3.3.1.Inhoud bewijsmiddelen
De rechtbank oordeelt dat het onder feit 1 primair tenlastegelegde is bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen:
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in een
proces-verbaal van bevindingenvan 24 maart 2025 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op zondag 23 maart 2025 kregen wij een melding dat er een steekincident zou hebben plaatsgevonden op de [adres] te [woonplaats] .
Uit het
proces-verbaal aangiftevan 25 maart 2025 blijkt dat [slachtoffer] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik voelde een klap in mijn zij. Ik ben toen opgestaan en ik zag dat [verdachte] een mes in zijn handen had.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 24 maart 2025 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Stem 1(de rechtbank begrijpt: de politiemedewerker): 112 politie, wat is het adres van uw noodgeval?
Stem 2 (de rechtbank begrijpt: de verdachte): U spreekt met [verdachte] . Ik heb snel uit de keuken een mes kunnen pakken en toen had ik hem gestoken.
Stem 1: om wie gaat het dan?
Stem 2: [slachtoffer] , ik weet zijn achternaam niet.
Stem 1: Waar heeft u hem gestoken?
Stem 2: Weet ik niet, waarschijnlijk in zijn buik ofzo.
Stem 1: Waarmee heeft u hem gestoken?
Stem 2: Met een keukenmes.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 24 maart 2025 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Aangekomen in de woning trof ik een man aan, die later bleek te zijn: [verdachte] , geboren [1986] .Ik hoorde [verdachte] het volgende verklaren: “ [slachtoffer] trok mij van mijn stoel af en wij begonnen te vechten. Mijn neef, die ook in de woning was probeerde ons uit elkaar te halen, wat mij tijd gaf om op te krabbelen. Ik werd ondertussen door [slachtoffer] bij mijn keel gegrepen en ik dacht oprecht dat ik dood zou gaan. Ik kroop de keuken in en pakte een groot mes. Terwijl mijn neef een harde schop tegen zijn oogkas kreeg, stak ik [slachtoffer] in zijn buik als ik het mij goed herinner.”
Uit
een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een Forensisch medische letselrapportage met benoeming als gerechtelijk deskundige, volgt onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Het letsel betrof een messteek verwonding in de rechter flank. Het gevolg was een ophoping van bloed in de rechter borstholte, letsel van het middenrif, dat moest worden gehecht, en twee scheuren in de lever (in- en uitsteekopening), met als een gevolg een slagaderlijke bloeding die moest worden gestelpt. Ook was er een scheur in de rechter nier, en moest het vlies dat de rechter nier omhult, worden gehecht.
Mijn ruwe schatting is dat het mes tussen de 10 en 20 centimeter het lichaam van het slachtoffer is ingegaan.
Ik acht het niet uitgesloten dat het letsel zonder medische behandeling dodelijk zou zijn verlopen. De Abbreviated Injury Scale (AIS) beschouwt een scheur in lever en/of in nier als levensbedreigend letsel. (Bron: Duijst, W., e.a. (red). Handboek Forensische Geneeskunde. Gompel & Svacina 2021, p. 358-361.)
Zou een dergelijke steekverwonding dodelijk zijn geweest, indien er iets meer naar links, rechts, boven of onder was gestoken?
Het is niet ondenkbeeldig dat bv het hart zou zijn geraakt, en dat de verwonding direct dodelijk zou zijn geweest. Ook is het niet ondenkbeeldig dat het mes een (andere) slagader zou hebben geraakt, en dat het slachtoffer aan een inwendige bloeding zou zijn overleden.
3.3.3.Bewijsoverwegingen
Vaststelling van de feiten
Op 23 maart 2025 zijn de verdachte en het slachtoffer in gesprek gegaan over de relatie tussen de verdachte en de vrouw van het slachtoffer. De verdachte en het slachtoffer waren op dat moment bevriend met elkaar. Het slachtoffer en zijn vrouw hadden relatieproblemen. Naar eigen zeggen wilde verdachte hierin aanvankelijk bemiddelen, maar kregen hij en de vrouw gaandeweg gevoelens voor elkaar. Toen het slachtoffer daarachter kwam, wilde hij hierover met de verdachte in gesprek. Dit blijkt ook uit whatsappberichten in de telefoon van de verdachte. De verdachte en het slachtoffer hebben afgesproken in de woning van de verdachte. De neef van de verdachte was daar aanwezig in de tuin. Na een rustig begin is het gesprek uitgelopen op een uitbarsting van geweld. Uit de verklaring van verdachte, de getuigenverklaring van de neef, als ook de aangifte van het slachtofferblijkt dat het slachtoffer ineens op de verdachte afkwam en hem vastpakte en duwde. Beiden zijn op de grond terecht gekomen, waarna de neef naar binnen is gekomen en heeft geprobeerd om het slachtoffer van de verdachte af te halen. De verdachte is losgekomen, naar de keuken gegaan en heeft daar een keukenmes gepakt. Toen het slachtoffer de neef tegen zijn oogkas schopte, heeft de verdachte het slachtoffer met een keukenmes in zijn rechterflank gestoken.
Opzet op de dood
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte opzet heeft gehad, al dan niet in voorwaardelijke zijn, op de dood van het slachtoffer. De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier en wat op de terechtzitting is besproken niet blijkt dat de verdachte het slachtoffer heeft gestoken met de uitdrukkelijke bedoeling hem van het leven te beroven. Van ‘vol’ opzet is dus geen sprake. Niettemin kan voorwaardelijk opzet op de dood bewezen worden als uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door het steken zou komen te overlijden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Het steken met een fors keukenmes in de zij van het slachtoffer levert naar het oordeel van de rechtbank een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel op. De rechtbank verwijst hierbij naar de forensisch letselrapportage. Daaruit blijkt dat er letsel is ontstaan aan de lever en de nieren, waarbij een slagaderlijke bloeding is ontstaan. Volgens de deskundige had het letsel zonder medische behandeling dodelijk kunnen zijn. Verder noemt de deskundige dat het mes, als het iets anders was geplaatst, dodelijk letsel had kunnen toebrengen aan het hart of een (andere) slagader.
Uit de uiterlijke verschijningvorm van de geweldshandeling van de verdachte – het steken met een keukenmes met een lemmet van ongeveer 19 cmin de rechterflank van het slachtoffer – volgt dat hij de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bewust heeft aanvaard.
De rechtbank overweegt hierbij dat de stelling van verdachte dat hij een willekeurig voorwerp uit de la heeft gepakt en pas achteraf ontdekte dat het een mes was, ongeloofwaardig is. Dit alleen al vanwege zijn mededeling aan 112 dat hij ‘snel uit de keuken een mes (heeft) kunnen pakken’. Voorts moet hij, gezien de vorm van het heft, gevoeld hebben dat het een van zijn messen was. Tenslotte heeft hij ook naar eigen zeggen een gerichte steekbeweging gemaakt, wat niet te begrijpen is als hij geen idee had wat hij in zijn hand hield.
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.