ECLI:NL:RBMNE:2025:562

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
558159 / HA RK 25-11
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond verklaard wegens gebrek aan objectieve gerechtvaardigdheid

Op 18 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in de wrakingskamer, uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Verzoekster heeft op 1 februari 2025 mr. D.C.P.M. Straver gewraakt, de behandelend rechter in de hoofdzaak met zaaknummer 11328202 AE VERZ 24-49. Het wrakingsverzoek is op 11 februari 2025 openbaar behandeld. Verzoekster stelde dat de rechter onvoldoende inging op de rol van mevrouw [B] bij [werkgever] B.V. en bepaalde relevante onderwerpen niet had besproken, terwijl zij wel kritische vragen aan verzoekster had gesteld. De rechter heeft echter betoogd dat zij voldoende informatie had om tot een oordeel te komen en dat de vragen die zij stelde relevant waren voor de zaak. De wrakingskamer heeft het verzoek ongegrond verklaard, omdat er geen objectieve redenen waren om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen. De wrakingskamer benadrukte dat het proces-verbaal van de zitting de basis vormt voor de beoordeling en dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 558159 / HA RK 25-11
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 18 februari 2025
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van:
[verzoekster] ,
wonende in [woonplaats] ,
(hierna: verzoekster).

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 1 februari 2025 mr. D.C.P.M. Straver gewraakt. Mr. Straver (hierna: de rechter) is de behandelend rechter in de zaak met het zaaknummer 11328202 AE VERZ 24-49 (hierna: de hoofdzaak).
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 11 februari 2025 in het openbaar behandeld door de wrakingskamer. Bij de zitting waren aanwezig:
  • verzoekster;
  • [A] (dochter van verzoekster; ook mee als tolk);
  • de rechter;
  • mr. F.L. Bakker (als toehoorder).
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekster heeft haar wrakingsverzoek ingediend om de volgende redenen. Volgens verzoekster is de rechter tijdens de zitting onvoldoende ingegaan op de rol van mevrouw [B] bij [werkgever] B.V. (verweerster in de hoofdzaak, hierna: [werkgever] ). [B] heeft verklaard dat zij werkzaam was voor [werkgever] , terwijl dat volgens verzoekster niet klopt. Ondanks de bezwaren van verzoekster heeft de rechter geweigerd de KvK-gegevens van [werkgever] op te vragen. Daarnaast heeft de rechter bepaalde onderwerpen niet besproken die volgens verzoekster wel relevant zijn, zoals de gezagsverhouding tussen verzoekster en [werkgever] , het nulurencontract en de overeenkomst van opdracht. Tegelijkertijd heeft de rechter volgens verzoekster wel vragen gesteld over onderwerpen die niet relevant zijn, zoals over het online platform [naam] . De rechter richtte haar kritische vragen daarbij steeds op verzoekster, terwijl [werkgever] wel de volledige ruimte kreeg om haar standpunt naar voren te brengen. De griffier heeft die ongelijke behandeling volgens verzoekster niet goed opgenomen in het proces-verbaal van de zitting.
De reactie van de rechter
2.2.
De rechter heeft niet berust in de wraking. Dit betekent dat zij het niet eens is met de wraking. De rechter heeft uitgelegd dat in de stukken al het nodige was aangevoerd over de gezagsverhouding en de rol van het nulurencontract. De rechter heeft hier geen verdere vragen over gesteld, omdat zij tijdens de zitting niet de indruk had dat zij nog informatie miste om tot een inhoudelijk oordeel te kunnen komen. De rechter heeft vragen gesteld over de punten waarover de stukken nog onduidelijk waren. De zitting heeft ongeveer twee uur geduurd en verzoekster heeft daarin naar voren kunnen brengen wat zij wilde. Toen de dochter van verzoekster aan het eind van de zitting de gezagsverhouding aan de orde stelde, heeft de rechter haar gevraagd wat zij daarover nog wilde zeggen. Verder heeft mevrouw [B] tijdens de zitting toegelicht dat zij als HR-manager werkt voor [werkgever] . De rechter heeft op dit moment geen reden om aan te nemen dat [B] niet vertegenwoordigingsbevoegd is. Bij welke B.V. uit de groepsmaatschappij van [werkgever] [B] precies werkzaam is, is voor de beoordeling van de zaak niet relevant.

3.De beoordeling

Het toetsingskader

3.1.
In artikel 36 Rv staat dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt dus in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Een rechter is partijdig als uit dat wat zij doet of zegt (of juist niet) blijkt dat zij een persoonlijke vooringenomenheid heeft tegenover een procespartij. Daarnaast kan een procespartij het idee hebben dat de rechter vooringenomen is, of zij kan daar bang voor zijn. In dat geval onderzoekt de wrakingskamer of dat objectief gerechtvaardigd is. Als dat zo is, lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade.
Het wrakingsverzoek wordt ongegrond verklaard
3.3.
De wrakingskamer stelt voorop dat het proces-verbaal van de zitting in beginsel de kenbron is van alles wat op de zitting is gebeurd. De wrakingskamer ziet in wat verzoekster heeft opgemerkt over de onvolledigheid van het proces-verbaal geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van het proces-verbaal. Een proces-verbaal is namelijk een zakelijke en verkorte – dus niet een letterlijke – weergave van wat op de zitting is besproken. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat de rechter op een onevenwichtige manier vragen aan partijen heeft gesteld of dat zij haar vragen met name aan verzoekster heeft gericht. Ook uit de onderwerpen die de rechter aan de orde heeft gesteld of de vragen die zij aan partijen heeft gesteld, kan niet worden afgeleid dat de rechter partijdig is geweest. Daarbij weegt de wrakingskamer mee dat het aan de rechter is om te beoordelen welke informatie zij nodig heeft om tot een goede beoordeling van de zaak te komen. Tot slot blijkt uit het proces-verbaal dat partijen over en weer de gelegenheid hebben gekregen hun standpunten naar voren te brengen en om punten toe te voegen die nog niet aan de orde waren geweest. Er zijn ook geen andere omstandigheden gebleken waaruit kan worden afgeleid dat de vrees van verzoekster voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is. Daarom zal het wrakingsverzoek ongegrond worden verklaard.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het wrakingsverzoek ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te sturen aan verzoekster, de rechter tegen wie het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, de teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkt en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met zaaknummer 11328202 AE VERZ 24-49 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is genomen door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, en mr. C.S.K. Fung Fen Chung en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. J. Broere, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2025.
de griffier de voorzitter
bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing getekend door de jongste rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.