ECLI:NL:RBMNE:2025:5655

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
587329 HAZA 25-46
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale handelsgeschil over betaling van openstaande facturen en bewijslevering van contante betaling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 15 oktober 2025, staat een geschil centraal tussen de Italiaanse rechtspersoon S.R.L. en een Nederlandse gedaagde die handelt onder verschillende handelsnamen. De eiseres, S.R.L., eist betaling van openstaande facturen voor geleverde goederen, terwijl de gedaagde betwist dat alle bestellingen zijn gedaan en geleverd. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om deze internationale zaak te behandelen en past het Weens Koopverdrag toe, aangezien beide partijen gevestigd zijn in verdragsstaten. De eiseres vordert een bedrag van € 66.967,28, vermeerderd met rente en kosten, terwijl de gedaagde in reconventie een bedrag van € 33.631,14 terugvordert, stellende dat hij onterecht heeft betaald. De rechtbank heeft de eiseres opgedragen om bewijs van levering te overleggen en de gedaagde moet bewijs leveren van een contante betaling van € 50.000,00. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en beoordeling van de vorderingen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/587329 / HA ZA 25-46
Vonnis van 15 oktober 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[eiseres] S.R.L.,
te [plaats] (Italië),
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. R. de Falco,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam [handelsnaam 1] , [handelsnaam 2] , [handelsnaam 3] ,
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. E.R. Jonker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het bericht van [gedaagde] van 8 juli 2025 met producties
- de mondelinge behandeling van 18 juli 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] verkoopt in Nederland dakkoffers, dakdragers en accessoires. [eiseres] is gevestigd in Italië en is een leverancier van [gedaagde] . De rechtbank is bevoegd om deze internationale zaak te beoordelen en past het Weens Koopverdrag toe. [eiseres] eist in conventie betaling van [gedaagde] van openstaande facturen voor verkochte zaken. Volgens [gedaagde] is in 2023 niet alles besteld en geleverd. [gedaagde] stelt, ook vanwege een contante betaling van € 50.000,00, per saldo juist geld tegoed te hebben van [eiseres] en eist in reconventie betaling daarvan. De rechtbank beveelt [eiseres] bepaalde CMR-vrachtbrieven over te leggen als verzendbewijs en draagt [gedaagde] op bewijs te leveren van de contante betaling. Daarna beslist de rechtbank verder over deze zaak.

3.De beoordeling in conventie en in reconventie

De Nederlandse rechter is bevoegd
3.1.
[eiseres] is een rechtspersoon naar buitenlands recht en gevestigd in Italië. Daarom hebben de vorderingen een internationaal karakter en moet allereerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen. Deze rechtbank is bevoegd, omdat gedaagde, [gedaagde] , in [plaats] in Nederland woont. [1]
Het Weens Koopverdrag en het Italiaanse recht zijn van toepassing
3.2.
Vanwege het internationale karakter van de vorderingen moet ook worden beoordeeld welk recht van toepassing is op de rechtsverhouding tussen partijen. [eiseres] en [gedaagde] hebben hierover geen afspraken gemaakt. Het Weens Koopverdrag is van toepassing, omdat beide partijen zijn gevestigd in een verdragsstaat en het gaat over (een) koopovereenkomst(en) van roerende zaken. [2] Voor zover het Weens Koopverdrag bepaalde punten niet regelt [3] , is Italiaans recht van toepassing, omdat de overeenkomst voor de verkoop van roerende zaken wordt beheerst door het recht van het land waar de verkoper, [eiseres] , haar gewone verblijfplaats heeft. [4]
Conventie en reconventie hangen met elkaar samen
3.3.
[eiseres] eist in conventie betaling door [gedaagde] van € 66.967,28 vermeerderd met de Italiaanse handelsrente (subsidiair de wettelijke rente), de buitengerechtelijke kosten van € 4.985,30 (subsidiair € 1.748,05) en de proceskosten. De hoofdsom gaat over vijf facturen voor verkochte en geleverde zaken en drie creditfacturen, allen uit 2023.
