ECLI:NL:RBMNE:2025:6241

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
16/109141-25 & 16/228305-25 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bezit van cocaïne door minderjarige verdachte

Op 19 november 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die betrokken was bij een gewelddadige diefstal en het bezit van cocaïne. De zaak vond plaats in Lelystad, waar de verdachte op 27 december 2024 samen met anderen een iPhone 16 en € 1.700,- van slachtoffer 1 heeft gestolen. De diefstal ging gepaard met geweld, waarbij slachtoffer 1 letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. De verdachte, die al zeven en een halve maand in voorarrest had gezeten, kreeg een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 180 uur opgelegd. De vordering van de benadeelde partij werd deels toegewezen tot een bedrag van € 4.700,-. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen, maar oordeelde dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze gepleegd zijn, een zwaardere straf rechtvaardigden. De rechtbank besloot de voorlopige hechtenis op te heffen en legde bijzondere voorwaarden op ter begeleiding van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Lelystad
Parketnummers: 16/109141-25 & 16/228305-25 (gev. ttz.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 19 november 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [2006] in [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 5 november 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. F. Koolhof;
  • de advocaat van de verdachte: mr. J.A.C. van den Brink, advocaat in Almere;
  • de advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer 1] : mr. W. Vahl, advocaat in Barneveld.

