ECLI:NL:RBMNE:2025:618

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
16/206543-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van pogingen tot oplichting van kwetsbare slachtoffers

Op 19 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van vijf pogingen tot oplichting van verschillende kwetsbare en oudere slachtoffers. De verdachte en zijn medeverdachte hadden een plan bedacht om slachtoffers telefonisch te benaderen, zich voor te doen als politieagenten en hen te overtuigen hun pinpas, telefoon en laptop af te geven. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, ondanks dat niet duidelijk was wie van hen daadwerkelijk de slachtoffers had gebeld. De rechtbank achtte de tenlasteleggingen wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte gedeeltelijk werd vrijgesproken voor een van de slachtoffers. De rechtbank legde een taakstraf van 100 uur op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank weegt de ernst van de feiten mee, waarbij het feit dat de slachtoffers voornamelijk oudere en kwetsbare mensen waren, zwaar meeweegt. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en het recidiverisico werd als laag ingeschat. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat deze niet voldoende onderbouwd was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/206543-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] in [geboorteplaats] ,
wonende [adres] in [woonplaats]
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L. Noordanus, advocaat in Lelystad, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1
op 15 augustus 2023 in Almere samen met anderen een poging heeft gedaan om [slachtoffer 1] op te lichten door:
- haar telefonisch te benaderen, zich voor te doen als politieagent en de mededeling te doen dat er iets met haar rekening aan de hand is;
- naar haar woning te gaan en te verzoeken om de bankpas en pincode af te geven;
Feit 2
op 15 augustus 2023 in Bussum/Enschede/Zwijndrecht/Hilversum/Leusden/Hoofddorp samen met anderen een poging heeft gedaan om [slachtoffer 2] , en/of [slachtoffer 3] , en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] op te lichten door:
- hen telefonisch te benaderen, zich voor te doen als politieagent en de mededeling te doen dat er iets met haar rekening aan de hand is;
- naar hun woning te gaan en te verzoeken om de bankpas en pincode af te geven.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De standpunten van de officier van justitie worden - voor zover van belang voor de beoordeling - besproken in paragraaf 4.3.2.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich wat betreft het bewijs ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarnaast heeft zij vrijspraak bepleit van het onder feit 2 ten laste gelegde. De standpunten van de raadsvrouw worden - voor zover van belang voor de beoordeling - besproken in paragraaf 4.3.2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank is van oordeel dat feit 1 en feit 2 bewezen kunnen worden verklaard. In het geval dat hoger beroep tegen dit vonnis wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft op de zitting bekend dat hij samen met de medeverdachte heeft geprobeerd om mevrouw [slachtoffer 1] op te lichten. Gelet op die verklaring en de aangifte van mevrouw [slachtoffer 1] kan het eerste feit wettig en overtuigend bewezen worden.
Met betrekking tot de poging tot oplichting van de andere personen (feit 2), overweegt de rechtbank als volgt.
In de auto van verdachte is zijn telefoon aangetroffen. Uit de gegevens van die telefoon volgt dat er in de tijdspanne dat verdachte en medeverdachte samen in de auto zaten, zowel mevrouw [slachtoffer 1] als de aangevers genoemd in de tenlastelegging onder feit 2 zijn gebeld. Daarnaast verklaren de aangevers onder feit 2 allemaal dat zij een soortgelijk verhaal hebben gehoord als mevrouw [slachtoffer 1] .
Verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij op 15 augustus 2023 samen met de medeverdachte in zijn auto heeft gezeten. Ook verklaarde hij dat zij samen het plan hadden bedacht om mensen op te bellen en hen conform een van te voren opgesteld script mede te delen dat zij van de politie of recherche waren, dat er iets aan de hand was en dat de mensen hun pinpas, telefoon en laptop moesten afgeven. Op die manier zouden verdachte en de medeverdachte het geld van de rekening van de slachtoffers kunnen halen. Verdachte heeft ontkend dat hij degene was die de slachtoffers heeft gebeld vanuit de auto. Wel verklaarde hij dat er is gebeld naar meerdere mensen in de auto terwijl hij erbij zat.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet relevant wie er uiteindelijk heeft gebeld naar de slachtoffers. Zowel de verdachte als de medeverdachte wisten allebei van het plan en van het script en één van hen moet gebeld hebben. Ze hebben namelijk allebei verklaard dat er vanuit de auto is gebeld in hun bijzijn en dat er maar twee mensen in de auto zaten (zijzelf). Uit de verklaring van verdachte op de zitting en uit de chatgesprekken tussen verdachte en medeverdachte in het dossier blijkt dat zij samen van plan waren om mensen op te lichten (zoals hiervoor omschreven). Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom sprake geweest van nauwe en bewuste samenwerking die gericht was op het voltooien van het delict (de oplichting).