3.4.
[gedaagde] voert aan dat hij voor de aan hem in 2023 geleverde zaken ruimschoots aan [eiseres] heeft betaald. Hij stelt daardoor € 33.631,14 onverschuldigd aan [eiseres] te hebben betaald of dat [eiseres] voor dat bedrag ongerechtvaardigd is verrijkt. [gedaagde] eist in reconventie betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en de proceskosten.
De juridische grondslagen
3.5.
De vorderingen in conventie en reconventie hangen met elkaar samen. In juridische bewoordingen, waar nodig aangevuld door de rechtbank, is het geschil over de gevorderde hoofdsommen als volgt samen te vatten. Volgens het Weens Koopverdrag komt een koopovereenkomst tot stand door aanbod en aanvaarding [5] . Vervolgens moet de verkoper, [eiseres] , de zaken afleveren [6] . De koper, [gedaagde] , moet de koopprijs betalen en de zaken in ontvangst nemen [7] . [eiseres] stelt in conventie dat de zaken op de vijf facturen waarvan betaling wordt gevorderd, zijn verkocht en geleverd aan [gedaagde] . Op grond van artikel 61 en 62 van het Weens Koopverdrag eist [eiseres] dat [gedaagde] de koopprijs betaalt. [gedaagde] stelt dat hij alles wat hij heeft besteld en aan hem is geleverd al heeft betaald met girale betalingen en een contante betaling. [gedaagde] stelt dat per saldo sprake is van onverschuldigde betaling en in reconventie eist hij (terug)betaling van dat bedrag. Omdat het Weens Koopverdrag niets regelt voor onverschuldigde betaling, moet dat naar Italiaans recht beoordeeld worden. In artikel 2033 van de Codice Civile staat het recht op terugbetaling van onverschuldigde betalingen. Als [gedaagde] inderdaad onverschuldigd aan [eiseres] heeft betaald, mag dat vervolgens verrekend worden met hetgeen [gedaagde] nog aan [eiseres] moet betalen. Die schulden vervallen volgens artikel 1241 van de Codice Civile. Met deze grondslagen zal de rechtbank het geschil beoordelen.
Factuuroverzicht productie 28 [eiseres]
3.6.
Centraal staan de facturen van [eiseres] uit 2023 in het overzicht in haar productie 28. Uit de processtukken was dat nog niet voldoende duidelijk, maar tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat dit het volledige overzicht is. In het factuuroverzicht hierna zijn de vorderingen, verweren en de beoordeling ervan zoveel mogelijk in onderstaande tabel inzichtelijk gemaakt. Hiernaar verwijst de rechtbank in de verdere motivering. De facturen die ten grondslag liggen aan de
vordering in conventiezijn dikgedrukt. De doorgestreepte facturen zijn niet verschuldigd.
Factuurnummer
Bedrag in €
Betwist door [gedaagde] ?
Oordeel rechtbank verschuldigd?
231/E
35.787,33
nee
ja
284/E
16.091,00
ja
?
294/E
12.554,36
nee
ja
327/E
10,00
nee
ja
352/E
10.963,60
nee
ja
378/E
15.450,00
nee
ja
388/E
16.244,95
nee
ja
405/E
39,00
ja
?
409/E
2.600,00
ja
nee
431/E
39.735,00
nee
ja
462/E
42,24
ja
?
508/E
9.547,36
nee
ja
529/E
4.800,00
ja
nee
81/NE
-195,00
nee
ja
578/E
20.360,68
nee
ja
604/E
230,72
ja
nee
617/E
15.452,46
nee
ja
634/E
17.333,99
nee
ja
711/E
227,40
ja
nee
99/NE
-220,00
nee
ja
103/NE
-112,20
nee
ja
3.7.
De rechtbank zal eerst beoordelen hoeveel [gedaagde] in 2023 in totaal moest betalen. Vervolgens zal worden vastgesteld hoeveel [gedaagde] betaald heeft. Aan de hand van die uitkomsten wordt bepaald of de vorderingen in conventie en in reconventie toegewezen kunnen worden.