2.Tenlastelegging

De rechtbank heeft de feiten die bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/109141-25 en 16/228305-25 genoemd worden, in die genoemde volgorde genummerd als feit 1 en feit 2. De beschuldiging over feit 1 is op de pro forma zitting van 18 juli 2025 gewijzigd.
De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
feit 1
op 27 december 2024 in Lelystad samen met anderen en met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een iPhone 16 en/of € 1.700,- van [slachtoffer 1] heeft gestolen, waarbij [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
dit is
subsidiairtenlastegelegd als openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg;
feit 2
op 9 april 2025 in Lelystad opzettelijk 3,25 gram cocaïne in zijn bezit heeft gehad.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage 1 bij dit vonnis.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte feit 1 primair en feit 2 heeft gepleegd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte van feit 1 volledig vrij te spreken. De advocaat van de verdachte voert daartoe verschillende verweren aan over het bewijs. Deze worden - voor zover van belang voor de beoordeling - hierna besproken onder paragraaf 3.3. Of de verdachte schuldig is aan feit 2 laat de advocaat aan het oordeel van de rechtbank over.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen feit 1 primair
De rechtbank oordeelt dat feit 1 primair is bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de bewijsmiddelen die in bijlage 2 van dit vonnis staan.
3.3.2
Bewijsoverwegingen feit 1 primair
Inleiding
Op 27 december 2024 vond in Lelystad een ontmoeting plaats tussen de aangever en getuige [slachtoffer 2] (hierna: de getuige) enerzijds, en de verdachte met drie onbekend gebleven personen anderzijds. Vaststaat dat de verdachte en de aangever via Telegram een afspraak hebben gemaakt, zodat de aangever vuurwerk van de verdachte kon kopen, waarvoor hij contant geld bij zich had. Ook staat vast dat de ontmoeting uitmondde in geweld, waarbij de aangever letsel opliep.
De verklaringen verschillen over wie het geweld heeft gebruikt en op welke manier dat is gebeurd. De aangever en de getuige stellen dat zij door vier mannen met messen en een kettingslot zijn aangevallen. De verdachte verklaart dat slechts één man geweld heeft gebruikt, terwijl hijzelf met twee anderen is weggerend voordat het geweld begon. Hij zou geen mes of kettingslot bij zich hebben gehad en evenmin bij een ander hebben gezien.
Betrouwbaarheid verklaringen aangever en getuige
De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van de aangever en de getuige betrouwbaar zijn en bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen die de aangever en de getuige bij de politie, en later bij de rechter-commissaris hebben afgelegd, op hoofdlijnen consistent zijn en elkaar hierin onderling ondersteunen. Ook vinden deze verklaringen op onderdelen steun in de verklaring van de verdachte en in andere bewijsmiddelen in het dossier, waardoor zij ook objectief verifieerbaar zijn.
Het is de rechtbank opgevallen dat de verklaringen van de aangever en de getuige op punten verschillen, zowel onderling als ten opzichte van hun eerdere verklaringen. Maar in de kern verklaren de aangever en de getuige consistent over een diefstal met geweld, gepleegd door in ieder geval vier personen. De verklaringen vinden ook steun in objectief bewijs. Zo ondersteunt het bij het slachtoffer geconstateerde letsel de omstandigheid dat geweld is gebruikt. Voor de overtuiging weegt mee dat uit het onderzoek naar de telefoon van de verdachte blijkt dat hij op internet zoektermen heeft ingevoerd met onder meer woorden als ‘overval lelystad’, ‘lelystad straatroof’, ‘2 mannen gewond geraakt’ en ‘steekincident griend 2024’. Deze zoektermen passen bij het incident en duiden erop dat er wel degelijk goederen zijn weggenomen, dat er een mes in het spel was en dat de verdachte hiervan op de hoogte was.
Verder oordeelt de rechtbank dat de verklaringen van de verdachte niet consistent zijn en geen steun vinden in andere bewijsmiddelen. Zo heeft de verdachte bij zijn eerste politieverhoor verklaard helemaal niets te weten van een mogelijke straatroof op 27 december 2024 en zich niet te herinneren wat hij die dag heeft gedaan, terwijl hij bij de RC heeft verklaard dat hij toen alleen een verkoopafspraak heeft gemaakt maar zelf niet ter plaatse is geweest. Tijdens de behandeling van de gevangenhouding in raadkamer heeft verdachte verklaard dat hij wel ter plaatse is geweest en dat er een gevecht is ontstaan nadat één van de jongens heel boos werd. Op de zitting van 5 november 2025 heeft hij weer verklaard dat hij heeft gehoord dat er ruzie ontstond maar dat hij al was weggelopen voordat het gevecht begon en hij het gevecht dus niet heeft gezien. Gezien het voorgaande vindt de rechtbank de verklaringen van de verdachte niet betrouwbaar.
Conclusie
De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van de aangever en de getuige. De rechtbank oordeelt dat hun verklaringen op wezenlijke punten betrouwbaar zijn, ook waar zij spreken over het gebruik van messen en een kettingslot, en is er op grond daarvan overtuigd dat een diefstal met geweld in vereniging heeft plaatsgevonden waarbij de verdachte als mededader betrokken was.
De rechtbank oordeelt tot slot dat het letsel van de aangever niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Het dossier bevat geen medische gegevens over mogelijk blijvend letsel, noch over de aard en noodzaak van eventueel medisch ingrijpen. Ter onderbouwing van het letsel heeft de benadeelde partij in zijn vordering een geschrift overgelegd waarin het letsel aan het oog van de aangever wordt beschreven. Het is echter niet duidelijk of dit geschrift is opgesteld door een medisch deskundige, zoals een optometrist, nu het overgelegde stuk afkomstig lijkt van een opticien. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
3.3.3
Bewijsmiddelen feit 2
De verdachte bekent dat hij feit 2 heeft gepleegd, zoals dit hieronder bewezen is verklaard. Gelet hierop volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert: [1]
  • de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 5 november 2025;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 9 april 2025;
- een kennisgeving van inbeslagneming van 9 april 2025; [3]
- een proces verbaal van onderzoek verdovende middelen van 16 april 2025, met daarbij als bijlage opgenomen de uitslag van het NFI-onderzoek. [4]
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
feit 1 primair:
op 27 december 2024 te Lelystad, tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon (iPhone 16) en een geldbedrag van 1700 euro, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- via Telegram Marketplace een afspraak te maken met die [slachtoffer 1] en
- vervolgens naar de afgesproken locatie te gaan met messen en
- de deur van de bestuurderskant open te trekken en
