ECLI:NL:RBMNE:2025:63

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
UTR 24/560
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing handhavend optreden tegen walkasten voor walstroom

Op 14 januari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak UTR 24/560, waarin het beroep van eiseres en de omwonenden niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres, die verhuisd is, heeft geen procesbelang meer bij de beoordeling van haar beroep. De rechtbank oordeelt dat de gemachtigde van eiseres geen machtigingen van de omwonenden heeft overgelegd, waardoor het beroep van de omwonenden ook niet-ontvankelijk is. De zaak betreft een verzoek om handhavend optreden tegen walkasten voor walstroom, die zijn gerealiseerd voor een tijdelijk opvangschip. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning voor het schip was verleend voor een beperkte periode, en dat de walkasten na het vertrek van het schip zijn blijven staan. Eiseres en de omwonenden hebben verzocht om verwijdering van de walkasten, maar het college heeft het verzoek afgewezen. De rechtbank heeft het beroep niet inhoudelijk behandeld, omdat de indieners geen actueel belang meer hebben bij de uitspraak. De rechtbank heeft besloten dat het griffierecht niet wordt teruggegeven en dat er geen vergoeding van proceskosten wordt toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/560

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaak tussen

1) [eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.A.J. Versteeg (gemachtigde van eiseres)),
2)
47 anderenuit [woonplaats] , wiens namen in de bijlage van deze uitspraak staan (de omwonenden).
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, verweerder
(gemachtigden: Y. Dofferhof en R.A. Hanoeman).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Gemeente Nieuwegein, de gemeente
(gemachtigden: Y. Dofferhof en R.A. Hanoeman).

Inleiding

1. Deze zaak gaat over het beroep tegen de afwijzing van een verzoek om handhavend optreden tegen twee walkasten voor walstroom ter hoogte van het perceel [adres] in [plaats] .
1.1.
De walkasten zijn door de gemeente gerealiseerd ten behoeve van de stroomvoorziening van het schip ‘ [schip] ’. Voor het afmeren van dit schip heeft het college op 19 oktober 2022 een omgevingsvergunning verleend aan de gemeente. De omgevingsvergunning is verleend voor de periode van 1 november 2022 tot 1 maart 2023. Het schip is in die periode gebruikt als tijdelijke opvanglocaties voor asielzoekers.
1.2.
Op 31 mei 2023 heeft de gemachtigde van eiseres namens eiseres en de omwonenden aan het college verzocht om de gemeente te gelasten de walkasten te verwijderen. Volgens de indieners van het verzoek waren de walkasten toegestaan op grond van de tijdelijke omgevingsvergunning voor het opvangschip. Het opvangschip is na 1 maart 2023 vertrokken, maar de walkasten zijn blijven staan. Nu de walkasten niet zijn verwijderd en de gemeente niet beschikt over een omgevingsvergunning, is volgens de indieners sprake van een overtreding waartegen het college handhavend moet optreden.
1.3.
Het college heeft de gemachtigde van eiseres verzocht om binnen twee weken na datum van het verzoek de machtigingen van eiseres en van de omwonenden te overleggen. De gemachtigde van eiseres heeft binnen die termijn een machtiging van eiseres gedateerd 21 juni 2023 overlegd, maar geen machtigingen van de omwonenden. In het besluit van 4 juli 2023 (het primaire besluit) heeft het college vervolgens alleen beslist op het handhavingsverzoek voor zover ingediend namens eiseres.
1.4.
De gemachtigde van eiseres heeft namens eiseres en de omwonenden bezwaar tegen dit besluit ingesteld. Met het besluit van 19 december 2023 (het bestreden besluit) heeft het college beslist op het bezwaar voor zover ingediend namens eiseres en is het college bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.5.
Vervolgens heeft de gemachtigde van eiseres namens eiseres en de omwonenden beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 4 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de gemachtigden van het college en de gemachtigden van de gemeente.