3.8.
Hoeveel moest [gedaagde] betalen?
Onbetwiste facturen € 193.439,73
3.8.1.
Voor de facturen in het overzicht zonder kleurmarkering (zie 3.6) geldt dat [gedaagde] de verschuldigdheid ervan niet betwist. Dit bedrag moest [gedaagde] dus voor bestelling uit 2023 in elk geval aan [eiseres] betalen. In totaal is dit € 193.439,73:
- 213/ E van € 35.787,33
- 294/ E van € 12.554,36
- 327/ E van € 10,00
- 362/ E van € 10.963,60
- 378/ E van € 15.450.00
- 388/ E van € 16.244,95. Uit het overzicht van [gedaagde] [8] blijkt dat [gedaagde] voor deze factuur uitgaat van een lager bedrag van € 7.101,24. [gedaagde] kon tijdens de mondelinge behandeling niet uitleggen waar dit verschil in zit. Daarom gaat de rechtbank uit van een terechte factuur van [eiseres] van € 16.244,95.
- 431/ E van € 39.735,00
- 508/ E van € 9.547,36 (hiervan wordt in conventie betaling wordt gevorderd)
- 578/ E van € 20.360,68 (hiervan wordt in conventie betaling wordt gevorderd)
- 617/ E van € 15.452,46 (hiervan wordt in conventie betaling wordt gevorderd)
- 634/ E van € 17.333,99 (hiervan wordt in conventie betaling wordt gevorderd).
Creditfacturen -€ 527,20 meenemen in het door [gedaagde] verschuldigde
3.8.2.
Voor de (credit)facturen, in het overzicht met paarse markering (zie 3.6), geldt dat [gedaagde] de verschuldigdheid/juistheid hiervan niet betwist. In totaal is dit een bedrag van € 527,20:
- 81/ NE van - € 195,00
- 99/ NE van - € 220,00
- 103/ NE van - € 112,20
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken en besproken dat [gedaagde] bij de berekening van zijn vordering in reconventie ten onrechte geen rekening heeft gehouden met deze door [eiseres] verzonden creditfacturen. De - € 527,20 zal worden meegenomen in de berekening van het toewijsbare bedrag in conventie en in reconventie.
Transportkosten niet verschuldigd
3.8.3.
Twee facturen, in het overzicht met de groene markering (zie 3.6), zijn voor transportkosten. [gedaagde] is deze niet verschuldigd:
- 409/ E van € 2.600,00
- 529/ E van € 4.800,00.
[eiseres] stelt dat is afgesproken dat voor het transport van de zaken door [gedaagde] werd betaald. [gedaagde] betwist dat en voert aan dat de transportkosten voor grote bestellingen, waaronder de bestellingen waarop de facturen zien, altijd voor rekening van [eiseres] kwamen. Het is dan aan [eiseres] om de gestelde afspraak nader te onderbouwen, maar dat doet zij onvoldoende. Zij stelt weliswaar dat partijen per bestelling afspraken maakten voor wiens rekening de transportkosten kwamen, maar voor de concrete bestellingen waarvoor deze transportkosten zijn gefactureerd kon zij niet nader onderbouwen dat die afspraak is gemaakt.
Deels niet besteld en geleverd
3.8.4.
Voor twee facturen, in het overzicht met de blauwe markering (zie 3.6), geldt dat de rechtbank concludeert dat onvoldoende is komen vast te staan dat de zaken besteld en geleverd zijn. [gedaagde] is deze facturen niet verschuldigd:
- 604/ E van € 230,72
- 711/ E van € 227,40.
[gedaagde] heeft namelijk betwist dat hij de zaken op deze facturen besteld en geleverd heeft gekregen. Uit de dagvaarding blijkt dat [eiseres] voor deze facturen geen CMR-vrachtbrieven heeft die levering van de zaken kunnen ondersteunen. Overigens vordert [eiseres] in conventie ook geen betaling van deze facturen.
