ECLI:NL:RBMNE:2025:5611

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
UTR 24/3233
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor sloop van aanbouw en serre in Wijk bij Duurstede

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning voor het slopen van een aanbouw en serre op het perceel aan de [adres] in [plaats]. Eiseres had eerder een handhavingsverzoek ingediend tegen de sloop van serres op het perceel, waarop het college op 22 augustus 2023 een last onder dwangsom heeft opgelegd aan vergunninghouder. Vergunninghouder diende op 29 augustus 2023 een aanvraag in voor een omgevingsvergunning voor de sloop om aan deze last te voldoen. Het college verleende op 10 oktober 2023 de omgevingsvergunning, die door eiseres werd bestreden. De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het college terecht de omgevingsvergunning heeft verleend, omdat de aanvraag voldeed aan de vereisten en de feitelijke situatie niet relevant was voor de beslissing. Eiseres kreeg geen gelijk en het beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank concludeert dat de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad en dat de vergunninghouder niet in strijd met de last onder dwangsom heeft gehandeld. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3233

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.C.M. Damming),
en
het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede (het college), verweerder
(gemachtigde: mr. A. Sanders en mr. A. Steenbergen).
Als derde-belanghebbenden nemen aan de zaak deel:
[belanghebbende 1],
[belanghebbende 2],
[belanghebbende 3],
[belanghebbende 4],
[belanghebbende 5],
[belanghebbende 6],
allen uit [plaats] , hierna gezamenlijk: vergunninghouder
(gemachtigde: mr. P.P.J. van der Rijt).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning voor het slopen van de aanbouw en serre op het perceel aan de [adres] in [plaats] .
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1.
Voorafgaand aan de aanvraag voor de omgevingsvergunning heeft eiseres op 1 juli 2021 een handhavingsverzoek ingediend gericht tegen de sloop van serres op het perceel. Met de beslissing op bezwaar van 22 augustus 2023 is het bezwaar van eiseres deels gegrond verklaard. Het college heeft daarnaast op 22 augustus 2023 een last onder dwangsom opgelegd aan vergunninghouder.
1.2.
Vergunninghouder heeft vervolgens op 29 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de sloop van de serre en aanbouw om aan de hierboven genoemde last te voldoen. Het college heeft met het primaire besluit van 10 oktober 2023 een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit ‘slopen van een bouwwerk’.
1.3.
Met het bestreden besluit van 11 maart 2024 is het college bij dat besluit gebleven.
1.4.
Eiseres heeft beroep ingesteld, op 4 juli 2024 haar beroepsgronden ingediend en op 30 mei 2025 ‘aanvullende gronden’ ingediend. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft schriftelijk gereageerd.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [belanghebbende 5] , gemachtigde van vergunninghouder en de gemachtigden van het college. Eiseres en gemachtigde van eiseres hebben met de brief van 30 mei 2025 aangekondigd niet aanwezig te zullen zijn op zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Standpunten vergunninghouder
2. Op de zitting heeft vergunninghouder haar standpunten met betrekking tot misbruik van recht, de niet-ontvankelijkheid van eiseres en het relativiteitsvereiste ingetrokken. De rechtbank zal deze standpunten daarom niet meer bespreken in haar uitspraak.
2.1.
Vergunninghouder heeft verder argumenten aangevoerd over het al dan niet bestaan van een vergunningplicht voor het slopen van de aanbouw en serre. Omdat vergunninghouder zelf geen bezwaar heeft gemaakt tegen de vergunning, kan vergunninghouder het standpunt niet middels het beroep van eiseres aan de rechtbank voorleggen. Om die reden vallen deze beroepsgronden buiten de omvang van het geding. De rechtbank zal deze argumenten daarom buiten beschouwing laten.
Toetsingskader
Overgangsrecht Omgevingswet
3. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. [1]
Het bestemmingsplan Buitengebied 2015
4. Op het perceel is het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2015’ (het bestemmingsplan) van toepassing en geldt de bestemming ‘bedrijf’ met de verdere aanduiding ‘karakteristiek’. Volgens het bestemmingsplan is het zonder omgevingsvergunning verboden om ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' een bouwwerk te slopen of anderszins de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen te verwijderen of veranderen. [2]
4.1.
Een dergelijke omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende bouwwerken niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze cultuurhistorische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld dan wel worden teruggebracht. [3]
