In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 19 juli 2024 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. Eiseres heeft op 20 augustus 2025 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen, maar beide partijen hebben aangegeven geen gebruik te willen maken van hun recht om gehoord te worden op een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de beslistermijn in deze zaak is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 23 juli 2025 in gebreke gesteld, en heeft meer dan twee weken later, op 8 augustus 2025, beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen. De rechtbank bepaalt dat verweerder dit alsnog moet doen binnen twee weken na verzending van de uitspraak, met een uiterste datum van 12 september 2026.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 50,- per dag voor elke dag dat verweerder de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom wordt vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het door haar betaalde griffierecht van € 53,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Vollebregt-Kuipers op 13 oktober 2025.