ECLI:NL:RBMNE:2025:5921

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
11924692 UV EXPL 25-260 LvdH/1470
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming in kort geding wegens fysieke mishandeling en huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 november 2025 in kort geding uitspraak gedaan over een vordering tot ontruiming van een huurwoning. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. M.J. Koning, heeft de ontruiming gevorderd van de gedaagde partij, die niet op de zitting aanwezig was. De eisende partij heeft gesteld dat de gedaagde partij zich niet als een goed huurder heeft gedragen, onder andere door fysieke mishandeling en een huurachterstand van twee maanden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang en dat het zeer waarschijnlijk is dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De gedaagde partij is in verstek gegaan, wat betekent dat de zaak zonder zijn aanwezigheid is behandeld. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en bepaald dat de gedaagde partij binnen veertien dagen de woning moet verlaten. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, servicekosten en tandartskosten. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten zijn eveneens toegewezen aan de eisende partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 11924692 UV EXPL 25-260 LvdH/1470
Kort geding verstekvonnis van 7 november 2025
in de zaak van
[eisende partij],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij]
gemachtigde: mr. M.J. Koning,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde partij] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 oktober 2025 met producties 1 tot en met 6;
- de mondelinge behandeling van 31 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De kantonrechter heeft bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.De kern van de zaak

[eisende partij] verhuurt met ingang van 1 juni 2024 de woonruimte en garage gelegen aan de [adres] in [woonplaats] aan [gedaagde partij] . [eisende partij] vordert de ontruiming door [gedaagde partij] , omdat [gedaagde partij] zich niet als een goed huurder heeft gedragen. Volgens [eisende partij] is hij tot tweemaal toe door [gedaagde partij] fysiek mishandeld en heeft [gedaagde partij] bovendien inmiddels een huurachterstand van twee maanden.