- een mes in de richting van [slachtoffer 2] te tonen en te zwaaien en- de woorden toe te voegen: 'waar is het geld' en
- tegen de benen van die [slachtoffer 2] te trappen en
- die [slachtoffer 1] tegen de auto te duwen en
- de woorden toe te voegen: 'geef dat kanker geld', en
- vuistslagen te geven tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] , waardoor die [slachtoffer 1] op de grond terecht is gekomen en
- met een kettingslot tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en
- een mes in de richting van die [slachtoffer 1] te tonen en te zwaaien,
welk geweld lichamelijk letsel, te weten een opgezwollen oog(kas), voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
feit 2
op 9 april 2025 te Lelystad, opzettelijk aanwezig heeft gehad 3,25 gram cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
KwalificatieDe bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
4.2
Strafbaarheid feiten en verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd met aanvullend:
  • een locatieverbod en -gebod, in combinatie met elektronische monitoring en
  • de voorwaarde dat het gebruik van een telefoon door de verdachte wordt gereguleerd, namelijk dat hij slechts één telefoon mag gebruiken en geen gebruik mag maken van Telegram en TikTok;
- een taakstraf van 200 uur, te vervangen door 100 dagen hechtenis als de verdachte deze taakstraf niet of niet goed uitvoert.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte voert aan dat de verdachte jong is, nooit eerder in een gevangenis heeft gezeten en dat het voorarrest van zeven maanden veel impact op hem heeft gehad. De verdachte wil zijn leven beteren. De advocaat heeft de rechtbank verzocht te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf met voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, en een taakstraf. De advocaat heeft de rechtbank verzocht om geen voorwaarde op te leggen over de telefoon van de verdachte.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van de feiten
Toen de aangever en de getuige naar de afgesproken locatie gingen in de veronderstelling dat zij vuurwerk zouden kopen, werden zij onverwacht aangevallen door vier personen. De aangever en de getuige moesten zich verdedigen, maar waren in de minderheid. Daarnaast waren de belagers gewapend, wat tot nog meer angst bij de aangever en de getuige moet hebben geleid. Het plotselinge en berekende geweld had één duidelijk doel: geld buitmaken. De verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven dat hij zich niet bekommerde om de gevolgen voor anderen. Als gevolg van het geweld heeft de aangever letsel aan zijn oog opgelopen, waarvan hij nog steeds hinder ondervindt. Ook heeft de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, waardoor van gewetensbesef geen sprake is.
Daarnaast had de verdachte twaalf bolletjes cocaïne in zijn bezit, en werd in zijn kamer een weegschaal aangetroffen. Dit doet vermoeden dat de verdachte zich ook bezighield met de handel in harddrugs, ondanks de schadelijke gevolgen daarvan voor de volksgezondheid en de criminaliteit die gepaard gaat met de handel in verdovende middelen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft over de persoon van de verdachte kennisgenomen van:
- het strafblad van de verdachte van 14 oktober 2025;
- een reclasseringsrapport over de verdachte van 9 juli 2025.
Justitiële documentatie
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij op 2 april 2025 is veroordeeld voor het bezit van vuurwerkgerelateerde goederen (categorie II, onderdeel 7 van de Wet Wapens en Munitie) tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 175 dagen voorwaardelijk. De rechtbank houdt hiermee in strafverzwarende zin rekening, nu de verdachte – ondanks deze veroordeling met een aanzienlijk voorwaardelijk strafdeel als waarschuwing – opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd.
Reclasseringsrapport
De reclassering constateert dat de verdachte, mede door de huidige hechtenis, meer gemotiveerd lijkt te raken om mee te werken aan interventies. Het is de reclassering beter gelukt om een open gesprek met de verdachte te voeren, nu hij zijn eigen aandeel in het handelen in vuurwerk erkent en de risico’s die daarmee gepaard gaan. De reclassering adviseert toezicht met verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder de mogelijkheid om tijdens het toezicht, indien noodzakelijk, te bepalen dat de verdachte begeleid moet gaan wonen.
Strafkader
Voor de rechtbank ligt voor de strafoplegging het zwaartepunt bij de diefstal met geweld in vereniging.
Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten. Deze zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken. Het oriëntatiepunt voor meerderjarigen voor een straatroof met licht geweld is, zonder dat sprake is van recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met:
  • de ernst van de het feit zoals hiervoor omschreven;
  • dat de diefstal in vereniging heeft plaatsgevonden;
  • dat gelet op de hiervoor genoemde eerdere veroordeling, sprake is van recidive en
  • dat de verdachte ook wordt veroordeeld voor het bezit van harddrugs.
De verdachte heeft inmiddels zeven en een halve maand in voorarrest vastgezeten. Hoewel het voorgaande maakt dat de feiten reden genoeg zijn om een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zal de rechtbank, gelet op de jonge leeftijd van de verdachte en omdat hij al wel een lange tijd in voorarrest heeft gezeten, anders beslissen. De rechtbank ziet, in het kader van speciale preventie, aanleiding om een groot gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Hiermee wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (dergelijk ernstige) strafbare feiten te begaan.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en omdat de rechtbank het zware letsel niet bewezen oordeelt, wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte, zonder de juiste hulp en begeleiding, wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, verklaart de rechtbank de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar.
De rechtbank zal niet de door de officier van justitie gevorderde locatieverbod en -gebod met elektronische monitoring opleggen als bijzondere voorwaarde. Er zijn volgens de rechtbank geen aanwijzingen dat er nog contact zal plaatsvinden tussen de verdachte en de aangever. Ook zal de rechtbank geen bijzondere voorwaarde opleggen die ziet op het gebruik van een telefoon door de verdachte, gelet op het gegeven dat onvoldoende duidelijk is geworden hoe dit praktisch vormgegeven dan wel gehandhaafd kan worden.
Tot slot, zal de rechtbank, om de verdachte eens te meer duidelijk te maken en te laten voelen wat de consequenties zijn van de keuzes die hij heeft gemaakt en het strafwaardige van zijn handelen, een taakstraf opleggen, voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien verdachte die taakstraf niet naar behoren uitvoert.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opheffen.

