In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar verzoek om aanvullende schadevergoeding, ingediend op 18 oktober 2022. De rechtbank heeft op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep gegrond is verklaard. Eiseres had de Dienst Toeslagen in gebreke gesteld op 1 juli 2024, en na het verstrijken van de beslistermijn heeft zij op 10 oktober 2024 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat de beslistermijn is overschreden en dat de Dienst Toeslagen alsnog een besluit moet nemen. De rechtbank legt een termijn op van zes weken na de uitspraak voor het nemen van dit besluit, met een dwangsom van € 50,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht, omdat het beroep gegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.