Bestelling en levering onderbouwen
3.8.5.
Voor drie facturen, in het overzicht met de gele markering (zie 3.6), geldt dat de rechtbank [eiseres] in de gelegenheid stelt nader te onderbouwen dat de zaken op die facturen besteld en geleverd zijn. In totaal is dat € 16.172,24:
- 284/ E van € 16.091,00
- 405/ E van € 39,00
- 462/ E van € 42,24
[gedaagde] betwist dat hij de zaken heeft besteld en dat ze geleverd zijn. [eiseres] stelt dat dit wel is gebeurd en voert aan dat leveringen blijken uit CMR-vrachtbrieven. Deze CMR-vrachtbrieven heeft [eiseres] nog niet overgelegd. De rechtbank beveelt [9] [eiseres] om deze CMR-vrachtbrieven bij akte te overleggen en eventueel een toelichting daarop te geven. [gedaagde] mag daarop reageren bij (antwoord)akte. Daarna zal de rechtbank dit geschilpunt verder beoordelen.
3.9.
Hoeveel heeft [gedaagde] betaald?
3.9.1.
Het verweer van [gedaagde] dat hij al (te veel) betaald heeft, is een bevrijdend verweer. [gedaagde] beroept zich immers op het teniet gaan van de verbintenis tot betaling aan [eiseres] . In reconventie is de onverschuldigde betaling / ongerechtvaardigde verrijking de grondslag van zijn vorderingen. Daarom rusten de stelplicht en eventuele bewijslast van de betalingen op [gedaagde] .
€ 150.000,00 is giraal betaald
3.9.2.
Volgens [gedaagde] deed hij girale betalingen van in totaal € 167.917,15:
- 21 maart 2023 van € 17.917,15
- 29 maart 2023 van € 50.000,00
- 21 juli 2023 van € 50.000,00
- 17 oktober 2023 van € 50.000,00.
[eiseres] erkent deze girale betalingen te hebben ontvangen. Echter, volgens [eiseres] was de betaling van € 17.917,15 voor het nog openstaande saldo van [gedaagde] voor bestellingen in 2022. Tijdens de mondelinge behandeling is dit met partijen besproken. Het overzicht van [eiseres] in haar productie 28 ondersteunt haar stelling dat eind 2022 dit door [gedaagde] te betalen saldo te resteerde. [eiseres] boekte die betaling in haar administratie ook af op dit saldo. De stelling van [gedaagde] daartegenover dat hij hiernaar nog heeft geïnformeerd bij [gedaagde] , maar daarop geen antwoord kreeg, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat de betaling toch in mindering strekt op wat [gedaagde] in 2023 moest betalen. Die betaling speelt daarom geen rol in dit geschil. De rechtbank gaat bij de verdere beoordeling uit van € 150.000,00 aan girale betalingen door [gedaagde] voor de bestellingen in 2023. Tijdens de mondelinge behandeling is komen vast te staan dat de praktijk tussen partijen was dat [gedaagde] grotere betalingen ineens deed, waarop [eiseres] vervolgens de bestellingen afboekte. Die afboekingen staan op het overzicht van [eiseres] in haar productie 28 en hebben dus geen betrekking op afzonderlijke betalingen van facturen door [gedaagde] .
De contante betaling van € 50.000,00 moet [gedaagde] bewijzen.
3.9.3.
[gedaagde] stelt dat hij naast de girale betalingen ook nog € 50.000,00 contant heeft betaald aan [eiseres] en [eiseres] betwist dat. Om de volgende redenen zal de rechtbank [gedaagde] opdragen om bewijs te leveren van zijn stelling.
3.9.4.