6.Vordering benadeelde partij

6.1.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 primair)
[slachtoffer 1] heeft zich gesteld als benadeelde partij en vordert de verdachte te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 11.875,- voor feit 1 primair, vermeerderd met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.875,- voor vergoeding van materiële schade en € 10.000,- voor vergoeding van immateriële schade (smartengeld).
De materiële schade bestaat uit de volgende onderdelen:
1. weggenomen geldbedrag: € 1.700-;
2. vergoeding voor het vervangen van de beschadigde jas en broek: € 175,-.
Verder verzoekt de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
6.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie laat de beslissing over de vordering van de benadeelde partij over aan het oordeel van de rechtbank. Wel heeft zij de rechtbank verzocht om bij een (gedeeltelijke) toewijzing te bepalen dat de vordering hoofdelijk wordt toegewezen en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.3.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, vanwege de bepleitte vrijspraak voor feit 1. Over de jas en de broek is volgens de advocaat niet gebleken waarom dit niet gereinigd had kunnen worden. Over de immateriële schade stelt de advocaat zich op het standpunt dat zwaar lichamelijk letsel en de psychische gevolgen van het ten laste gelegde feit onvoldoende zijn onderbouwd. Tot slot heeft de advocaat verzocht om bij een eventuele toewijzing van immateriële schade het bedrag sterk te matigen.
6.4.
Oordeel van de rechtbank
Materiele schade
Het gedeelte van de vordering dat ziet op het weggenomen geldbedrag is voldoende onderbouwd. De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek op de zitting vast dat deze schade in rechtstreeks verband staat met het onder feit 1 primair bewezenverklaarde. De rechtbank wijst dit deel van de vordering daarom toe.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de vergoeding voor het vervangen van de beschadigde jas en broek niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering is namens de verdachte betwist. De vordering bevat enkel foto’s van vervuilde en versleten kleding, maar onvoldoende is gebleken dat dit het gevolg is van het bewezenverklaarde. Evenmin is duidelijk of daadwerkelijk sprake is van schade, dan wel slechts van vervuiling die door het wassen van de kleding kan worden verholpen. Gelet hierop is de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing onvoldoende. De benadeelde partij krijgt geen gelegenheid om dit gedeelte van de vordering alsnog verder te onderbouwen, omdat dat leidt tot een te grote belasting van deze strafprocedure. De rechtbank bepaalt daarom dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in dit deel van de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Immateriële schade
Vergoeding van immateriële schade is op grond van art. 6:106 aanheft en sub b BW onder meer mogelijk als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. In dit geval staat vast dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het door de verdachte gepleegde strafbare feit. Gelet op de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegekend als schadevergoeding en rekening houdend met de zogenoemde Rotterdamse schaal, specifiek de categorie
gering oogletsel, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de ernst van het letsel, oordeelt de rechtbank dat een vergoeding van € 3.000,- billijk is. De rechtbank wijst dit deel van de vordering van de benadeelde partij daarom tot dat bedrag toe. De rechtbank wijst het meer gevorderde af.
Totale schade en wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 4.700,- toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 december 2024 tot aan de dag van volledige betaling.
Hoofdelijkheid
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat zowel de verdachte als zijn mededaders tegenover de benadeelde partij voor het hele toegewezen bedrag aansprakelijk zijn.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.700,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 december 2024 tot de dag van volledige betaling. Als de verdachte niet betaalt, zal deze verplichting worden aangevuld met 57 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling door de verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