De rechtbank kan uit het dossier niet afleiden dat aangever [slachtoffer 3] door verdachte en de medeverdachte is gebeld. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken voor dat deel van de tenlastelegging. Voor het overige is de rechtbank – gelet op het voorgaande – van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met de medeverdachte heeft geprobeerd om de andere in de tenlastelegging genoemde personen op te lichten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
hij op 15 augustus 2023 te Almere
tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] te bewegen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten
de afgifte van een op haar naam gestelde pinpas en bijbehorende pincodes en laptops en mobiele telefoons, immers hebben verdachte en zijn mededader
- telefonisch contact gezocht met voornoemd slachtoffer en zich daarbij voor gedaan als rechercheur, en (vervolgens)
- de mededeling gedaan dat er een virus op de mobiele telefoon en computer van voornoemd slachtoffer is aangetroffen wat schade heeft aangericht en wat opgelost moet worden;
- ( vervolgens) aangegeven dat voornoemde gegevensdragers en pinpassen met bijbehorende codes klaargelegd moesten worden en bij de woning van voornoemd slachtoffer opgehaald zouden worden en
-zich naar de woning van voornoemd slachtoffer begeven en zich voor gedaan als rechercheur en
- voornoemd slachtoffer verzocht haar mobiele telefoon met code en haar computer met code en haar bankpas met pincode aan deze rechercheur af te geven;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op 15 augustus 2023 te in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om (telkens) met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) [slachtoffer 2] , en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] te bewegen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de afgifte van een op hun naam gestelde pinpas en bijbehorende pincodes en laptops en mobiele telefoons, immers heeft/hebben verdachte en zijn mededader
- telefonisch contact gezocht met voornoemde slachtoffer(s) en zich daarbij voor gedaan als politieagent en/of rechercheur, en
- de mededeling gedaan dat er geld van zijn/haar/hun rekening is gehaald en/of dat er is gepoogd om geld af te schrijven en/of vervolgens naar zijn/haar pincode en/of persoonlijke gegevens gevraagd en
- de mededeling gedaan dat er hackers actief zijn en/of dat er een cyberaanval bezig is en/of dat voornoemde gegevensdragers met een virus zijn geïnfecteerd wat opgelost moet worden en
- vervolgens aangegeven dat voornoemde gegevensdragers en/of pinpassen met bijbehorende codes klaar gelegd moeten worden en bij de woning van voornoemde slachtoffers opgehaald zouden worden en
- voornoemde slachtoffer(s) verzocht om zijn/haar/hun bankpas en bijbehorende pincode af te geven en/of om hun rekeningnummer en pincode te wijzigen en door te geven;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Feit 1: medeplegen van poging tot oplichting
Feit 2: medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 200 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis;
- een gevangenisstraf van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte verzocht om hem een lagere taakstraf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd en geen voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op de terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan 5 pogingen tot oplichting. Dat het niet tot voltooide delicten is gekomen, lag alleen aan het feit dat de slachtoffers niet in de oplichtingstrucs van verdachte en de medeverdachte zijn getrapt. Uit het dossier blijkt bovendien dat de lijst met contactgegevens die verdachte gebruikte voor het uitkiezen van zijn slachtoffers, voornamelijk bestond uit een lijst van oudere en kwetsbare mensen. Verdachte en medeverdachte hebben alleen gedacht aan makkelijk geld verdienen en hebben op geen moment stilgestaan bij de gevolgen van hun handelen voor de slachtoffers.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 20 januari 2025. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbaar feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de reclasseringsadviezen van 30 juli 2023, 18 augustus 2023 en 6 maart 2025. Het laatste rapport betreft een retourverslag, omdat er geen rapport kon worden opgesteld door capaciteitsgebrek bij de reclassering (en dus niet door toedoen van verdachte). Uit de rapporten blijkt dat de reclassering ten tijde van de bewezenverklaarde feiten de leefgebieden ‘financiën’ en ‘psychosociaal functioneren’ als delictgerelateerd zag, maar dat verdachte hier sindsdien hulp voor heeft gezocht bij familie. Op de overige leefgebieden zijn geen (praktische) problemen geconstateerd. Verder is in oktober 2024 het eerste kindje van verdachte geboren. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als laag. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat ze interventies of toezicht niet nodig vindt.
