ECLI:NL:RBMNE:2025:5739

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
11390591 \ UC EXPL 24-7454 VL/58599
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na bewijsopdracht in civiele zaak tussen eiseres en gedaagde over gegenereerde omzet en betaling van kosten

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter op 10 september 2025 een eindvonnis uitgesproken na een bewijsopdracht aan eiseres. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.R.M. Schravenmade, had een bewijsopdracht gekregen om aan te tonen wat haar gegenereerde omzet was in de periode van 1 januari 2024 tot en met 18 juli 2024. Eiseres heeft geprobeerd dit bewijs te leveren met een controleverklaring van een registeraccountant, maar de kantonrechter oordeelde dat deze verklaring onvoldoende was om de hoogte van de omzet te bewijzen. De kantonrechter heeft de omzet geschat op € 27.000,00, wat in mindering moet worden gebracht op de managementvergoeding van eiseres. Eiseres heeft ook tegenbewijs geleverd tegen de stelling dat zij in juli 2024 slechts 17,2 uur had gewerkt, wat door de kantonrechter werd erkend. Eiseres vorderde ook buitengerechtelijke incassokosten, die gedeeltelijk werden toegewezen. In reconventie heeft gedaagde kosten gevorderd, maar deze werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11390591 \ UC EXPL 24-7454 VL/58599
Vonnis van 10 september 2025
in de zaak van
[eiseres] , h.o.d.n. [handelsnaam],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. J.R.M. Schravenmade,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R.A. Rila.

1.De procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 23 april 2025 heeft [eiseres] een bewijsopdracht gekregen. Ter voldoening aan die opdracht heeft zij een akte met producties ingediend. [gedaagde] heeft daarop bij antwoordakte met producties gereageerd. [eiseres] heeft zich nog over die producties van [gedaagde] uitgelaten.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De (verdere) beoordeling