[gedaagde] voert ter onderbouwing van zijn stelling aan dat hij op 22 november 2022 tijdens een feestje in Nederland € 50.000,00 aan de heer [A] van [eiseres] heeft betaald. Van het feestje legt hij een foto over (naar de rechtbank gestuurd op 8 juli 2025). Dit bedrag was bedoeld als een aanbetaling voor de bestellingen in 2023. [eiseres] vereiste dat [gedaagde] deze aanbetaling deed, omdat hij de exclusieve rechten kreeg van [eiseres] om een bepaald type dakkoffer te gaan verkopen. Volgen [gedaagde] kunnen zijn twee broers, die ook aanwezig waren op het feestje, de contante betaling bevestigen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [A] , die namens [eiseres] aanwezig was, bevestigd dat hij op het feestje aanwezig was. [gedaagde] legt als productie 2 een transcriptie over van een spraakbericht via Whatsapp van 20 juni 2023. Volgens [gedaagde] bevestigt het spraakbericht ook de contante vooruitbetaling van € 50.000,00.
3.9.5.
[eiseres] ( [A] ) ontkent echter dat enige contante betaling is gedaan op het feestje. [eiseres] erkent dat uit via Whatsapp gewisselde spraakberichten blijkt dat er is gesproken over een geplande contante betaling in augustus 2023 in Italië, maar voert aan dat die betaling nooit is doorgegaan. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] in plaats daarvan € 50.000,00 giraal betaald. [eiseres] wijst erop dat [gedaagde] in het spraakbericht telkens een totale hoeveelheid van € 150.000,00 aan betalingen noemt, wat overeenkomt met het door [gedaagde] in 2023 totaal giraal betaalde bedrag. [eiseres] verwijst naar haar producties 26 en 27 voor de spraakberichten. Verder wijst [eiseres] erop dat [gedaagde] zich in conclusie van antwoord voor het eerst beroept op deze contante betaling en dat [gedaagde] hier tijdens de in 2024 door [eiseres] tegen [gedaagde] aanhangig gemaakte faillissementsprocedure er met geen woord over rept.
3.9.6.
Daartegenover voert [gedaagde] aan dat er na juni 2023 nog meerdere bestellingen zijn gevolgd, waardoor het totaal aan bestellingen hoger werd dan de € 150.000,00 die in het spraakbericht is genoemd. In de faillissementsprocedure is er, in overleg met zijn toenmalige advocaat, gekozen om geen uitvoerig verweer te voeren tegen de vordering van [gedaagde] vanwege de marginale toets. In plaats daarvan is er toen voor gekozen om de andere schuldeiser te betalen zodat niet langer werd voldaan aan de pluraliteit van schuldeisers en de faillissementsprocedure daardoor gestaakt werd.
3.9.7.
Bij de rechtbank bestaan vraagtekens over de inhoud van het gesprek van 20 juni 2023 (dat lijkt te gaan over een toekomstige contante betaling in Italië) in verhouding tot de stelling dat de contante betaling (al) op 22 november 2022 is gedaan in Amersfoort. Vraagtekens bestaan ook over de wijze waarop dit verweer van [gedaagde] voor het eerst en zeer summier naar voren komt in de conclusie van antwoord. Vlak voor de mondelinge behandeling is vervolgens de foto van de bijeenkomst is Amersfoort overgelegd, die wel al jaren oud is. En pas tijdens de mondelinge behandeling is het verweer van de contante betaling uitgewerkt naar voren gebracht. Toch heeft [gedaagde] , ook in het licht van de betwisting door [eiseres] , aan zijn stelplicht voldaan. Omdat [gedaagde] uitdrukkelijk bewijs aanbiedt, zal de rechtbank [gedaagde] opdragen bewijs te leveren van zijn stelling dat hij op 22 november 2022 een bedrag van € 50.000,00 contant heeft betaald aan [eiseres] . Bij de uiteindelijke beoordeling of [gedaagde] in het bewijs is geslaagd, zijn alle omstandigheden van belang, waaronder het door [gedaagde] geleverde bewijs, maar ook de timing van het verweer en de berichten van 20 juni 2023.
3.9.8.
