ECLI:NL:RBMNE:2025:6181

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
18 november 2025
Zaaknummer
16-353515-24 en 16-019520-25 (t.t.z. gevoegd)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, bedreiging en smaad door ex-echtgenoot met opgelegde werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 19 november 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-echtgenote heeft belagen, bedreigd en smaad heeft gepleegd. De zaak werd behandeld in Utrecht, met parketnummers 16-353515-24 en 16-019520-25. De verdachte, geboren in 1966, heeft in de periode van 29 september tot en met 4 november 2024 herhaaldelijk bedreigende berichten gestuurd via WhatsApp en heeft zijn ex-echtgenote gestalkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en bedreiging, en heeft hem veroordeeld tot een werkstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast is er een contact- en locatieverbod opgelegd, dat direct uitvoerbaar is. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte € 3.723,26 aan schadevergoeding moet betalen aan de benadeelde partij, die psychisch letsel heeft opgelopen door het gedrag van de verdachte. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn bipolaire stoornis, en de impact van zijn gedrag op het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij materiële en immateriële schadevergoeding is toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummers: 16-353515-24 en 16-019520-25 (t.t.z. gevoegd)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 november 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [1966] in [geboorteplaats] ,
wonende op de [adres] in [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 5 november 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. M. Kruit;
  • de advocaat van de verdachte: mr. R.P. van der Graaf;
  • de benadeelde partij: mevrouw [slachtoffer] ;
  • de advocaat van de benadeelde partij: mr. A.Y. Bleeker.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
in de zaak met parketnummer 16-353515-24:
feit 1
van 29 september 2024 tot en met 4 november 2024 in Amersfoort [slachtoffer] heeft gestalkt door het veelvuldig verzenden van onder andere WhatsApp-berichten;
feit 2
van 24 september 2024 tot en met 4 november 2024 in Amersfoort [slachtoffer] heeft bedreigd door berichten te sturen met daarin bedreigende teksten;
in de zaak met parketnummer 16-019520-25:
op 3 november 2024 in Amersfoort de eer en goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage I bij dit vonnis.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte het feit in de zaak met parketnummer 16-019520-25 heeft gepleegd. Dat geldt ook voor beide feiten in de zaak met parketnummer 16-353515-24, maar niet voor de gehele periode die ten laste is gelegd. Zij verzoekt de rechtbank om de verdachte gedeeltelijk vrij te spreken van die feiten voor zover het gaat om de periode vóór 14 oktober 2024.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 3.3.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte gedeeltelijk vrij te spreken van beide feiten in de zaak met parketnummer 16-353515-24, namelijk voor zover het gaat om de periode vóór 14 oktober 2024. Ten aanzien van het feit in de zaak met parketnummer 16-019520-25 verzoekt de advocaat van de verdachte om vrij te spreken van laster.
De standpunten worden - voor zover van belang voor de beoordeling - hierna besproken onder paragraaf 3.3.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De verdachte bekent dat hij beide feiten in de zaak met parketnummer 16-353515-24, namelijk belaging en bedreiging, en het feit in de zaak met parketnummer 16-019520-25, namelijk smaad, heeft gepleegd, zoals deze hieronder bewezen zijn verklaard. Door hem of namens hem is ook niet om vrijspraak van die feiten gevraagd. In die situatie hoeft de rechtbank niet de inhoud van de bewijsmiddelen op te schrijven. De rechtbank noemt daarom alleen de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert: [1]
  • De bekennende verklaring van de verdachte op de zitting;
  • Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van 23 oktober 2024;
- Het proces-verbaal van aangifte van 3 november 2024; betreffende de aangifte van bedreiging [3]
- Het proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2024, inclusief bijlagen, betreffende de weergave van de door de verdachte verzonden berichten [4]
- Het proces-verbaal van aangifte van 25 november 2024, betreffende de aangifte van smaad/laster [5]
Er zijn meerdere feiten bewezen verklaard. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarover deze gaan.
3.3.2.
Bewijsoverwegingen
Pleegperiode stalking en bedreiging
De verdachte bekent dat hij aangeefster heeft gestalkt en bedreigd door het sturen van onder andere WhatsApp-berichten, maar blijft in zijn verklaring onduidelijk om welke periode het precies gaat. In september 2024 heeft de verdachte al vele berichten verstuurd aan aangeefster, waarna de politie op 29 september 2024 een stopgesprek heeft gevoerd met de verdachte. Het bleef daarna enkele weken stil, maar op 14 oktober begon verdachte weer met het sturen van een grote stroom WhatsApp-berichten, tot wel 569 per dag (op 1 november 2024), waaronder ook berichten waarin hij aangeefster bedreigde. De berichten stopten pas na aanhouding van de verdachte op 4 november 2024. De rechtbank verklaart daarom bewezen dat de verdachte de stalking heeft gepleegd in de periode van 14 oktober 2024 tot en met 4 november 2024. Voor de bedreiging geldt dat de berichten zijn gestuurd in de gehele tenlastegelegde periode.
Geen eendaadse samenloop
De advocaat van de verdachte heeft aangegeven dat er sprake zou zijn van eendaadse samenloop tussen het feit in de zaak met parketnummer 16-019520-25 (de e-mail aan de [naam] ) en de andere feiten. Dat is niet het geval, omdat de e-mail aan de gemeente een losstaande gedraging is en daarmee een ander, zelfstandig, feit oplevert. Deze e-mail was ook voor derden toegankelijk (en maakte daarmee inbreuk op de eer en goede naam van aangeefster), terwijl de andere feiten berichten betroffen die alleen bij het slachtoffer zijn aangekomen (en inbreuk maakten op haar persoonlijke levenssfeer).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
in de zaak met parketnummer 16-353515-24:
feit 1in de periode van 14 oktober 2024 tot en met 4 november 2024 te Amersfoort,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- het veelvuldig verzenden van (WhatsApp-)berichten en videobestanden en
- het veelvuldig bellen en
- het inspreken van haar voicemail,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
feit 2hij in de periode van 24 september 2024 tot en met 4 november 2024 te Amersfoort,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling,
door die [slachtoffer] (WhatsApp-)berichten te sturen met daarin de tekst:
- "Bloeden ga jij! Lang! Zwaar! Hevig! Minimaal 14 jaar! Geen dreigement, een belofte",
- "Als ik jou kill, is het te laat, kan jij niet meer naar de politie",
- "Fucking vuurwerk komt er dame",
- "Ik pak je! Komt goed",
- "Sterf kut",
- "Echt kapot schieten moeten ze je",- "Al moet ik er 10 jaar voor zitten! En dat meen ik! Ik Pak jou terug",
- "Denk je dat ik bluf? Moord is strafbaar toch?",
- "Zin om jou te slopen",
- "Dood nog beter dan levend, da's zeker!",
- "Mesje in jouw gore strot zetten dan?" en
- "Zin in moord! 600 meter. Meer verdien jij niet!" en
door die [slachtoffer] een filmpje van een (haard)vuur te sturen met daarbij de tekst "Pas jij hierin denk je? Kom even bij mij, hier, proberen we gezellig even saampjes";
in de zaak met parketnummer 16-019520-25:
hij op 3 november 2024 te Amersfoort opzettelijk de eer en goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door een mail naar de projectmailbox van de [naam] te sturen met daarin de teksten "geef ff door aan [slachtoffer] dat zij een kankerhoer is" en
"mijn kinderen bij mij weghouden" en/of
"ze ging vreemd tijdens ons prille huwelijk".
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
KwalificatieDe bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
in de zaak met parketnummer 16-353515-24:
feit 1belaging;
feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
in de zaak met parketnummer 16-019520-25:
smaad.
4.2
Strafbaarheid feiten en verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf en maatregel

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 1 maand, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden kort gezegd een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole;
- een taakstraf van 180 uur, met aftrek van het voorarrest, te vervangen door 90 dagen hechtenis als de verdachte deze taakstraf niet of niet goed uitvoert.
De officier van justitie eist daarnaast een contact- en locatieverbod als vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van 3 jaar, te vervangen door 1 week hechtenis voor iedere keer dat de verdachte niet aan de maatregel voldoet.
De officier van justitie eist dat deze maatregel direct na de uitspraak ingaat.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte voert aan dat een voorwaardelijke gevangenisstraf niet proportioneel is gezien de korte pleegperiode en het feit dat er geen sprake is recidive. Een taakstraf van 240 uur, waarvan 120 uur voorwaardelijk, zou passend zijn gelet op de psychische gesteldheid van de verdachte. Hoewel de verdachte geen moeite zou hebben met een contact- en locatieverbod, kan deze maatregel niet dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, omdat dat juridisch alleen kan bij feiten gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand op met de voorwaarden genoemd in de beslissing en met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf van 180 uur op, met aftrek van het voorarrest. Verder legt de rechtbank een contact- en locatieverbod op voor de duur van 3 jaar.
Bij het bepalen van deze straffen en maatregel houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stalken en bedreigen van zijn ex-partner. Hoewel zij al 14 jaar geleden zijn gescheiden, heeft de verdachte de scheiding (en de gevolgen daarvan voor hem in de omgang met zijn zoons) niet achter zich kunnen laten en is hij in 2024 opnieuw begonnen met het sturen van beledigende, intimiderende en bedreigende berichten. Hij is op een nare en bedreigende wijze intensief contact blijven zoeken, zelfs na het stopgesprek dat de politie met hem heeft gevoerd. Op sommige dagen heeft hij het slachtoffer honderden berichten gestuurd. Op 3 november 2024 heeft hij zich bovendien schuldig gemaakt aan smaad door een beledigende e-mail naar een project-e-mailadres van de [naam] te sturen, waar collega’s van het slachtoffer toegang toe hadden.
Met zijn handelen heeft de verdachte ernstige en herhaalde inbreuken gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De verdachte heeft zich kennelijk telkens laten leiden door zijn eigen woede en frustraties en heeft zich niet bekommerd om de grote (psychische) gevolgen van zijn handelen voor haar en hun kinderen. Uit de slachtofferverklaring die de advocaat van het slachtoffer op de zitting heeft voorgedragen, blijkt dat het gedrag van de verdachte kwetsend en beangstigend is geweest. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd hinder kunnen blijven ondervinden van de psychische gevolgen van dat wat hen is overkomen. Dit blijkt ook uit het feit dat het slachtoffer zich heeft moeten laten behandelen door een psycholoog. Nog steeds is het slachtoffer bang voor de verdachte en voelt ze zich niet meer veilig.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 30 september 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Uit het reclasseringsadvies van 30 oktober 2025 blijkt dat de reclassering het recidiverisico als gemiddeld en het risico op letsel als laag inschat. De verdachte heeft een bipolaire stoornis en is manisch depressief. Hij gebruikte daarvoor medicatie, maar is daar 1,5 jaar voor de gepleegde feiten mee gestopt vanwege medische problemen. Ook was de verdachte ten tijde van de feiten verslaafd aan alcohol en cocaïne. Bij de eerste gesprekken met de reclassering liet hij veel boosheid, emoties en wrok zien. In dit alles is inmiddels verandering gekomen. De verdachte heeft een lopend reclasseringstoezicht sinds november 2024 en werkt hier goed aan mee. Hij mist nagenoeg nooit een afspraak en stelt zich meewerkend op. De behandeling bij Inforsa, die de verdachte krijgt sinds maart 2025, heeft samen met het toezicht gezorgd voor een kentering. Hij had eerst veel moeite met zelfinzicht en toonde zich regelmatig emotioneel instabiel, maar nu ziet de reclassering een man die zijn eigen aandeel in kan zien en die hiermee aan de slag wil. Hij maakt stappen, maar is nog niet waar hij zou moeten zijn. De verdachte is gestopt met het gebruiken van alcohol en cocaïne, en werkt aan het opnieuw opbouwen van zijn medicatie. De reclassering vindt het noodzakelijk om de behandeling voort te zetten om het recidiverisico verder te af te laten nemen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole. De reclassering ziet geen contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf of een taakstraf. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou het huidige behandeltraject wel doorkruisen. Ook adviseert de reclassering om bij een veroordeling een contact- en locatieverbod op te leggen.