3.De beoordeling

Tegen [gedaagde partij] is verstek verleend
3.1.
[gedaagde partij] was niet aanwezig op de mondelinge behandeling (zitting) en heeft ook niet op een andere manier gereageerd. Uit de dagvaarding blijkt dat hij op de juiste manier is opgeroepen voor de zitting. Daarom is tijdens de mondelinge behandeling verstek tegen hem verleend. De zaak is dus zonder aanwezigheid of reactie van [gedaagde partij] behandeld. Dit betekent dat de vorderingen tegen [gedaagde partij] worden toegewezen, tenzij de kantonrechter vindt dat deze in strijd zijn met de wet of een geldige reden ervoor ontbreekt.
[gedaagde partij] moet de woonruimte en garage verlaten
3.2.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. Voor toewijzing van een vordering in kort geding moet aan twee voorwaarden worden voldaan. Er moet sprake zijn van een spoedeisend belang én het moet zeer waarschijnlijk zijn dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
3.3.
Een spoedeisend belang is aanwezig als van [eisende partij] niet verwacht kan worden dat hij de uitkomst van een normale, uitgebreide procedure (bodemprocedure) afwacht. Dat is hier het geval.
3.4.
[gedaagde partij] moet de woonruimte en garage ontruimen, want het is zeer waarschijnlijk dat de kantonrechter in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal beëindigen en de ontruiming zal toewijzen. De mishandeling van [eisende partij] door [gedaagde partij] zal in een bodemprocedure voldoende reden zijn voor de ontbinding van de huurovereenkomst. Door de mishandeling is [gedaagde partij] ernstig tekortgeschoten in zijn verplichtingen zich als een goed huurder te gedragen.
3.5.
[eisende partij] heeft zijn vorderingen niet zonder geldige reden ingesteld. De gevorderde ontruiming is ook niet in strijd met de wet.
3.6.
De kantonrechter zal, zoals [eisende partij] heeft gevorderd, bepalen dat de veroordeling tot ontruiming binnen een termijn van één jaar na de datum van dit vonnis ook ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet.
De ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen
3.7.
[eisende partij] heeft ontruiming gevorderd met onmiddellijke ingang, maar deze termijn acht de kantonrechter te kort. Volgens [eisende partij] zou het kunnen dat er wel zeven of acht personen in de woning verblijven of wonen. Om al deze personen voldoende tijd te geven om de woning netjes en leeg achter te laten, zal de ontruimingstermijn worden gesteld op veertien dagen.
Aan de ontruiming wordt geen dwangsom verbonden
3.8.
De deurwaarder is op grond van de wet bevoegd tot de daadwerkelijke uitvoering van de veroordeling tot ontruiming (zie artikelen 556 lid 1 en 557 in samenhang met artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Omdat [eisende partij] dus al mogelijkheden heeft om de ontruiming af te dwingen, is het niet nodig om daarnaast de gevorderde dwangsom toe te wijzen. Deze zal daarom bij gebrek aan belang worden afgewezen.
De machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren wordt afgewezen
3.9.
[eisende partij] heeft een machtiging gevorderd om zelf de ontruiming uit te voeren. Die vordering zal worden afgewezen. De wet schrijft namelijk voor dat de gedwongen ontruiming gebeurt door een deurwaarder. Een machtiging aan [eisende partij] om zelf te zorgen voor de ontruiming zou met deze regel in strijd zijn. Als [gedaagde partij] de woning niet zelf verlaat, dan zal [eisende partij] na betekening van dit vonnis op grond van de wet (artikelen 555 en verder, in samenhang met artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) de deurwaarder in moeten schakelen om [gedaagde partij] te dwingen zijn woning te verlaten.
De gevorderde kosten van ontruiming worden afgewezen
3.10.
[eisende partij] heeft een vergoeding gevorderd voor de kosten voor de ontruiming van het gehuurde. Dit zijn kosten die in het geval van een gedwongen ontruiming ná het vonnis zullen worden gemaakt (denk aan kosten van de deurwaarder, sleutelmaker, verhuizer, opslagkosten etc.) en naast de proceskosten ook nog door [gedaagde partij] aan [eisende partij] moeten worden betaald. De ontruimingskosten kunnen alleen niet in dit vonnis worden toegewezen, omdat de hoogte van de kosten op dit moment nog niet te begroten is. [gedaagde partij] moet er wel rekening mee houden dat als hij de woning na dit vonnis niet vrijwillig ontruimt, [eisende partij] de kosten van een gedwongen ontruiming bij hem in rekening mag brengen.
[gedaagde partij] moet verschillende bedragen aan [eisende partij] betalen
3.11.
[eisende partij] vordert € 5.100,00 aan achterstallige huur en voorschotten servicekosten voor twee maanden. Deze vordering wordt toegewezen, omdat deze niet in strijd is met de wet en niet zonder geldige reden is ingesteld.
3.12.
Ook de vordering tot betaling van het maandelijkse huurbedrag van € 2.550,00 tot het moment dat er door [gedaagde partij] daadwerkelijk is ontruimd wordt toegewezen.
3.13.
[eisende partij] vordert € 3.600,00 voor de vergoeding van tandheelkundige kosten. Ook vordert hij hierover de wettelijke rente. Deze vorderingen worden toegewezen, omdat deze niet in strijd zijn met de wet en niet zonder geldige reden zijn ingesteld.
[gedaagde partij] moet de proceskosten betalen
3.14.
[gedaagde partij] moet de proceskosten (inclusief nakosten) betalen omdat hij ongelijk krijgt. De proceskosten van [eisende partij] worden begroot op:
- dagvaarding € 145,45
- griffierecht € 90,00
- salaris gemachtigde € 543,00
- nakosten
€ 135,00(plus de kosten van betekening zoals
vermeld in de beslissing)
Totaal € 913,45
Uitvoerbaar bij voorraad
3.15.
De kantonrechter verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad, zoals [eisende partij] heeft gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslising. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter, recht doende in kort geding:
4.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woonruimte en garage aan de [adres] in [woonplaats] met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eisende partij] zijn, te verlaten, te ontruimen en in oorspronkelijke onbeschadigde en schone staat aan [eisende partij] op te leveren en de sleutels gelijktijdig af te geven aan [eisende partij] , met het verbod de woonruimte en garage na de ontruiming opnieuw te betrekken of te gebruiken;
4.2.
bepaalt dat de veroordeling tot ontruiming binnen een termijn van één jaar na de datum van dit vonnis ook ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet;
4.3.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan [eisende partij] te betalen:
- € 5.100,00
-aan huurachterstand en voorschotten servicekosten;
- € 2.550,00 per maand vanaf 1 november 2025 tot aan het einde van de maand waarin daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden;
- € 3.600,00 aan tandheelkundige kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
16 oktober 2025 tot het moment van volledige betaling;
4.4.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten van € 913,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde partij] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2025.