Als [gedaagde] slaagt in het bewijs, is de conclusie dat hij voor de bestellingen in 2023 € 200.000,00 heeft betaald. Als [gedaagde] niet slaagt in het bewijs, is de conclusie dat hij voor de bestellingen in 2023 € 150.000,00 heeft betaald.
3.10.
Wat betekent dit voor de vorderingen?
Van de hoofdsom in conventie is € 62.167,28 aan [eiseres] verschuldigd
3.10.1.
Samenvattend is in conventie (in beginsel) aan [eiseres] een hoofdsom van € 62.167,28 verschuldigd. Het gaat om de facturen 508/E, 578/E, 617/E en 634/E (€ 62.694,48) verminderd met de creditnota’s 81/NE, 99/NE en 103/NE (-€ 527,20). Deze bedragen zijn immers niet betwist door [gedaagde] . Of [gedaagde] dit (een deel van) dit bedrag ook daadwerkelijk moet betalen, hangt, vanwege het beroep op tenietgaan van de verbintenis en verrekening, af van de uitkomst in reconventie. Het bedrag kan daarom pas na bewijslevering vastgesteld worden.
Van de hoofdsom in reconventie is dit de tussenstand
3.10.2.
Samenvattend is in reconventie de tussenstand nu als volgt.
  • [gedaagde] moest in 2023 aan [eiseres] in ieder geval betalen € 192.912,53 (niet betwiste facturen minus de creditnota’s).
  • Voor een verder bedrag van € 16.172,24 zal aan de hand van de door [eiseres] bij akte over te leggen CMR-vrachtbrieven worden vastgesteld of de zaken zijn besteld en geleverd. Als dat komt vast te staan, worden die bedragen opgeteld bij wat [gedaagde] moest betalen voor 2023.
  • De vaststelling van wat [gedaagde] al betaald heeft voor bestellingen uit 2023, hangt af de uitkomst van de bewijsopdracht over de contante betaling. [gedaagde] heeft in ieder geval € 150.000,00 betaald en mogelijk € 200.000,00.
Alle verdere beslissingen worden aangehouden, partijen kunnen alsnog regeling treffen
3.11.
Alle verdere beslissingen, bijvoorbeeld over de gevorderde rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten worden aangehouden. De verdere procedure zal nog enige tijd, kosten en moeite voor partijen in beslag nemen. De rechtbank geeft [eiseres] en [gedaagde] daarom in overweging om alsnog onderling een regeling te treffen. De rechtbank verzoekt hen de rechtbank in dat geval op de hoogte te stellen.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
4.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 5 november 2025voor het nemen van een akte door [eiseres] en beveelt [eiseres] over te leggen de CMR-vrachtbrieven van de leveringen vermeldt op de facturen 284/E, 405/E en 462/E en eventueel een toelichting daarbij te geven,
4.3.
draagt [gedaagde] op te bewijzen dat hij op 22 november 2022 een bedrag van € 50.000,00 contant heeft betaald aan [eiseres] ,
4.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 19 november 2025voor:
  • een antwoordakte door [gedaagde] op de akte van [eiseres] bedoeld in 4.2,
  • uitlating door [gedaagde] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
4.5.
bepaalt dat, als [gedaagde] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
4.6.
bepaalt dat, als [gedaagde]
getuigenwil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
maart en april 2026dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
4.7.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. C. van de Lustgraaf, in het gerechtsgebouw te Utrecht, Vrouwe Justitiaplein 1,
4.8.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
4.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2025.

Voetnoten

1.Artikel 4 lid 1 Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012) en artikel 99 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Artikel 1 lid 1 onder a Weens Koopverdrag.
3.Artikel 7 lid 2 Weens Koopverdrag
4.Artikel 4 lid 1 onder a Rome I Verordening.
5.Artikelen 14, 18 en 23 Weens Koopverdrag
6.Artikel 30 Weens Koopverdrag
7.Artikel 53 Weens Koopverdrag
8.Pagina 3 conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie
9.Met toepassing van artikel 22 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering