In deze zaak was eiseres eigenaresse van een chalet op een recreatiepark en had zij haar chalet te koop aangeboden. Gedaagden toonden interesse, maar besloten uiteindelijk om niet tot koop over te gaan. Eiseres stelde dat er op 17 juni 2023 een mondelinge koopovereenkomst was gesloten, ondanks dat deze niet schriftelijk was vastgelegd. Eiseres meende dat gedaagden onrechtmatig handelden door de onderhandelingen af te breken, omdat zij gerechtvaardigd vertrouwen hadden gewekt dat de koopovereenkomst tot stand zou komen. Eiseres vorderde schadevergoeding van € 12.138,00, wat het verschil was tussen de verkoopprijs aan een ander en de prijs die met gedaagden was afgesproken, plus een bedrag aan staangeld. Gedaagden betwistten de mondelinge overeenkomst en stelden dat zij niet onrechtmatig hadden gehandeld door de onderhandelingen af te breken. De kantonrechter wees de vorderingen van eiseres af, oordelend dat gedaagden de vrijheid hadden om van de koop af te zien, omdat er geen schriftelijke overeenkomst was. De kantonrechter benadrukte dat de wet vereist dat de koop van een woning schriftelijk moet worden vastgelegd, en dat gedaagden daarom niet schadeplichtig waren. Eiseres werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten betalen.