Strafkader
Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten. Deze zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken. Het oriëntatiepunt voor (een enkele) bedreiging is een geldboete van € 350,00. Er zijn geen oriëntatiepunten voor stalking en smaad, maar in andere zaken worden zeer uiteenlopende taak- en/of gevangenisstraffen opgelegd, afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
De rechtbank weegt de bedreigende aard van de berichten en de hoeveelheid berichten (soms honderden per dag) in strafverzwarende zin mee. Ook is het strafverzwarend dat de verdachte na het stopgesprek met de politie toch berichten heeft verstuurd aan het slachtoffer, waaronder bedreigende berichten waarin hij zinspeelde op moord. Het is bovendien niet het eerste incident na de scheiding. Na 14 jaar valt de verdachte zijn ex-partner opnieuw lastig, terwijl zij niets meer met hem te maken wil hebben. Tijdens de schorsing heeft de verdachte ook nog het contactverbod overtreden door het slachtoffer toch een bericht te sturen over een van de kinderen.
De rechtbank houdt ook rekening met de bipolaire stoornis van verdachte, wat maakt dat hij psychisch kwetsbaar is. Het is positief dat de verdachte meewerkt aan zijn behandeling, waarbij de behandelaars een kentering in zijn houding hebben opgemerkt en opmerken dat hij stappen heeft gezet. Ten slotte noemt de rechtbank in positieve zin de proceshouding van de verdachte waarbij hij de feiten bekent, verantwoordelijkheid lijkt te nemen en spijt betuigt.
De vrijheidsbeperkende maatregel
Om de maatschappij te beveiligen en nieuwe strafbare feiten te voorkomen, vindt de rechtbank het, net als de officier van justitie, noodzakelijk dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd. Deze maatregel betreft – kort gezegd – een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor de straten rondom haar woning.
De maatregel zal worden opgelegd voor de duur van 3 jaar. Als de verdachte zich niet houdt aan het contact- of locatieverbod, zal hij voor iedere overtreding 1 week in hechtenis worden genomen.
De rechtbank zal bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Het standpunt van de verdediging dat dit niet mogelijk zou zijn, is onjuist. De verdachte heeft het slachtoffer onder andere bedreigd met de tekst “Zin in moord! 600 meter”. De verdachte woont op 600 meter afstand van het slachtoffer. Daarom moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van het slachtoffer.
De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie door een proeftijd van 3 jaar op te leggen in plaats van 2 jaar, omdat is gebleken dat de verdachte na een langere periode van stilte opeens weer contact heeft opgenomen met het slachtoffer.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

6.Vordering benadeelde partij

6.1.
Vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] vordert, als benadeelde partij, vergoeding van in totaal € 1.240,20 aan materiële schade. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • het eigen risico van haar zorgverzekering uit 2024 ter hoogte van € 477,31 en het eigen risico uit 2025 ter hoogte van € 385,00 vanwege de behandeling bij de psycholoog;
  • de kosten van genomen beveiligingsmaatregelen van in totaal € 127,89 (bestaande uit een videodeurbel van € 66,00, een buitenlamp van € 44,95 en een spuitbus verf van € 16,94);
  • de eigen bijdrage van haar rechtsbijstandsverzekering van € 250,00.
Verder vordert de benadeelde partij € 3.000,00 aan immateriële schade, omdat zij psychisch letsel heeft opgelopen. Zij onderbouwt dit bedrag met verwijzing naar jurisprudentie en de richtlijn van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De benadeelde partij vraagt ten slotte om het toegewezen bedrag te vermeerderen met wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
6.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevraagd om de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen voor wat betreft de materiële schade en om de immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 2.000,00. Dat is lager dan de gevorderde € 3.000,00, omdat er volgens de officier van justitie een kortere pleegperiode bewezen moet worden verklaard dan vermeld in de beschuldiging. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de schadevergoeding te vermeerderen met wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
6.3.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering voor materiële schadevergoeding, omdat zij deze onvoldoende onderbouwt. Het eigen risico van 2024 vermeldt een behandeldatum van 23 september 2024, een dag voor de ten laste gelegde periode. De behandeling van de psycholoog gaat bovendien over spannings- en burnoutklachten, die er misschien al waren voor de gepleegde feiten. De kosten van beveiliging hebben geen verband met het strafbare feit en van de eigen bijdrage voor de rechtsbijstandsverzekering is dat onduidelijk. Voor wat betreft de vordering met betrekking tot immateriële schade doet een bedrag van € 1.500,00 recht aan de situatie.
