel van de verdachte van de oriëntatiepunten af te wijken. De rechtbank houdt in dat kader strafverzwarend rekening met de omstandigheid dat het feit is gepleegd tegen een politieambtenaar. Daarnaast heeft de rechtbank, naast de bewezen verklaarde bedreiging, een vernieling bewezen verklaard, waarvoor geen oriëntatiepunt beschikbaar is.
Gelet op alles wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, zal de rechtbank, anders dan de eis van de officier van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die korter is dan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dit brengt ook met zich mee dat de rechtbank geen ruimte meer ziet voor de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank merkt op dat zij er vertrouwen in heeft dat de verdachte, mocht dat nodig zijn, vrijwillig hulp zal zoeken, omdat hij dit in het verleden ook altijd gedaan heeft.
De rechtbank zal aan de verdachte een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van het voorarrest, opleggen.

6.In beslag genomen voorwerpen

6.1.
Lijst van in beslag genomen voorwerpen
Blijkens een ‘
Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijk beslagtitel’ van 2 januari 2025 is beslag gelegd op:
STK Kruisboog, nummer G3461004;
7 STK Pijl, nummer G3461008;
1 STK Bijl, nummer G3461012.
6.2.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie deelt mee dat de rechtbank geen beslissing hoeft te nemen over de in beslag genomen goederen, omdat de verdachte afstand van deze goederen heeft gedaan. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat er wel een beslissing moet worden genomen omtrent de in beslag genomen goederen, dan vordert de officier van justitie de goederen te onttrekken aan het verkeer.
6.3.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank teruggave te gelasten aan de verdachte van de in beslag genomen voorwerpen.
6.4.
Oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen kruisboog en pijlen, hierboven genoemd onder 1 en 2, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met behulp van het onder 1 genoemde voorwerp (de kruisboog) is het onder 3 bewezen verklaarde feit begaan. De onder 2 genoemde voorwerpen (de pijlen) zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten aangetroffen en kunnen bovendien dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan de verdachte van de, aan de verdachte toebehorende, in beslag genomen bijl, hierboven genoemd onder 3, omdat de verdachte van feit 2 zal worden vrijgesproken. Dit voorwerp is niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave.

7.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straffen en de beslissing op het beslag zijn gebaseerd op de artikelen 36b, 36c, 36d, 57, 285, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte feit 2 heeft gepleegd en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1 en 3 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het onder 1 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van twee (2) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
beslag[feit 3]
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Kruisboog, nummer G3461004;
  • 7 STK Pijl, nummer G3461008;
beslag[feit 2]
- gelast de teruggave aan de verdachte van het volgende voorwerp:
1 STK Bijl, nummer G3461012;
voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Koorevaar, voorzitter, mrs. A.J. Reitsma en S.M. van Meer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.B. Postma, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 november 2025.
De oudste rechter en jongste rechter zijn niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 1 januari 2025 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit/raam, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [instelling] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 2
hij op of omstreeks 1 januari 2025 te [woonplaats] , gemeente Dronten, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- met een bijl in de woning van die [slachtoffer] te staan en te schreeuwen;
- die [slachtoffer] en haar kinderen te verbieden de woning te verlaten;
feit 3
hij op of omstreeks 1 januari 2025 te [woonplaats] , gemeente Dronten, politieambtenaar [verbalisant] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een kruisboog op die [verbalisant] te richten.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer 2025000890, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 61A. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina’s 59 tot en met 61A.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer 2025000890, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 61A. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
4.Pagina 27.
5.Pagina’s 30 en 31.