In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de herziening en terugvordering van de AOW-toeslag van de overleden echtgenoot van eiseres. De echtgenoot ontving sinds juli 1998 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en daarnaast een inkomensafhankelijke AOW-toeslag. De Svb heeft de AOW-toeslag herzien omdat het inkomen van eiseres, die jonger is dan 65 jaar, was veranderd en boven het grensbedrag voor de AOW-toeslag uitkwam. Eiseres was het niet eens met deze herziening en terugvordering van € 10.556,04 en heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb de AOW-toeslag niet ten onrechte heeft herzien en teruggevorderd, omdat de echtgenoot van eiseres zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van de gewijzigde inkomenssituatie van eiseres. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de bijzondere omstandigheden en de financiële gevolgen van de terugvordering, niet overtuigend geacht. De Svb had al eerder kunnen onderkennen dat eiseres inkomsten ontving, maar heeft de terugvordering gematigd tot 50% vanwege de lange periode dat de echtgenoot verzorgd is geweest en het tijdsverloop sinds de laatste informatieverstrekking. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen dringende redenen zijn om de herziening verder te matigen en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de AOW-gerechtigde om wijzigingen in het inkomen door te geven en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting. Eiseres krijgt geen gelijk en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De rechtbank heeft ook informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.