6.4.
Oordeel van de rechtbank
Van de gevorderde bedragen wijst de rechtbank € 1.223,26 toe voor de materiële schade en
€ 2.500,00 voor de immateriële schade. Zij licht dat per post als volgt toe:
Eigen risico 2024 en 2025
De benadeelde partij heeft met een brief van haar behandelend psycholoog onderbouwd dat haar psychische klachten mede zijn veroorzaakt door het handelen van de verdachte. Het eigen risico over 2024 (€477,31) en 2025 (€385,00) moet de verdachte daarom vergoeden. Dat het eigen risico over 2024 een behandeldatum van 23 september 2024 vermeldt, maakt dat niet anders. Het is namelijk, op grond van het dossier, aannemelijk dat de verdachte toen al bezig was met het stalken van het slachtoffer. Dat is voor het toewijzen van een (civiele) schadevergoeding voldoende.
Beveiligingsmaatregelen
De benadeelde partij heeft voldoende onderbouwd dat zij vanwege het handelen van de verdachte maatregelen heeft moeten treffen om haar woning te beveiligen door een deurbelcamera (€ 66,00) en een buitenlamp (€ 44,95) aan te schaffen. De verdachte heeft haar namelijk bedreigd met moord en daarbij expliciet de afstand naar haar woning (600 meter) vermeld. Deze kosten worden dus toegewezen. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk in haar vordering van vergoeding van de kosten van de spuitbus met verf, omdat deze schade in een te ver verwijderd verband van de strafbare feiten staat. Hoewel het voorstelbaar is dat de benadeelde partij zich angstig voelt, is het niet nodig (noch gewenst) om deze middelen in te zetten en dient zij bij ongeregeldheden de politie te bellen.
Eigen bijdrage rechtsbijstandsverzekering
De benadeelde partij heeft onderbouwd dat zij een eigen bijdrage van € 250,00 moest betalen vanwege rechtsbijstand in deze strafzaak, dus de verdachte moet dit bedrag vergoeden.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht aan de benadeelde partij. Op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) bestaat recht op vergoeding van immateriële schade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte met het bewezenverklaarde op ernstige wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft voldoende onderbouwd dat zij ernstige nadelige psychische gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, zodat zij in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade. De rechtbank wijkt daarbij voor de hoogte van het bedrag wel af van de in de vordering aangehaalde uitspraken, want die zijn minder goed vergelijkbaar met deze zaak. Gelet op alle omstandigheden, de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, en de richtlijn van het Schadefonds Geweldsmisdrijven (letselcategorie 2), acht de rechtbank een vergoeding van € 2.500,00 passend.
De rechtbank wijst in totaal € 3.723,26 toe, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 477,31 vanaf 14 november 2024 (de declaratiedatum); over het bedrag van € 385,00 vanaf 19 februari 2025 (de declaratiedatum); over het bedrag van € 66,00 vanaf 7 november 2024 (de factuurdatum); over het bedrag van € 44,95 vanaf 6 november 2024 (de factuurdatum); over het bedrag van € 250,00 vanaf 21 januari 2025 (de betaaldatum) en over het bedrag van € 2.500,00 vanaf 25 oktober 2024 (het midden van de bewezenverklaarde periode)
,tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.723,26, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wordt berekend zoals hiervoor uitgelegd en vermeld in de beslissing. Als de verdachte niet betaalt, zal deze verplichting worden aangevuld met 47 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook als betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

7.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf en maatregel zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
- artikel 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57, 261, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

8. De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 16-353515-24 en het feit in de zaak met parketnummer 16-019520-25 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf en maatregel
- veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf van 180 uur;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 maand;
- bepaalt dat
de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 jaar vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat de verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Inforsa reclassering op het adres Utrechtseweg 11-13, 3811 NA te Amersfoort. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* meewerkt aan controle van het gebruik van middelen om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
* zich laat behandelen door Forensisch Ambulante Zorg Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • legt aan de verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 jaar;
  • beveelt dat de verdachte
  • zich in Amersfoort niet ophoudt in de [straat] en de [straat] tot aan de kruising met de [straat] ;
  • zich onthoudt van contact met [slachtoffer] ;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
- beveelt dat voor het geval de verdachte niet aan de maatregel voldoet de maatregel wordt vervangen door 1 week hechtenis per overtreding.
