ECLI:NL:RBMNE:2025:6071

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
C/16/600672 / KL ZA 25-248
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van kinderboeken wegens drukfouten en zorgplicht van de uitgever

In deze zaak heeft eiseres, de auteur van een kinderboek, vorderingen ingesteld tegen de uitgever, gedaagde partij, vanwege twee drukfouten in het boek. Eiseres stelt dat de uitgever tekort is geschoten in haar zorgplicht en eist onder andere de vernietiging van de nog niet verkochte boeken. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 11 november 2025 uitspraak gedaan in deze kort geding procedure. De voorzieningenrechter oordeelt dat de twee fouten in het boek onvoldoende grond vormen voor ontbinding van de uitgeefovereenkomst. Eiseres heeft de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden, maar de rechter oordeelt dat de fouten niet ernstig genoeg zijn om de overeenkomst te ontbinden. De vorderingen van eiseres worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten. De rechter benadrukt dat in een kort geding procedure de feiten duidelijk moeten zijn en dat er een spoedeisend belang moet zijn. De gestelde reputatieschade door eiseres is niet onderbouwd, en de rechter concludeert dat de uitgever niet tekort is geschoten in haar zorgplicht. De uitspraak bevestigt dat de fouten in het boek niet leiden tot toewijzing van de vorderingen van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/600672 / KL ZA 25-248
Vonnis in kort geding van 11 november 2025
in de zaak van
[eisende partij],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
advocaat: mr. Y.H.M. van Mierlo,
tegen
[gedaagde partij],
h.o.d.n. [naam] ,
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde partij] ,
in persoon.

1.De procedure

1.1.
De volgende stukken zitten in het procesdossier:
- de dagvaarding van 15 oktober 2025 met producties (1-15),
- de producties van [gedaagde partij] (1-14),
- de aanvullende producties van [eisende partij] (15B-17).
1.2.
Op 13 oktober 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Op de zitting heeft [eisende partij] bezwaar gemaakt tegen de door [gedaagde partij] een dag voor de zitting ingediende conclusie van antwoord van 49 bladzijden en producties. Het bezwaar tegen de conclusie van antwoord is toegewezen en het bezwaar tegen de door [gedaagde partij] ingediende producties is afgewezen.
1.3.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken. Aan het einde van de zitting heeft de rechter bepaald dat op 11 november 2025 vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen hebben op 23 december 2024 een uitgeefovereenkomst gesloten. [gedaagde partij] heeft daarna het door [eisende partij] geschreven kinderboek [titel boek] (hierna: het boek). In het boek staan twee (druk)fouten. Volgens [eisende partij] is [gedaagde partij] daardoor tekortgeschoten in haar zorgplicht als uitgever en zijn haar auteursrechten en morele rechten geschonden. [eisende partij] heeft om die reden de uitgeefovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en wil onder meer dat de niet verkochte boeken worden vernietigd. [gedaagde partij] is het niet eens met de ontbinding van de uitgeefovereenkomst en wil ook de boeken niet vernietigen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de twee fouten onvoldoende grond is om de uitgeefovereenkomst te ontbinden. De vordering van [eisende partij] wordt afgewezen.