In conventie
De door [eiseres] gegenereerde omzet van januari t/m 18 juli 2024
[eiseres] is niet geslaagd in haar bewijsopdracht
2.1.
In het tussenvonnis van 23 april 2025 heeft de kantonrechter bepaald dat [eiseres] moet bewijzen wat de door haar gegenereerde omzet is geweest in de periode van
1 januari 2024 tot en met 18 juli 2024. Dit bedrag moet namelijk van haar managementvergoeding worden afgetrokken. [eiseres] heeft gepoogd dit bewijs te leveren met een controleverklaring van de heer drs. [registeraccountant] [1] , registeraccountant (hierna: [registeraccountant] ). [registeraccountant] verklaart dat de berekeningen die [eiseres] aan hem ter beschikking heeft gesteld overeenstemmen met haar boekhouding.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de controleverklaring van [registeraccountant] onvoldoende is om te bewijzen dat de door [eiseres] gegenereerde omzet in de periode januari t/m 18 juli 2024 € 16.167,88 is geweest. [registeraccountant] heeft de berekeningen van [eiseres] vergeleken met haar boekhouding en geconstateerd dat deze overeenkomen. Met de berekeningen van [eiseres] doelt hij op een overzicht dat [eiseres] na het tussenvonnis heeft opgesteld en dat niet goed inzichtelijk is voor de kantonrechter. Dat overzicht was ook niet nodig geweest; [registeraccountant] had alleen kunnen en moeten kijken naar de omzet in de genoemde periode. [registeraccountant] laat niet zien hoe hij tot zijn oordeel is gekomen dat de berekening van [eiseres] klopt en welke gegevens hij daarvoor heeft geraadpleegd. Heeft hij alleen naar de facturen uit die periode gekeken of naar de werkzaamheden in de genoemde periode waarvoor ook later facturen of helemaal geen facturen zijn verstuurd? Zoals [gedaagde] terecht aanvoert, is niet duidelijk of [eiseres] ook de transitorische posten (de winst die wel in de betreffende periode is gegenereerd, maar pas later is gefactureerd) heeft meegenomen in haar berekeningen en of er werkzaamheden zijn die [eiseres] (bewust nog) niet heeft gefactureerd. De verklaring van [registeraccountant] zegt daarom onvoldoende over de hoogte van de gegenereerde omzet in de periode januari t/m 18 juli 2024.
2.3.
Omdat de kantonrechter van oordeel is dat [eiseres] met de controleverklaring van [registeraccountant] niet heeft voldaan aan haar bewijsopdracht, behoeft de discussie over de onafhankelijkheid van [registeraccountant] geen bespreking.
2.4.
Nu [eiseres] niet is geslaagd in haar bewijsopdracht, zullen de gevorderde deskundigenkosten worden afgewezen.
Schatting van de gegenereerde omzet
2.5.
Niet is komen vast te staan dat de gegenereerde omzet in de periode januari t/m 18 juli 2024 € 16.167,88 bedroeg. De kantonrechter zal deze omzet daarom schatten op € 27.000,00. Dit wordt hieronder toegelicht.
2.6.
[gedaagde] heeft de omzet van € 16.167,88 onderbouwd betwist en voert hiertoe aan dat de omzet die uit naam van de eenmanszaak van [eiseres] is gefactureerd niet is verrekend, dat omzet is misgelopen doordat [eiseres] niet alles aan klanten heeft gefactureerd en dat [eiseres] de omzet die zij in de periode januari t/m 18 juli 2024 voor [gedaagde] heeft gerealiseerd niet allemaal ook in deze periode heeft geboekt. Zij heeft daartoe ook namen van klanten gegeven waarmee [eiseres] in die periode meermalen heeft afgesproken. [gedaagde] schat daarom dat [eiseres] € 10.000,00 te weinig aan gegenereerde omzet rekent.
2.7.
In haar dagvaarding stelt [eiseres] dat de gegenereerde omzet in de periode januari t/m juni 2024 – en dus niet tot en met 18 juli 2024 – € 22.774,24 bedroeg en op basis van deze omzet heeft [eiseres] op 2 augustus 2024 een factuur aan [gedaagde] gestuurd. Later heeft [eiseres] de omzet gecorrigeerd naar € 16.167,88, met als toelichting dat zij aan klanten 12 maanden factureerde, maar uiteindelijk maar 7 maanden voor [gedaagde] heeft gewerkt dus dat zij de omzet naar rato heeft berekend. Deze toelichting van [eiseres] vindt de kantonrechter onvoldoende, aangezien zij ook op 2 augustus 2024 al wist dat zij slechts 7 maanden voor [gedaagde] had gewerkt, maar op dat moment alsnog een factuur stuurde op basis van een omzet van € 22.774,24. [eiseres] is er, zoals onder 2.2 is overwogen, niet in geslaagd om in het kader van haar bewijsopdracht duidelijkheid te geven over de hoogte van de gegenereerde omzet.
2.8.
Gelet op het voorgaande begroot de kantonrechter de door [eiseres] gegenereerde omzet in de periode januari t/m 18 juli 2024 op € 27.000,00. Dit bedrag dient daarom op de managementvergoeding over die periode in mindering te worden gebracht. De managementvergoeding tot en met juni 2024 bedroeg € 52.500,00. Hierop moet de omzet van € 27.000,00 in mindering worden gebracht, zodat € 25.500,00 exclusief btw resteert. Dat is € 30.855,00 inclusief btw. Hierop heeft [gedaagde] al € 25.245,56 betaald (zie factuur 202408-078.1 bij productie 13 bij dagvaarding). Aldus resteert een bedrag van € 5.609,44 inclusief btw dat [gedaagde] nog aan [eiseres] moet betalen.