7.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straffen en de schadevergoedingsmaatregel zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
  • artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
  • artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte feit 1 primair en feit 2 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair en feit 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvan
300 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de
gevangenisstrafeen gedeelte van
75 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat de verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd:
  • zich uiterlijk op 21 november 2025 bij Reclassering Nederland (Middendreef 293 te Lelystad) zal melden, en zich blijft melden zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, alleen als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan de verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze later te benoemen instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
  • zal deelnemen aan een gedragsinterventie die gericht is op verslaving, middelengebruik en cognitieve vaardigheden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De verdachte dient zich te houden aan de afspraken en aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door de trainer en/of begeleider aan de verdachte zullen worden gegeven;
  • zich actief zal inzetten voor het verkrijgen en behouden van een gestructureerde dagbesteding, in de vorm van betaald werk of in de vorm van een opleiding;
  • zal meewerken aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen door middel van urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest), waarvan de frequentie is te bepalen door de reclassering;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvan
180 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
90 dagen hechtenis;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 primair)
- wijst de vordering van [slachtoffer 1]
gedeeltelijk toetot een bedrag van
€ 4.700,-bestaande uit een vergoeding van € 3.000,- voor immateriële schade en een vergoeding van € 1.700,- voor materiële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2024 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander of anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, de verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde ten aanzien van de immateriële schade af;
- veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 4.700,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 57 dagen gijzeling;
- bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.Ş. Doğan, voorzitter, mrs. V.A. Groeneveld en S.M. van Meer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.L. Sterkenburg, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2025.
De voorzitter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage 1: de op de zitting van 18 juli 2025 gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte is na de wijziging van de tenlastelegging van feit 1 tenlastegelegd dat:
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 27 december 2024 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (Iphone 16) en/of een geldbedrag van ongeveer 1700 euro, in elk geval enig goed en/of geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- via Telegram Marketplace een afspraak te maken met die [slachtoffer 1] en/of
- vervolgens naar de afgesproken locatie te gaan met een of meerdere messen, althans scherpe en/of puntige voorwerpen, en/of
- de deur van de bestuurderskant open te trekken en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 2] te tonen en/of te zwaaien en/of
- de woorden toe te voegen: 'waar is het geld', althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- tegen de benen van die [slachtoffer 2] te trappen en/of
- die [slachtoffer 1] tegen de auto te duwen en/of
- de woorden toe te voegen: 'geef dat kanker geld', althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- een of meerdere vuistslagen te geven tegen het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] , waardoor die [slachtoffer 1] op de grond terecht is gekomen en/of
- met een ketting(slot), althans een hard voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 1] te tonen en/of te zwaaien,
welk geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten een opgezwollen oog(kas) en/of verminderd zicht met één oog , voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 27 december 2024 te Lelystad, openlijk, te weten op De Griend, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) pers(o)on(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 2] te tonen en/of te zwaaien en/of
- tegen de benen van die [slachtoffer 2] te trappen en/of
- die [slachtoffer 1] tegen de auto te duwen en/of
- een of meerdere vuistslagen te geven tegen het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] , waardoor die [slachtoffer 1] op de grond terecht is gekomen en/of
- met een ketting(slot), althans een hard voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 1] te tonen en/of te zwaaien,
terwijl dit door hem/hen gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig letsel, te weten een opgezwollen oog(kas) en/of verminderd zicht met één oog , voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
