ECLI:NL:RBMNE:2025:6335

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
11691646
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van overeenkomst wegens onduidelijke bestelknop in consumentenrecht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter op 26 november 2025 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde]. De zaak betreft de vernietiging van een overeenkomst die [gedaagde] had gesloten door het aanklikken van een bestelknop op het internet. De kantonrechter oordeelde dat de bestelknop niet voldeed aan de eisen van artikel 6:230v lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, omdat deze geen duidelijke mededeling bevatte dat de consument een betalingsverplichting aanging. Dit leidde tot de conclusie dat de overeenkomst volledig vernietigd moest worden, met terugwerkende kracht, waardoor [gedaagde] geen abonnementskosten hoefde te betalen.

De procedure begon met een tussenvonnis op 3 september 2025, waarin de kantonrechter al had overwogen dat [eiseres] niet voldeed aan de precontractuele informatieplicht. [gedaagde] had niet inhoudelijk gereageerd op de voorgenomen vernietiging, wat de kantonrechter deed besluiten dat hij zich hiertegen niet verzet. [eiseres] voerde aan dat de bestelknop in 2021 voldeed aan de eisen, maar de kantonrechter wees erop dat de wettelijke eisen al in 2014 waren vastgesteld.

Uiteindelijk werd de vordering van [eiseres] tot betaling van de hoofdsom afgewezen en werd [eiseres] veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [gedaagde]. In reconventie werd de vordering van [gedaagde] tot schadevergoeding afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De kantonrechter besloot dat [gedaagde] in reconventie ook in het ongelijk was gesteld, maar dat de proceskosten voor [eiseres] op nihil werden begroot, aangezien er geen noemenswaardig meerwerk was geleverd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11691646 \ MC EXPL 25-2674
Vonnis van 26 november 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Bazuin & Partners gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats]
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 september 2025;
- de akte van [eiseres] ;
- de akte van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De verdere beoordeling

In conventie
2.1.
In het tussenvonnis van 3 september 2025 heeft de kantonrechter overwogen dat [gedaagde] de overeenkomst met [eiseres] is aangegaan door middel van het aanklikken van een bestelknop op het internet. Die bestelknop bevat geen duidelijke mededeling dat de consument ( [gedaagde] ) met het aanklikken daarvan een betalingsverplichting aangaat. Daarmee is niet voldaan aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.2.
Verder heeft de kantonrechter overwogen dat [eiseres] niet heeft voldaan aan de precontractuele informatieplicht van artikel 6:230m lid 1 sub h BW en de informatieplicht van artikel 6:230v lid 1 en 7 BW, omdat – kort gezegd – [gedaagde] voor en na het sluiten van de overeenkomst niet correct is geïnformeerd over het herroepingsrecht.
2.3.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis aangegeven te overwegen de overeenkomst volledig te vernietigen, omdat de bestelknop niet voldoet aan de eisen. Beide partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
2.4.
[gedaagde] heeft niet inhoudelijk gereageerd op de voorgenomen volledige vernietiging van de overeenkomst. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat hij zich hiertegen niet verzet.
2.5.
[eiseres] heeft ten eerste aangevoerd dat [gedaagde] de totstandkoming van de overeenkomst en de automatische verlenging daarvan niet heeft betwist. Dit is juist. Dit doet echter niet af aan de verplichting van de kantonrechter om – ook als de consument hier niet om vraagt – te toetsen aan de consumentenbeschermende bepalingen, waaronder de regels over de bestelknop.
2.6.
[eiseres] heeft verder aangevoerd dat vernietiging niet gerechtvaardigd is, “aangezien in 2021 de voorwaarde aan de bestelknop overeenkomstig het bestelproces was”. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter vastgesteld dat op de bestelknop de woorden “BESTELLING BEVESTIGEN” staan. Dit voldoet niet aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW. De reactie van [eiseres] doet hier niet aan af. Voor zover [eiseres] bedoelt dat artikel 6:230v lid 3 BW in 2021, ten tijde van het sluiten van de overeenkomst, nog niet deze eisen aan de bestelknop stelde, dan is dit niet juist. De tekst van artikel 6:230v lid 3 BW dateert namelijk uit 2014.
2.7.
[eiseres] heeft tot slot aangevoerd dat vernietiging van de overeenkomst tot gevolg heeft dat [gedaagde] niet aan zijn verzekeringspolis (de kantonrechter begrijpt: van de verzekering van zijn auto) voldoet, waardoor [gedaagde] alsnog volledig aansprakelijk zal zijn voor eventuele bij de verzekeringsmaatschappij ingediende schades. De kantonrechter heeft geen inzage in de voorwaarden van een door [gedaagde] afgesloten autoverzekering, laat staan in de mogelijke gevolgen van het ontbreken van een overeenkomst die ziet op tracking-diensten voor de peilzender in de auto. Mocht de stelling van [eiseres] al juist zijn, dan is het aan [gedaagde] om zich te verzetten tegen vernietiging van de koopovereenkomst en dat heeft hij niet gedaan. De kantonrechter gaat daarom aan deze stelling van [eiseres] voorbij.
2.8.
De conclusie is dat de kantonrechter de overeenkomst volledig zal vernietigen. Vernietiging heeft tot gevolg dat de overeenkomst – met terugwerkende kracht – wordt geacht nooit te hebben bestaan. [gedaagde] hoeft daarom geen abonnementskosten te betalen. Dit betekent dat de vordering van [eiseres] tot betaling van de hoofdsom wordt afgewezen.
2.9.
In het tussenvonnis is overwogen dat de vorderingen tot betaling van rente en buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. De kantonrechter blijft hierbij.
2.10.
[eiseres] is in conventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagde] betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 50,00 aan verletkosten in verband met het eenmalig bijwonen van de rolzitting.
In reconventie
2.11.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter overwogen dat de door [gedaagde] gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen, omdat hij deze vordering onvoldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter blijft hierbij. [gedaagde] heeft na het tussenvonnis nog een aantal stukken overgelegd. Voor zover deze stukken dienen ter onderbouwing van de schadevergoedingsvordering dan neemt de kantonrechter die niet in behandeling, omdat [gedaagde] niet in de gelegenheid is gesteld om nog nadere stukken in te dienen.
2.12.
[gedaagde] is in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [eiseres] betalen. De kosten van [eiseres] in verband met de tegenvordering van [gedaagde] worden begroot op nihil, omdat het verweer tegen deze vordering geen noemenswaardig meerwerk heeft opgeleverd.

3.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 50,00, aan [gedaagde] te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan deze proceskostenveroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
in reconventie
3.3.
wijst de vordering af;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2025.
45353