ECLI:NL:RBMNE:2025:5697

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
16/054526-25 en 16/206452-25 (t.t.z. gevoegd)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 23-jarige verdachte voor oplichting en diefstal door zich voor te doen als agent in burger

Op 3 november 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige verdachte die zich voordeed als agent in burger. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere feiten van oplichting en diefstal. Hij heeft zich op 8 en 9 februari 2025 in Leiden en Leidschendam schuldig gemaakt aan het stelen van geld van slachtoffers door gebruik te maken van valse sleutels (bankpassen) en door zich voor te doen als politieagent. De verdachte heeft in totaal € 1.900,- van [slachtoffer 1] en € 500,- van [slachtoffer 4] gestolen. Daarnaast heeft hij op 18 februari 2025 in Veenendaal geprobeerd [slachtoffer 3] op te lichten en in Apeldoorn € 1.000,- van [slachtoffer 5] gestolen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 77 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. Tevens is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5]. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. De verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan meerdere misdrijven, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van kwetsbare slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte ook een meldplicht bij de reclassering opgelegd en hem verplicht mee te werken aan schuldhulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummers: 16/054526-25 en 16/206452-25 (t.t.z. gevoegd)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 november 2025 in de strafzaak van:
[verdachte],
geboren op [2002] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres] in [woonplaats] ,
op dit moment (uit andere hoofde) gedetineerd in de [verblijfplaats],
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 13 oktober 2025. Het onderzoek is, met instemming van de officier van justitie en de verdediging, enkelvoudig gesloten op 3 november 2025, waarna aansluitend uitspraak is gedaan
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. F.B. Koolhof;
  • de advocaat van de verdachte: mr. R. Schreudering;
  • de benadeelde partij: [slachtoffer 1] ;
  • de benadeelde partij: [slachtoffer 2] .

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
16/054526-25
feit 1
op 18 februari 2025 in Veenendaal samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 3] op te lichten.
feit 2
- op 8 februari 2025 in Leiden samen met anderen € 1.900,- heeft gestolen van [slachtoffer 1] met gebruikmaking van een valse sleutel (bankpas), door dit bedrag van de rekening van die [slachtoffer 1] te pinnen met de pincode van [slachtoffer 1] ;
- op 9 februari 2025 in Leidschendam samen met anderen € 500,- heeft gestolen van [slachtoffer 4] met gebruikmaking van een valse sleutel (bankpas), door dit bedrag van de rekening van die [slachtoffer 4] te pinnen met de pincode van [slachtoffer 4] .
feit 3
op 18 februari 2025 in Apeldoorn samen met anderen € 1.000,- heeft gestolen van [slachtoffer 5] met gebruikmaking van een valse sleutel (bankpas), door dit bedrag met de pincode van [slachtoffer 5] van de rekening van [slachtoffer 5] te pinnen.
16/206452-25
feit 1
op 8 februari 2025 in Leiden opzettelijk computergegevens van [slachtoffer 2] heeft veranderd door via internetbankieren haar opnamelimiet te verhogen.
feit 2
op 8 februari 2025 in Leiden samen met anderen [slachtoffer 2] heeft opgelicht.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in
bijlage Ibij dit vonnis.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte alle feiten (onder beide parketnummers) heeft gepleegd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte voert geen verweer over het bewijs.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De verdachte bekent dat hij alle feiten op de beschuldiging onder beide parketnummers heeft gepleegd, zoals deze hieronder bewezen zijn verklaard. Door hem of namens hem is ook niet om vrijspraak van die feiten gevraagd. In die situatie volstaat de rechtbank met het opsommen van de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert.
