ECLI:NL:RBMNE:2025:597
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsuitkering op grond van detentie en uitsluitingsgrond voor bijstandsrecht
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet (Pw) per 8 maart 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bijstandsuitkering van eiser op 26 februari 2024 is ingetrokken, omdat zijn recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarna het college op 13 juni 2024 het primaire besluit deels heeft herroepen. De bijstandsuitkering werd van 8 februari 2024 tot 8 maart 2024 alsnog uitgekeerd op basis van de dak- en thuislozen norm, omdat eiser in die periode niet in detentie zat. Echter, vanaf 8 maart 2024, toen eiser in detentie zat, werd zijn bijstandsuitkering ingetrokken.
Tijdens de zitting op 22 januari 2025 heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord. Eiser betoogde dat zijn uitkering niet ingetrokken had mogen worden, maar opgeschort had moeten worden, omdat hij in detentie zat. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat detentie een uitsluitingsgrond is voor het recht op bijstand en dat er geen plaats was voor opschorting van het recht op bijstand. De rechtbank verwees naar artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pw, dat bepaalt dat iemand in detentie geen recht op bijstand heeft. De rechtbank concludeert dat het college de bijstandsuitkering van eiser per 8 maart 2024 terecht heeft ingetrokken, omdat de detentie langer duurde dan 30 dagen. Eiser kreeg geen gelijk in zijn beroep, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.