In deze zaak heeft de gemeente Utrechtse Heuvelrug in kort geding een vordering ingesteld tegen de ontwikkelingsmaatschappij Bovenkwartier B.V. De gemeente vordert nakoming van contractuele verplichtingen die voortvloeien uit een anterieure overeenkomst, waarin Bovenkwartier zich verplichtte om een gebouw te slopen en een bankgarantie te stellen. De voorzieningenrechter heeft op 25 november 2025 geoordeeld dat Bovenkwartier moet voldoen aan deze verplichtingen, ondanks de stelling van Bovenkwartier dat zij niet over voldoende financiële middelen beschikt. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de gemeente toegewezen, met dwangsommen verbonden aan de nakoming. De gemeente heeft aangetoond dat er een spoedeisend belang is bij de sloop van het gebouw, dat momenteel overlast veroorzaakt. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van Bovenkwartier over financiële onmacht niet overtuigend geacht, en heeft geoordeeld dat de gemeente recht heeft op nakoming van de overeenkomst. De dwangsommen zijn vastgesteld op lagere bedragen dan door de gemeente gevorderd, maar zijn wel toegewezen. Bovenkwartier is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten vergoeden.