16/054526-25: [1]
feit 1
- de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 13 oktober 2025;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] . [2]
feit 2
- de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 13 oktober 2025;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] . [3]
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] . [4]
feit 3
- de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 13 oktober 2025;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] . [5]
16/206452-25: [6]
feiten 1 en 2
- de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 13 oktober 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] . [7]
Er zijn meerdere feiten bewezen verklaard. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarover deze gaan.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
16/054526-25
feit 1
op 18 februari 2025 te Veenendaal tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag en sierraden
- die [slachtoffer 3] heeft gebeld en (vervolgens) zich heeft voorgedaan als een medewerker van de politie Veenendaal en
- ( vervolgens) die [slachtoffer 3] heeft verteld dat er iemand was aangehouden voor een poging inbraak die het adres van die [slachtoffer 3] op een briefje had staan en
- ( vervolgens) die [slachtoffer 3] heeft verteld dat er een wijkagent met de naam [valse naam]
langs zou komen en dat deze een specifieke meldcode zou geven en dat die [slachtoffer 3]
er verstandig aan zou doen zijn sieraden en geld, althans waardevolle
goederen aan die wijkagent mee te geven om op het politiebureau te laten bewaren
en
- ( vervolgens) bij de woning van die [slachtoffer 3] is langsgegaan en zich heeft
voorgesteld als wijkagent [valse naam] en bij die [slachtoffer 3] naar binnen is gegaan en
een meldcode heeft genoemd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
in de periode van 8 februari 2025 tot en met 9 februari 2025 te
Leiden en Leidschendam tezamen en in vereniging met anderen, meermaals
geldbedragen, die aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] toebehoorden,
heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel door
- een geldbedrag van 1.900 euro van de rekening van die [slachtoffer 1] af te schrijven en te pinnen met een pincode en pinpas van
[slachtoffer 1] , en
- een geldbedrag van 500 euro te pinnen met een pincode en pinpas van [slachtoffer 4] ,
tot het gebruik waarvan hij, verdachte en zijn mededaders niet waren gerechtigd;
feit 3
op 18 februari 2025 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen geldbedragen die
aan [slachtoffer 5] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen
geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel door
een geldbedrag van 1000 euro te pinnen met een pincode en pinpas van [slachtoffer 5]
, tot het gebruik waarvan hij, verdachte niet was gerechtigd;
16/206452-25
feit 1
op 8 februari 2025 te Leiden opzettelijk en wederrechtelijk, gegevens, die door middel van een geautomatiseerd werk en/of door middel van telecommunicatie waren opgeslagen, werden verwerkt en/of werden overgedragen, te weten de opnamelimiet op de bankrekening van [slachtoffer 2] , heeft veranderd door met onrechtmatig verkregen (en door die [slachtoffer 2] onder valse voorwendselen ingevoerde) inloggegevens voornoemde gegevens aan te passen;
feit 2
op 8 februari 2025 te Leiden tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pincode en een pinpas en een geldbedrag, door
- die [slachtoffer 2] te bellen en (vervolgens) zich voor te doen als een medewerker van de politie en
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] te vertellen dat er de dag er voor in de buurt iemand was aangehouden voor een inbraak en dat die [slachtoffer 2] mogelijk slachtoffer van inbraak zou kunnen worden en die [slachtoffer 2] te vragen naar bankrekening en pincode en
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] te vertellen dat er een collega van de afdeling IT met de naam [valse naam] langs zou komen en zou helpen om één en ander te blokkeren en
- ( vervolgens) bij de woning van die [slachtoffer 2] langs te gaan en zich voor te stellen als [valse naam] en bij die [slachtoffer 2] naar binnen te gaan en die [slachtoffer 2] te vragen om in te loggen op internetbankieren en vervolgens handelingen op die computer te verrichten waardoor de opnamelimiet is verhoogd, en
- die [slachtoffer 2] te vragen haar bankpas en haar contante geld in een envelop te doen en aan hem te overhandigen, als gevolg waarvan die [slachtoffer 2] werd bewogen tot afgifte van haar pincode en pinpas en een geldbedrag (van ongeveer 300 euro).
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
Kwalificatie
Zowel ten aanzien van feit 1 als van feit 2 onder parketnummer 16/206452-25 verklaart de rechtbank bewezen dat de verdachte het opnamelimiet van [slachtoffer 2] heeft verhoogd via internetbankieren. Voor feit 2 (de oplichting) geldt dat die handeling niet redengevend is voor de kwalificatie als oplichting. Het aanpassen van het opnamelimiet is een handeling die de verdachte zelf heeft verricht, en niet een handeling waartoe het slachtoffer (door de gebruikte oplichtingsmiddelen) is bewogen. Dat betekent dat geen sprake is van eendaadse samenloop.
De bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
16/054526-25:
feit 1: medeplegen van poging tot oplichting.
feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
16/206452-25:
feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk zijn opgeslagen veranderen.
feit 2: medeplegen van oplichting.
4.2
Strafbaarheid feiten en verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het meewerken aan schuldhulpverlening.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte acht de eis van de officier van justitie niet in lijn met de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte. De advocaat van de verdachte wijst erop dat een dusdanig hoge straf in vergelijkbare zaken alleen wordt opgelegd als er (veel) meer slachtoffers zijn, de buit wezenlijk hoger was of er sprake was van een langere pleegperiode. Bovendien is de verdachte niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit. De advocaat van de verdachte verzoekt dan ook geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die de verdachte al heeft vastgezeten in deze zaak. Daarnaast zou volgens de advocaat van de verdachte eventueel nog een taakstraf kunnen worden opgelegd.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee. Dit licht de rechtbank hieronder toe.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen in een periode van twee weken schuldig gemaakt aan een oplichting en een poging daartoe, en aan drie diefstallen van geld door middel van een valse sleutel (het pinnen van geld zonder toestemming van de eigenaar), terwijl hij bij één van de slachtoffers bovendien via haar internetbankieren haar opnamelimiet heeft verhoogd. De verdachte heeft daarmee in zeer korte tijd vier verschillende slachtoffers gemaakt, waarbij telkens een vergelijkbare werkwijze werd gehanteerd. In die werkwijze was de verdachte steeds de persoon die de geldbedragen pinde, maar ook meermalen de ophaler van de goederen. De verdachte is daarvoor - soms langere tijd - bij de slachtoffers thuis geweest en heeft hen daar misleid om aan hem, als een zogenaamde politieagent in burger, hun bankpas en geld mee te geven, terwijl zij nog aan de lijn waren met een medeverdachte die zich ook voordeed als politieagent. Daarbij heeft de verdachte met zijn mededader(s) op schaamteloze wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers in hem dachten te kunnen hebben. Bovendien moet het bij het overgrote deel van deze ontmoetingen voor de verdachte glashelder zijn geweest dat het ging om kwetsbare, oudere mensen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben de slachtoffers niet alleen financiële schade toegebracht, maar ook hun gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens ernstig geschaad. Dit blijkt ook wel uit de toelichting in de vorderingen van benadeelde partij van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] . De verdachte heeft hierbij enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin. Deze reeks aan oplichtingen en diefstallen in korte tijd lijkt enkel tot een eind te zijn gekomen doordat de verdachte, bij de laatste poging, op heterdaad is aangehouden door zijn beoogde slachtoffer. Dit zijn ernstige feiten en de rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank kijkt ook naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De reclassering heeft op 22 september 2025 een rapport over de verdachte opgemaakt. Hierin staat onder andere dat de risico’s op recidive niet konden worden ingeschat omdat de verdachte zich tot dan toe heeft beroepen op zijn zwijgrecht. Toch adviseert de reclassering om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering en medewerking aan schuldhulpverlening. De reclassering ziet namelijk risicofactoren op (onder andere) financieel gebied, nu sprake lijkt te zijn van een onduidelijke schuldenlast. De reclassering geeft verder in het rapport aan dat een langdurige gevangenisstraf de schoolgang van de verdachte zal doorkruisen.
Uit het strafblad van de verdachte van 1 oktober 2025 blijkt dat hij niet eerder voor een misdrijf is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of strafmatigende zin mee.
Strafkader
Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten. Deze zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken. Voor dit soort specifieke verdenkingen bestaan op dit moment geen oriëntatiepunten.
De rechtbank zoekt in dit geval aansluiting bij straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De rechtbank is het daarbij met de advocaat van de verdachte eens dat de geëiste straf doorgaans wordt opgelegd in zaken waarbij er veel meer slachtoffers zijn en er grotere bedragen zijn weggenomen.