feit 2
hij op of omstreeks 9 april 2025 te Lelystad, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,25 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bijlage 2: de bewijsmiddelen van feit 1 primair
Verdachte heeft op
de zitting van 5 november 2025onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 27 december 2024 in Lelystad heb ik via Telegram met [slachtoffer 1] afgesproken om aan hem vuurwerk te verkopen. Drie personen zijn toen met mij meegegaan. Het klopt dat mijn telefoonnummer [telefoonnummer] is.
Uit de
aangifte van [slachtoffer 1] met fotobijlagen [5] van 27 december 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 27 december 2024 was ik samen met mijn vriend [slachtoffer 2] in Lelystad. Ik had op Telegram een advertentie gezien. Wij hadden afgesproken in Lelystad bij de Griend.
Ik zag een jongen, hij vroeg aan mij: "heb jij het geld bij je?" Ik liet toen het geld zien wat ik bij mij had. Hij wilde de deal maken en ik stapte uit de auto. Op het moment dat ik uit de auto stapte duwde hij mij tegen de auto aan. Ik zag drie andere jongens rennen richting mij.
Ik zag persoon 3 naar mijn vriend toe rende. Hij deed de deur van de auto open en schreeuwde "geef dat kanker geld". Persoon 2 en 4 kwamen op mij afgerend. Ik hoorde dat die personen zeiden: " geef dat kanker geld.". Persoon 1, 2 en 4 duwde mij constant tegen de auto. Persoon 1 en 2 begonnen op mij in te slaan in de richting van mijn gezicht. Ik zag van persoon 1 en 2 meerdere malen dat ze hun vuist balde en met een krachtige beweging richting mijn gezicht brachten. Ik voelde de vuisten tegen mijn gezicht aankomen.
Terwijl de personen mij vasthielden zag ik dat persoon 1 of 2 een mes pakte uit zijn zak. Persoon 1 of 2 was mij aan het steken met het mes richting mijn been. Gelukkig bleek later dat er alleen twee oppervlakkige krasjes op mijn been zaten, vermoedelijk door het mes.
Persoon 3 pakte mij bij mijn kraag en hij zei tegen mij: "pak en geef dat kanker geld." Het geld werd meteen uit mijn handen getrokken.
Ik zag dat persoon 3 bij mij kwam en ik zag en voelde dat hij mij begon te slaan. Ik voelde één klap in mijn gezicht op mijn rechter jukbeen. Door de klap viel ik op de grond. Op het moment dat ik op de grond viel zag ik dat persoon 3 voorovergebogen in mijn auto stond aan de bestuurderszijde. Ik voelde aan mijn oog en ik voelde toen dat mijn oog erg dik was. Mijn oog is opgezwollen en blauw.
Ik zag dat mijn telefoon niet meer in het middenconsole lag waar ik die had neergelegd. Er is een geldbedrag van mij gestolen. Mijn telefoon die gestolen is betreft een iPhone 16.
Uit een
aanvullend verhoor van aangever [slachtoffer 1] [6] van 15 mei 2025 volgt, zakelijk weergegeven:
De overval van 27 december 2024 in Lelystad ging om de verkoop van vuurwerk. Via Telegram Marketplace had ik contact met de verkoper. De jongen die jullie hebben aangehouden sloeg mij op enig moment met een kettingslot op mijn oog. Het geld dat is afgenomen ging om € 1.700, dit was wat ik had afgesproken voor de koop van het vuurwerk.
Uit een
proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] [7] van 27 december 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 27 december 2024 ging ik samen met mijn vriend [slachtoffer 1] naar Lelystad. Ik zag twee personen naar het raam van [slachtoffer 1] lopen. Ik zag bij de steeg waar deze personen vandaan kwamen lopen nog twee jongens staan.
Toen [slachtoffer 1] uitgestapt was, stonden er ineens drie personen bij hem. Ik zag dat persoon 3 naar mij toe kwam. Hij trok mijn deur open en ik zag dat hij een mesje pakte. Ik hoorde hem aan mij vragen waar het geld was. Hij begon toen wat met het mesje voor zich te zwaaien. Ik ben toen achterover gaan leunen in mijn stoel en heb hem toen door middel van te trappen met mijn benen, hem bij mij weg te houden. Het werd toen wat over en weer trappen van hem en van mij. Ik hoorde een hoorde een hoop geschreeuw en gerommel achter de auto. Ik zag [slachtoffer 1] met die andere personen staan vechten. Ik zag toen dat [slachtoffer 1] in elkaar zakte, waarop ik iemand hoorde roepen dat ze weg moesten wezen.
Ik zag dat [slachtoffer 1] toen naar de auto kwam, en hoorde hem aan mij vragen waar zijn telefoon was. Ik zag meteen dat [slachtoffer 1] een dik oog had.
Uit een
aanvullend proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] [8] van 15 mei 2025 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 27 december 2024 in Lelystad inzake de overval heb ik een kettingslot gezien.
Uit een
proces-verbaal van bevindingen [9] van 5 juni 2025 volgt, zakelijk weergegeven:
Ik heb de mobiele telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] en device name: iPhone van [verdachte] onderzocht. Het onderzoek aan de telefoon betreft de periode van 23 december 2024 tot en met 10 januari 2025. Ik deed een onderzoek naar de internet zoekgeschiedenis en zag de volgende zoektermen afkomstig van Safari:

hoeveel celstraf straatroof;

crimineel [verdachte] ;

Lelystad zware mishandeling;

2 mannen gewond geraakt Lelystad;

Lelystad straatroof;

melding straatroof Lelystad;

melding overval Lelystad;

Lelystad overval;

Lelystad steekincident Griend 2024.