Strafoplegging
De rechtbank weegt mee dat het hier om ernstige feiten gaat, waarbij geprobeerd is om oudere mensen op te lichten en geld afhandig te maken. Het is daarbij wel bij een poging gebleven. De rechtbank vindt een flinke taakstraf daarom een passende straf.
Anders dan de officier van justitie, vindt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf niet noodzakelijk. Het recidiverisico wordt namelijk door de reclassering ingeschat als laag en er staan geen soortgelijke feiten op het strafblad van verdachte. Bovendien zijn de bewezenverklaarde feiten van een tijd geleden en lijkt het alsof verdachte zijn leven inmiddels goed op de rit heeft.
Op basis van het voorgaande en kijkende naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, zal de rechtbank een lagere taakstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 100 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis, passend en geboden is.

9.BENADEELDE PARTIJ

De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoek tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 5] .
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, omdat niet duidelijk is wat de hoogte van de vordering is en op wat voor schade deze betrekking heeft. Daarnaast is de vordering op geen enkele manier onderbouwd. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 45, 47, 57, 63, 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Benadeelde partij (feit 2)
  • verklaart [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mr. G.A. Bos en mr. K. de Meulder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Bazaz, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 februari 2025.
Mr. N.P.J. Janssens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 augustus 2023 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
de afgifte van een op haar naam gestelde pinpas en/of bijbehorende pincode(s) en/of laptop(s) en/of mobiele telefoon(s) en/of andere elektronica, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- telefonisch contact gezocht met voornoemd slachtoffer en zich daarbij voor gedaan als politieagent en/of rechercheur, en/of (vervolgens)
- de mededeling gedaan dat er een virus op de mobiele telefoon en/of computer van voornoemd slachtoffer is aangetroffen wat schade heeft aangericht en wat opgelost moet worden;
- ( vervolgens) aangegeven dat voornoemde gegevensdragers en/of pinpassen met bijbehorende codes klaargelegd moesten worden en/of bij de woning van voornoemd slachtoffer opgehaald zouden worden en/of
-zich naar de woning van voornoemd slachtoffer begeven en zich voor gedaan als politieagent en/of rechercheur en/of
- voornoemd slachtoffer verzocht haar mobiele telefoon met code en/of haar computer met code en/of haar bankpas met pincode aan deze politieagent en/of rechercheur af te geven;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 15 augustus 2023 te Bussum, gemeente Gooise Meren, en/of Enschede, en/of Zwijndrecht, en/of Hilversum en/of Leusden, en/of Hoofddorp, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) [slachtoffer 2] , en/of [slachtoffer 3] , en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of een of meerdere onbekend gebleven slachtoffer(s) te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een op hun naam gestelde pinpas en/of bijbehorende pincodes en/of laptops en/of mobiele telefoons en/of andere elektronica, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- telefonisch contact gezocht met voornoemde slachtoffer(s) en zich daarbij voor gedaan als politieagent en/of rechercheur, en/of (vervolgens)
- de mededeling gedaan dat er geld van zijn/haar/hun rekening is gehaald en/of dat er is gepoogd om geld af te schrijven en/of vervolgens naar zijn/haar pincode en/of persoonlijke gegevens gevraagd en/of
- de mededeling gedaan dat er hackers actief zijn en/of dat er een cyberaanval bezig is en/of dat voornoemde gegevensdragers met een virus zijn geinfecteerd wat opgelost moet worden en/of
- vervolgens aangegeven dat voornoemde gegevensdragers en/of pinpassen met bijbehorende codes klaar gelegd moeten worden en/of bij de woning van voornoemde slachtoffers opgehaald zouden worden en/of
- voornoemde slachtoffer(s) verzocht om zijn/haar/hun bankpas en/of bijbehorende pincode af te geven en/of om hun rekeningnummer en/of pincode te wijzigen en door te geven;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)