De rechtbank vindt het in dit geval niet passend om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel langer uitvalt dan de tijd die de verdachte al heeft vastgezeten in deze zaak. De rechtbank neemt daarin mee dat de verdachte nog jong is, dat dit de eerste keer is dat de verdachte door een rechter voor een strafbaar feit wordt veroordeeld en dat de verdachte uiteindelijk verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden, ook ter zitting tegenover de aanwezige slachtoffers. Wel ziet de rechtbank aanleiding om een forse voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen als stevige stok achter de deur. De rechtbank zal daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd. Gelet op de ernst van de feiten vindt de rechtbank daarnaast ook een forse taakstraf op zijn plaats.
Op de zitting is besproken dat de verdachte na schorsing van zijn voorlopige hechtenis betrokken zou zijn bij (nieuwe) soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank merkt op dat in dit vonnis bij het bepalen van de straf daar geen rekening mee zal worden gehouden. De verdachte staat in deze zaak namelijk niet terecht voor eventuele strafbare feiten die daarna zouden hebben plaatsgevonden. Met andere woorden, er zal in een eventuele volgende strafzaak moeten worden beoordeeld of verdachte zich (opnieuw) schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten en daarvoor moet worden gestraft.
Gelet op dit alles legt de rechtbank aan de verdachte op een gevangenisstraf van 150 dagen met aftrek van de tijd die de verdachte al heeft vast gezeten, waarvan 77 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar, onder de algemene voorwaarde dat hij geen strafbare feiten pleegt in de proeftijd en de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd meldt bij de reclassering en meewerkt aan schuldhulpverlening. Daarnaast legt de rechtbank aan de verdachte een taakstraf van 120 uren op.
Voorlopige hechtenis
Het voorgaande brengt met zich dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven. De door de officier van justitie op zitting gedane vorderingen tot gevangenneming en tot opheffing van de schorsing worden, gelet op de opgelegde straf, afgewezen.

6.Vordering benadeelde partij(en)

6.1.
Vordering van de benadeelde partij(en)
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] hebben zich gesteld als benadeelde partij.
Vordering [slachtoffer 1]
vordert een bedrag van € 1.900,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade en ziet op het bedrag dat de verdachte van de rekening van [slachtoffer 1] heeft gepind.
Vordering [slachtoffer 5]
vordert een bedrag van € 3.550,-. Dit bedrag bestaat uit € 1.050,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade. De gevorderde materiële schadevergoeding ziet op het van de rekening van [slachtoffer 5] gepinde bedrag (€ 1.000,-) en het contant meegenomen bedrag (€ 50,-). De gevorderde immateriële schadevergoeding van € 2.500,- ziet op de angst die de benadeelde partij heeft ervaren naar aanleiding van wat haar is overkomen. Hierdoor heeft zij gedurende twee weken bij haar zoon en schoondochter geslapen.
6.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van [slachtoffer 1] volledig en hoofdelijk toewijsbaar. De officier van justitie acht de vordering van [slachtoffer 5] gedeeltelijk en hoofdelijk toewijsbaar tot een bedrag van € 3.500,-. De officier van justitie vraagt de vordering van [slachtoffer 5] voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie vraagt tot slot voor beide vorderingen om de wettelijke rente toe te passen en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging verzet zich alleen tegen het immateriële deel van de vordering van [slachtoffer 5] , en verzoekt de rechtbank haar op dat punt niet-ontvankelijk te verklaren.
6.4.
Oordeel van de rechtbank
6.4.1
Vordering [slachtoffer 1]
De gevorderde schade is het rechtstreekse gevolg geweest van het bewezenverklaarde en door de verdachte niet weersproken. De rechtbank zal de gevraagde schadevergoeding van
€ 1.900,-daarom toewijzen.
Hoofdelijkheid
Naar burgerlijk recht is de verdachte met zijn mededader(s) voor de schade hoofdelijk aansprakelijk.
Veroordeling in de kosten
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Wettelijke rente
Voor zover de rechtbank de vordering toewijst, zal zij het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten 8 februari 2025.
6.4.2
Vordering [slachtoffer 5]
Met betrekking tot de materiële schade
De gevorderdere materiële schade is het rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde en door verdachte ook niet weersproken. De rechtbank zal de gevraagde materiële schade van € 1.050,- daarom toewijzen.