Beoordeling van de beroepsgronden van eiseres
De aanvraag wijkt af van de feitelijke situatie
5. Eiseres voert aan dat het college de omgevingsvergunning niet had mogen verlenen op basis van de aanvraag, omdat deze afwijkt van de feitelijke situatie. In de aanvraag staat onder meer dat sprake zal zijn van herstel en het terugbrengen in oude staat. Nu al bekend was dat de sloopwerkzaamheden ook betrekking hadden op de achterliggende gevels en de nieuwe situatie afweek van de oude situatie, had het college volgens eiseres de vergunning niet mogen verlenen, althans nadere informatie moeten opvragen. Ter onderbouwing van haar standpunt ten aanzien van de feitelijke situatie, verwijst eiseres naar overgelegde foto’s.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat het college in beginsel dient te beslissen op een aanvraag zoals die is ingediend. Daarbij hoeft de feitelijke situatie niet te worden betrokken. Dit volgt uit vaste rechtspraak. [4] Nu de aanvraag ziet op het slopen van de serre en de aanbouw, heeft het college hierop moeten beslissen en dat heeft het college ook gedaan. De foto’s over de feitelijke situatie – nog daargelaten dat het de rechtbank niet duidelijk is wat volgens eiseres precies op de foto’s te zien is – leiden niet tot een ander oordeel.
5.2.
Voor zover eiseres met haar beroepsgrond heeft betoogd dat de aanvraag niet zowel het slopen van de serre als het slopen van de aanbouw betreft, volgt de rechtbank eiseres hierin ook niet. In de aanvraag staat bij projectomschrijving: “aanvraag vergunning slopen serre en aanbouw”. Het college heeft naar aanleiding hiervan zowel in de vergunning als in de publicatie, in het besluit en in de overwegingen benoemd dat het gaat om zowel de serre als de aanbouw. De beroepsgrond slaagt niet.
Cultuurhistorische waarden van het bouwwerk
6. Eiseres heeft verder aangevoerd dat met de verwijzing naar het advies van Mooisticht onvoldoende is gemotiveerd dat de cultuurhistorische waarden van het bouwwerk niet blijvend onevenredig worden geschaad. Volgens eiseres is er geadviseerd op grond van onjuiste informatie en daarnaast is het ook onduidelijk over welke informatie de commissie beschikt. Het is niet duidelijk welke sloop- of andere bebouwingskenmerken en
-elementen zijn beoordeeld en of alle vergunningplichtige werken zijn beoordeeld of niet. Verder blijkt niet welke waarden van het karakteristieke pand zijn beoordeeld en er wordt een onjuist toetsingscriteria gehanteerd. Eiseres wijst erop dat de gevels volledig zijn weggebroken, de westgevel is voorzien van volledig andere gevelopeningen, originele metselstenen zijn weggebroken en niet zijn teruggebracht en nieuwe stenen grove kleur- en vormafwijking. Gelet hierop is tegenadvies volgens eiseres niet nodig.
6.1.
De rechtbank overweegt dat het college zich op het welstandsadvies mag baseren als dit zorgvuldig tot stand is gekomen, de hierin opgenomen redenering begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [5] Het college heeft hierover verklaard dat het advies is gebaseerd op alle gegevens die betrekking hebben op de aanvraag, de foto’s en de informatie die tijdens eerdere procedures zijn ingebracht. Het college merkt verder op dat deze informatie toereikend is voor de welstandscommissie om tot een weloverwogen advies te komen. Het is de rechtbank naar aanleiding van de enkele stelling van eiseres niet gebleken dat het welstandsadvies onjuistheden bevat. De rechtbank ziet verder geen grond voor het oordeel dat het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat het college dit niet aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen. De beroepsgrond slaagt niet.
Niet voldaan aan de last onder dwangsom
7. Eiseres heeft tot slot aangevoerd dat niet duidelijk is of met de aanvraag en daarmee met de omgevingsvergunning is voldaan aan de last onder dwangsom en verwijst naar de foto’s met betrekking tot de feitelijke situatie. Met het college overweegt de rechtbank dat dit een kwestie is van handhaving die bij de toetsing van de omgevingsvergunning in deze zaak geen rol speelt. Deze beroepsgrond slaagt daarom ook niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. De rechtbank is namelijk van oordeel dat het college terecht aan vergunninghouder een omgevingsvergunning heeft verleend voor het slopen van de aanbouw en serre.
9. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Veenendaal, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2025.
Griffier
rechter
(de griffier is buiten staat mede te ondertekenen)
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
2.Artikel 4.6.1 van het bestemmingsplan.
3.Artikel 4.6.3 van het bestemmingsplan.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3395, r.o. 8.1 en van 8 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2665.
5.De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de ABRvS van 19 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1142