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.223,26 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 477,31 vanaf 14 november 2024; over het bedrag van € 385,00 vanaf 19 februari 2025; over het bedrag van € 66,00 vanaf 7 november 2024; over het bedrag van € 44,95 vanaf 6 november 2024; over het bedrag van € 250,00 vanaf 21 januari 2025 en over het bedrag van € 2.500,00 vanaf 25 oktober 2024
  • veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 14.101,75 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 477,31 vanaf 14 november 2024; over het bedrag van € 385,00 vanaf 19 februari 2025; over het bedrag van € 66,00 vanaf 7 november 2024; over het bedrag van € 44,95 vanaf 6 november 2024; over het bedrag van € 250,00 vanaf 21 januari 2025 en over het bedrag van € 2.500,00 vanaf 25 oktober 2024
  • bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Boonzaaijer, voorzitter, mr. A.J. Reitsma en mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.J. Mol, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2025.
De voorzitter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 16-353515-24:
feit 1hij op één of meer tijdstioppen in of omstreeks de periode van 29 september 2024 tot en met 4 november 2024 te Amersfoort, althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- het veelvuldig verzenden van (WhatsApp-)berichten en/of e-mails en/of videobestanden en/of
- het veelvuldig bellen en/of
- het (meermalen) inspreken van haar voicemail,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
feit 2hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 september 2024 tot en met 4 november 2024 te Amersfoort, althans in Nederland,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer] één of meer (WhatsApp-)berichten en/of e-mails te sturen met daarin de tekst:
- "Bloeden ga jij! Lang! Zwaar! Hevig! Minimaal 14 jaar! Geen dreigement, een belofte",
- "Als ik jou kill, is het te laat, kan jij niet meer naar de politie",
- "Fucking vuurwerk komt er dame",
- "Ik pak je! Komt goed",
- "Sterf kut",
- "Echt kapot schieten moeten ze je",
- "Al moet ik er 10 jaar voor zitten! En dat meen ik! Ik Pak jou terug",
- "Denk je dat ik bluf? Moord is strafbaar toch?",
- "Zin om jou te slopen",
- "Dood nog beter dan levend, da's zeker!",
- "Mesje in jouw gore strot zetten dan?" en/of
- "Zin in moord! 600 meter. Meer verdien jij niet!" en/of
door die [slachtoffer] een filmpje van een (haard)vuur te sturen met daarbij de tekst "Pas jij hierin denk je? Kom even bij mij, hier, proberen we gezellig even saampjes";
in de zaak met parketnummer 16-019520-25:
hij op of omstreeks 3 november 2024 te Amersfoort opzettelijk de eer en/of goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door een mail naar (de projectmailbox van) de [naam] te sturen met daarin de teksten "geef ff door aan [slachtoffer] dat zij een kankerhoer is" en/of
"mijn kinderen bij mij weghouden" en/of
"ze ging vreemd tijdens ons prille huwelijk",
terwijl verdachte wist dat dit ten laste gelegde feit in strijd met de waarheid was.

Voetnoten

2.Pagina 11-13 (uit het dossier in de zaak met parketnummer 16-353515-24).
3.Pagina 20-21 (uit het dossier in de zaak met parketnummer 16-353515-24).
4.Pagina 16-18 (uit het dossier in de zaak met parketnummer 16-353515-24).
5.Pagina 5-8 (uit het dossier in de zaak met parketnummer 16-019520-25).