Met betrekking tot de immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van een op andere wijze aantasten van de benadeelde partij in zijn of haar persoon. In beginsel is daarvoor nodig dat psychisch letsel is vastgesteld, maar onder omstandigheden kunnen ook de aard van de normschending, de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer meebrengen dat een aantasting in de persoon ook zonder vastgesteld psychisch letsel kan worden aangenomen.
De rechtbank overweegt tegen die achtergrond dat de benadeelde partij slachtoffer is geworden van een buitengewoon brutale diefstal, waarbij misbruik is gemaakt van haar vertrouwen in instanties als de politie en van haar kwetsbare leeftijd. In dit specifieke geval is ter onderbouwing van de vordering ook toegelicht dat het bewezenverklaarde een dusdanige impact heeft gehad op de benadeelde partij dat zij twee weken lang bij haar kinderen heeft geslapen. Zij voelde zich niet veilig in haar eigen huis, een plek waar eenieder zich juist veilig zou moeten weten.
Onder die omstandigheden acht de rechtbank een aantasting in de persoon voldoende onderbouwd, zodat een aanspraak op immateriële schadevergoeding bestaat. De hoogte van die immateriële schade begroot de rechtbank– naar billijkheid op een bedrag van € 500,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en zal bepalen dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Hoofdelijkheid
Naar burgerlijk recht is de verdachte met zijn mededader(s) voor de schade hoofdelijk aansprakelijk.
Veroordeling in de kosten
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Wettelijke rente
Voor zover de rechtbank de vordering toewijst, zal zij het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten 18 februari 2025.
6.4.3.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de benadeelde partijen wordt, als extra waarborg voor betaling aan hen, telkens de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte opgelegd. Deze maatregel houdt de verplichting tot betaling van het toegewezen bedrag aan de Staat in, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data zoals hierboven vermeld, tot de dag van volledige betaling.
Als door de verdachte niet wordt betaald, wordt deze verplichting aangevuld met het bijbehorende aantal dagen gijzeling zoals vermeld in het dictum, waarbij toepassing van gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partijen.

7.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straffen en maatregelen zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
- artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 57, 311, 326 en 350a van het Wetboek van Strafrecht.

8. De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte de feiten heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvan
150 dagen
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
77 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij Reclassering Nederland, zo vaak en zolang Reclassering Nederland dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als
bijzondere voorwaardengelden dat de verdachte;
Meldplicht bij reclassering
Betrokkene meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met betrokkene opnemen voor het voortzetten van het reclasseringstoezicht.
Schuldhulpverlening
Betrokkene werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Betrokkene geeft de reclassering volledig inzicht in zijn financiën en schulden.
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvan
120 uur;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 3)
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.900, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt de verdachte, hoofdelijk met zijn mededader(s), tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2025 tot de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt de verdachte de, samen met zijn mededader(s)hoofdelijke, verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.900,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2025 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 29 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partijen dan wel aan de Staat heeft vergoed;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 5] (feit 4)
- wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 1.550,- bestaande uit
€ 1.050,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte, hoofdelijk met zijn mededader(s), tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2025 tot de dag van de algehele voldoening;
- verklaart [slachtoffer 5] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt de verdachte de, samen met zijn mededader(s) hoofdelijke, verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 1.550,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2025 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partijen dan wel aan de Staat heeft vergoed;
voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M. Lemmen, voorzitter, mr. J.P. Verboom en mr. T.M. Sanders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D. Pronk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 november 2025.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 16.054526.25
feit 1
hij op of omstreeks 18 februari 2025 te Veenendaal, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 3] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst,
het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het
teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag en/of sierraden
- die [slachtoffer 3] heeft gebeld en/of (vervolgens) zich onder valse naam heeft
voorgedaan als een medewerker van de politie Veenendaal en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 3] heeft verteld dat er iemand was aangehouden voor een
poging inbraak die het adres van die [slachtoffer 3] op een briefje had staan en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 3] heeft verteld dat er een wijkagent met de naam [valse naam]
langs zou komen en/of dat deze een specifieke meldcode zou geven en/of dat die [slachtoffer 3]
er verstandig aan zou doen zijn sieraden en/of geld, althans waardevolle
goederen aan die wijkagent mee te geven om op het politiebureau te laten bewaren
en/of
- ( vervolgens) bij de woning van die [slachtoffer 3] is langsgegaan en/of zich heeft
voorgesteld als wijkagent [valse naam] en/of bij die [slachtoffer 3] naar binnen is gegaan en/of
een meldcode heeft genoemd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
Hij in of omstreeks de periode van 8 februari 2025 tot en met 9 februari 2025 te
Leiden en/of Leidschendam , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermaals, althans eenmaal,
één of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) en/of
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse
sleutel door
- een geldbedrag van 19.000 euro (opm. SP: verzoek ovj verbeterd lezen 1.900 euro) van de rekening van die [slachtoffer 1] af te schrijven en/of te pinnen met een pincode en/of pinpas en/of mobiele telefoon van
[slachtoffer 1] , en/of
- een geldbedrag van 500 euro te pinnen met een pincode en/of pinpas van [slachtoffer 4]
,
tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet was/waren
gerechtigd;
feit 4
Hij op of omstreeks 18 februari 2025 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
één of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
geldbedrag(en) en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van een valse sleutel door
een geldbedrag van 1000 euro te pinnen met een pincode en/of pinpas van [slachtoffer 5]
, tot het gebruik waarvan hij, verdachte niet was gerechtigd;
in de zaak met parketnummer 16.206452.25
feit 1
hij op of omstreeks 8 februari 2025 te Leiden, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk, gegevens, die door middel van een geautomatiseerd werk en/of door middel van telecommunicatie waren opgeslagen, werden verwerkt en/of werden overgedragen, te weten persoonsgegevens en/of betaalgegevens en/of de opnamelimiet op de bankrekening van [slachtoffer 2] heeft veranderd, gewist, onbruikbaar en/of ontoegankelijk heeft gemaakt en/of aan gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk en/of door middel van telecommunicatie waren opgeslagen, werden verwerkt en/of werden overgedragen, andere gegevens, te weten persoonsgegevens en/of betaalgegevens en/of een (hoger) opnamelimiet heeft toegevoegd door met onrechtmatig verkregen (en/of door die [slachtoffer 2] onder valse voorwendselen ingevoerde) inloggegevens voornoemde gegevens aan te passen en/of gegevens daaraan toe te voegen;
feit 2
hij op of omstreeks 8 februari 2025 te Leiden, althans in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een pincode en/of een pinpas en/of een geldbedrag, door - die [slachtoffer 2] te bellen en/of (vervolgens) zich onder valse naam voor te doen als een medewerker van de politie en/of - (vervolgens) die [slachtoffer 2] te vertellen dat er de dag er voor in de buurt iemand was aangehouden voor een inbraak en dat die [slachtoffer 2] mogelijk slachtoffer van inbraak zou kunnen worden en/of die [slachtoffer 2] te vragen naar bankrekening en pincode en/of - (vervolgens) die [slachtoffer 2] te vertellen dat er een collega van de afdeling IT met de naam [valse naam] langs zou komen en/of zou helpen om één en ander te blokkeren en/of - (vervolgens) bij de woning van die [slachtoffer 2] langs te gaan en/of zich voor te stellen als [valse naam] en/of bij die [slachtoffer 2] naar binnen te gaan en/of die [slachtoffer 2] te vragen om in te loggen op internetbankieren en/of vervolgens handelingen op die computer te verrichten waardoor de opnamelimiet is verhoogd, en/of - die [slachtoffer 2] te zeggen/vragen haar bankpas en haar contante geld in een envelop te doen en aan hem te overhandigen, als gevolg waarvan die [slachtoffer 2] werd bewogen tot afgifte van haar pincode en pinpas en een geldbedrag (van ongeveer 300 euro).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer PL0900-2025054926, doorgenummerd pagina 1 tot en met 354. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Pagina 20.
3.Pagina 52-55.
4.Pagina 135-136.
5.Pagina 161-162.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer PL0900-2025227417, doorgenummerd pagina 1 tot en met 48. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
7.Pagina 30-31.