Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 maart 2025,
- het proces-verbaal van de rolzitting van 9 april 2025, waarin de mondelinge conclusie van antwoord van [gedaagde] is vermeld, en de schriftelijke conclusie van antwoord van [gedaagde] ,
- de akte vermindering van eis van 14 augustus 2025.
2.De kern van de zaak
3.De beoordeling
De stelling van [gedaagde] dat de overeenkomst is geëindigd door de wijziging van de tenaamstelling van de bus, is ongegrond. Niet uit de wet en niet uit de overeenkomst en de AV volgt dat de wijziging van de tenaamstelling van de bus de overeenkomst doet eindigen; de wijziging van de tenaamstelling van de bus heeft dus niet als gevolg dat [gedaagde] van zijn financiële verplichtingen is bevrijd.
onder meerde leasetermijn voor de maand juli 2024 niet betaald. De kantonrechter kan niet vaststellen dat [gedaagde] de leasetermijn voor de maand juli 2024 heeft betaald. [eiser] factureert in de voorafgaande maand, voor de volgende maand. Uit het overzicht van [eiser] volgt dat [gedaagde] de factuur van juli 2024 voor de maand augustus 2024 heeft betaald, maar dat hij de factuur van juni 2024 voor de maand juli 2024 niet heeft betaald. [gedaagde] heeft geen objectieve, verifieerbare gegevens overgelegd, waaruit blijkt dat hij de leasetermijn voor de maand juli 2024 heeft betaald. Met de op 23 juli 2024 verrichte betaling heeft [gedaagde] de leasetermijn voor de maand augustus 2024 betaald. Gelet op het voorgaande stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde] de leasetermijn voor de maand juli 2024 niet heeft betaald. De berekening in de dagvaarding klopt. De achterstallige leasetermijnen en het restant van de leaseprijs bedragen samen € 25.305,18.