De door [eiseres] gewerkte uren in de maand juli 2024
[eiseres] is geslaagd in het leveren van tegenbewijs
2.9.
In het tussenvonnis van 23 april 2025 heeft de kantonrechter bepaald dat [eiseres] tegenbewijs mag leveren tegen het voorshands aangenomen feit dat zij in de maand juli 2024 17,2 uur heeft gewerkt voor [gedaagde] . [eiseres] heeft dit gedaan door het overleggen van een overzicht van haar verzonden e-mails en haar agenda-afspraken in de maanden mei 2024, juni 2024 en juli 2024.
2.10.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] geslaagd is in het leveren van tegenbewijs. Bij het vergelijk van de e-mails en de agenda-afspraken is te zien dat deze over de maanden mei 2024, juni 2024 en juli 2024 geen significante verschillen vertonen. [gedaagde] herhaalt slechts haar standpunt dat [eiseres] eerst voor 17,2 uur had gefactureerd, maar de kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] haar stelling dat deze factuur als tegemoetkoming moet worden gezien, voldoende heeft onderbouwd. Uit de overgelegde e-mails en agenda-afspraken kan worden afgeleid dat [eiseres] eenzelfde werkdruk heeft gehad in de maand juli 2024 als in de maanden ervoor, wat neerkomt op een fulltime werkweek van 40 uur per week. Dit ligt ook voor de hand, omdat partijen pas op 18 juli 2024 hebben besloten de samenwerking te beëindigen. Niet valt in te zien waarom [eiseres] voor die tijd al significant minder uren zou hebben gewerkt. De kantonrechter zal de gevorderde € 4.967,95 inclusief btw daarom toewijzen.
2.11.
[eiseres] vordert de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding tot het moment dat het volledige bedrag is betaald. [gedaagde] heeft dit niet betwist. Deze vordering zal daarom worden toegewezen.
[gedaagde] moet buitengerechtelijke incassokosten betalen
2.12.
[eiseres] vordert een bedrag van € 1.011,93 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief; dat is € 912,97.
2.13.
[eiseres] vordert de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten vanaf de dag van de dagvaarding tot het moment dat het volledige bedrag is betaald. [gedaagde] heeft dit niet betwist. Deze vordering zal daarom worden toegewezen.
Conclusie in conventie
2.14.
[gedaagde] moet aan [eiseres] een bedrag van € 5.609,44 voor de maanden januari t/m juni 2024 + € 4.967,95 voor de maand juli 2024 = € 10.577,39 inclusief btw betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de dagvaarding, 23 oktober 2024, tot het moment dat het volledige bedrag is betaald. Daarbij moet [gedaagde] aan [eiseres] € 912,97 aan buitengerechtelijke incassokosten betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot het moment dat het volledige bedrag is betaald.
Compensatie van proceskosten
2.15.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In reconventie
Fintens Advies
2.16.
In het tussenvonnis van 23 april 2025 heeft de kantonrechter overwogen dat de door [gedaagde] gevorderde kosten van € 980,00 inclusief btw zullen worden afgewezen als [eiseres] de door haar gegenereerde omzet voldoende inzichtelijk maakt. Weliswaar is [eiseres] niet geslaagd in haar bewijsopdracht, maar de kantonrechter heeft de gegenereerde omzet geschat op € 27.000,00. Zonder het advies van Fintens was deze omzet voor [gedaagde] lager geweest. [2] Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
2.17.
[gedaagde] vordert de wettelijke handelsrente over de gevorderde gezamenlijke kosten vanaf 18 juli 2024 tot het moment dat het volledige bedrag is betaald. [eiseres] heeft dit niet betwist. Deze vordering zal worden toegewezen.
Conclusie in reconventie
2.18.
[eiseres] moet aan [gedaagde] een bedrag van € 2.965,58 (€ 947,70 + € 667,00 + € 392,04 + € 349,00 + € 296,45 + € 22,99 + € 290,40 = € 2.965,58 [3] inclusief btw aan [eiseres] betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 18 juli 2024 tot het moment dat het volledige bedrag is betaald.
Compensatie van proceskosten
2.19.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In conventie en reconventie
Uitvoerbaar bij voorraad
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van:
  • € 10.577,39 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 23 oktober 2024 tot het moment dat het volledige bedrag is betaald;
  • € 912,97 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 23 oktober 2024 tot het moment dat het volledige bedrag is betaald;
3.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
3.4.
veroordeelt [eiseres] tot betaling aan [gedaagde] van:
- € 2.965,58 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 18 juli 2024 tot het moment dat het volledige bedrag is betaald;
3.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in conventie en reconventie:
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en bij haar afwezigheid ondertekend en op 10 september 2025 in het openbaar uitgesproken door mr. J.W. Wagenaar.

Voetnoten

1.Productie 24 van [eiseres] .
2.Zie overweging 3.22 van het tussenvonnis van 23 april 2025.
3.Zie de posten in het tussenvonnis van 23 april 2025 onder 3.18 t/m 3.29.