3.De beoordeling

Algemeen
3.1.
Het gaat hier om een kortgedingprocedure. In een kort gedingprocedure wordt gevraagd om een spoedmaatregel te nemen. De wet gaat ervan uit dat na de kortgedingprocedure een gewone rechtszaak zal komen. Dit het een ‘bodemprocedure’. Een kortgedingprocedure loopt op een bodemprocedure vooruit. In kort geding moet daarom worden ingeschat of een bodemrechter de vordering waarschijnlijk zal toewijzen. Een kortgeding uitspraak is daarom niet meer dan een voorlopige beslissing. Daarom moeten belangrijke feiten duidelijk zijn, want tijd voor bewijslevering is er niet. Daarnaast moet een spoedeisend belang bij de gevraagde maatregel aanwezig zijn.
Het beroep van [eisende partij] op ontbinding van de overeenkomt op grond van artikel 6:265 BW slaagt niet.
3.2.
Volgens [eisende partij] staan er twee kapitale blunders in het boek. In hoofdstuk titel 4 van het boek staat gedrukt “ […] ”. Persten had pesten moeten zijn. De tweede fout is dat de ondertitel van het boek niet is “ […] ” maar dat het “ […] ” moet zijn.
3.3.
Niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde partij] , zoals door [eisende partij] op de zitting wel is gesteld, beloofd heeft dat er een perfect (lees: 100% foutloos) boek tot stand zou komen. [gedaagde partij] heeft gemotiveerd gesteld dat een dergelijke garantie niet kan worden afgegeven.
3.4.
Het is jammer dat de twee fouten in het boek staan, maar dit zijn geen fouten die de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigen. De eerste fout is (niet meer dan) een vervelende tikfout. [gedaagde partij] heeft gemotiveerd gesteld dat dergelijke fouten nu eenmaal gemaakt worden. En hoewel vertrouwen niet hetzelfde is als zelfvertrouwen, betekent dit niet, anders dan [eisende partij] op de zitting stelt, dat het gehele boek daardoor een andere strekking krijgt. Zelfvertrouwen ligt ook in het verlengde van vertrouwen. Verder is bij de beoordeling van de vordering in kort geding van belang dat de twee fouten bij een eventuele herdruk zullen worden hersteld. [gedaagde partij] heeft gemotiveerd en onweersproken aangegeven dat dit ook een gebruikelijk gang van zaken is wanneer na het drukken van het boek dit soort fouten worden ontdekt.
3.5.
Dat [gedaagde partij] niet instemt met de door [eisende partij] gewenste vernietiging van de resterende oplage van het boek, betekent dan ook niet dat [gedaagde partij] daarmee tekort schiet in haar zorgplicht als uitgever.
Reputatieschade niet aannemelijk gemaakt
3.6.
[eisende partij] stelt dat de twee fouten in het boek tot ernstige reputatieschade hebben geleid bij [eisende partij] . Zo zou [eisende partij] door “meerdere partijen” over de fouten zijn benaderd en dat daardoor ook de gezondheidssituatie van [eisende partij] is verslechterd. De door [eisende partij] gestelde reputatieschade is op geen enkele wijze onderbouwd. Op de zitting is door [eisende partij] bewijslevering aangeboden, maar daar leent een kort geding zich niet voor. Dat de twee fouten tot reputatieschade hebben geleid is dan ook niet aannemelijk gemaakt.
Overige kwesties leiden ook niet tot toewijzing van de vorderingen
3.7.
In de uitgeefovereenkomst is in artikel 16 lid 2 bepaald dat ontbinding van de overeenkomst alleen kan plaatsvinden door tussenkomst van een rechter. [eisende partij] heeft de overeenkomst buitengerechtelijk willen doen eindigen. [eisende partij] stelt dat zij als consument de overeenkomst met [gedaagde partij] heeft gesloten en heeft in dit kort geding “subsidiair” een beroep gedaan op vernietiging van dit beding op grond van artikel 6:236 aanhef en onder b. BW. Deze kwestie kan onbesproken blijven, omdat ook als dit beding zou worden vernietigd, de vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt (zie 3.2-3.6).
3.8.
[eisende partij] verwijt [gedaagde partij] dat na het sluiten van de uitgeefovereenkomst de houding van [gedaagde partij] als een blad aan de boom omsloeg. Vanaf dat moment zou [gedaagde partij] [eisende partij] denigrerend hebben bejegend, zich grensoverschrijdend hebben gedragen, waarbij sprake is van psychische mishandeling/gaslighting en machtsmisbruik. [gedaagde partij] heeft dit nadrukkelijk betwist. De wijze waarop partijen samenwerken en/of communiceren is echter geen grondslag van de vordering en gaat daarom het bestek van dit kort geding te buiten.
3.9.
De discussie tussen partijen wanneer de fouten precies zijn ontstaan en in hoeverre de fouten alleen [gedaagde partij] te verwijten zijn, is niet van doorslaggevend belang. Ook als de fouten alleen [gedaagde partij] kunnen worden aangerekend leidt dit niet tot toewijzing van de vorderingen omdat de fouten daarvoor niet ernstig genoeg zijn (zie 3.2-3.6).
conclusie
3.10.
De door [eisende partij] ingestelde vorderingen zijn niet toewijsbaar.
3.11.
[eisende partij] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde partij] worden begroot op:
- griffierecht
331,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
509,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eisende partij] af,
4.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten van € 509,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisende partij] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Schuman en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2025.
4428