Overwegingen

2. De rechtbank concludeert dat het beroep van zowel eiseres als van de omwonenden niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Ontvankelijkheid omwonenden
3. De gemachtigde van eiseres heeft het handhavingsverzoek mede namens de omwonenden ingediend. Iemand die namens een ander een verzoek indient, moet op verzoek met een machtiging aantonen dat hij daartoe bevoegd is. [1]
4. Het college heeft de gemachtigde van eiseres twee weken in de gelegenheid gesteld om met een machtiging aan te tonen dat hij bevoegd is om het verzoek mede namens de omwonenden in te dienen. Uit het primaire besluit blijkt dat hij geen machtigingen van de omwonenden heeft overlegd. Vervolgens heeft het college in het primaire besluit alleen beslist op het handhavingsverzoek voor zover ingediend namens eiseres.
5. Tegen het primaire besluit heeft de gemachtigde van eiseres bezwaar ingesteld namens eiseres en de omwonenden. In het advies van de bezwaarschriftencommissie staat dat op basis van de door de gemachtigde van eiseres toegezonden documenten is vastgesteld dat de gemachtigde van eiseres alleen gemachtigd is om bezwaar namens eiseres in te stellen. Het college heeft het advies van de bezwaarschriftencommissie in het bestreden besluit overgenomen. Dit betekent dat het college alleen heeft beslist op het bezwaar van eiseres en dus niet op het bezwaar van de omwonenden. Dit heeft het college ter zitting bevestigd.
6. Het bestreden besluit is dus niet gericht tot de omwonenden, zodat het niet mogelijk was om hiertegen namens de omwonenden beroep in te stellen. Het voorgaande heeft tot gevolg dat het beroep van de omwonenden niet-ontvankelijk is.
Ontvankelijkheid eiseres
7. De rechtbank beoordeelt een beroep alleen inhoudelijk, als de indiener van het beroep daarbij een actueel en reëel belang heeft. Het doel dat de indiener voor ogen staat moet met het beroep kunnen worden bereikt en moet van feitelijke betekenis zijn. Met andere woorden moet de uitspraak van de rechter voor de indiener van het beroepschrift daadwerkelijk iets veranderen. Als dat belang is vervallen, doet de rechtbank geen uitspraak alleen maar vanwege de principiële betekenis daarvan. [2]
8. Het college betoogt in het aanvullend verweerschrift dat eiseres geen belang meer heeft bij de beoordeling van haar beroep, omdat zij is verhuisd en niet meer in de omgeving van de walkasten woont. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting bevestigd dat eiseres is verhuisd, maar is van mening dat voor het bepalen van het procesbelang van eiseres de datum van haar beroep bepalend is en niet de zittingsdatum. Ten tijde van het instellen van het beroep was eiseres nog woonachtig in de omgeving van de walkasten.
9. De rechtbank volgt het standpunt van de gemachtigde van eiseres niet. Volgens vaste rechtspraak wordt procesbelang aangenomen wanneer de indiener van het beroep een actueel belang heeft bij de uitspraak van de rechter, omdat die uitspraak voor de indiener iets kan veranderen. De rechtbank is van oordeel dat eiseres als gevolg van de verhuizing geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Eiseres ondervindt namelijk geen gevolgen meer van de walkasten. Een uitspraak heeft voor haar geen feitelijke betekenis meer. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting toegelicht dat het procesbelang van eiseres ook niet mede is gelegen in schade als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming.
10. Het voorgaande betekent dat eiseres geen procesbelang heeft met als gevolg dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt het beroep daarom niet inhoudelijk. Eiseres en de omwonenden krijgen het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. S.N. van Ooijen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Lijst met namen omwonenden uit [plaats] .
[naam 1]
[naam 2]
[naam 3]
[naam 4]
[naam 5]
[naam 6]
[naam 7]
[naam 8]
[naam 9]
[naam 10]
[naam 11]
[naam 12]
[naam 13]
[naam 14]
[naam 15]
[naam 16]
[naam 17]
[naam 18]
[naam 19]
[naam 20]
[naam 21]
[naam 22]
[naam 23]
[naam 24]
[naam 25]
[naam 26]
[naam 27]
[naam 28]
[naam 29]
[naam 30]
[naam 31]
[naam 32]
[naam 33]
[naam 34]
[naam 35]
[naam 36]
[naam 37]
[naam 38]
[naam 12]
[naam 39]
[naam 40]
[naam 41]
[naam 42]
[naam 43]
[naam 44]
[naam 45]
[naam 46]

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 2:1, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 21 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:961, rechtsoverweging 6.