ECLI:NL:RBMNE:2025:561

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
16.182377.24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met ernstig letsel door onoplettendheid van bestuurder

Op 19 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 mei 2024 in Hilversum een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte werd primair beschuldigd van roekeloos en aanmerkelijk onvoorzichtig rijden, wat resulteerde in ernstig letsel bij twee slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat het gedrag van de verdachte niet voldeed aan de drempel van aanmerkelijke onvoorzichtigheid, en sprak haar vrij van het primair tenlastegelegde. Echter, de rechtbank vond wel dat de verdachte gevaar op de weg had veroorzaakt, wat leidde tot een ongeval, en veroordeelde haar voor het subsidiair tenlastegelegde. De verdachte kreeg een geldboete van € 300,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één maand. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder haar lange rijervaring en de stress die zij na het ongeval had ervaren. De uitspraak is gedaan na een zitting op 5 februari 2025, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.182377.24 (P)
Verkort vonnis van de meervoudige kamer van 19 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.L. Rinsma en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. W.S. de Zanger, advocaat te Laren, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
primair:
op 30 mei 2024 in Hilversum een verkeersongeval heeft veroorzaakt door roekeloos, zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, waardoor bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel is ontstaan;
subsidiair:
op 30 mei 2024 in Hilversum als bestuurder van een voertuig zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, waarbij de officier van justitie uitgaat van de aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat een tijdelijk moment van onoplettendheid onvoldoende is om iemand te veroordelen op grond van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) en een enkele verkeersfout onvoldoende is voor een veroordeling op grond van artikel 5 WVW. Voor een bewezenverklaring van artikel 5 WVW moet er sprake zijn van concreet gevaarscheppend gedrag. Het enkele feit dat een aanrijding is ontstaan leidt niet automatisch tot een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘gevaar’ in artikel 5 WVW.
Het gevaar op de weg werd volgens de raadsman met name veroorzaakt doordat de slachtoffers hun bestelbus (deels) op de rijbaan hadden geplaatst en op de weg, waar meerdere auto’s reden, waren uitgestapt. Hier kon en hoefde verdachte geen rekening mee te houden. Verdachte heeft niet als gevaarzetter gefungeerd. De raadsman heeft daarom bepleit om verdachte vrij te spreken of te ontslaan van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
Wat kan worden vastgesteld?
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat verdachte op 30 mei 2024 op de Diependaalselaan in Hilversum een personenauto heeft bestuurd. Aan de rechterzijde van de rijbaan stonden meerdere auto’s geparkeerd in parkeervakken en ter hoogte van de op de weg aangebrachte kanalisatiestrepen stond een bestelbus met de alarmlichten aan. Deze bestelbus stond gedeeltelijk op de rijbaan, namelijk met zijn linkerwielen. Er was voldoende ruimte op de rijbaan om de bestelbus te passeren. Verschillende auto’s voor de auto van verdachte waren de bestelbus al zonder problemen gepasseerd. Kort voordat verdachte ter hoogte van de bestelbus was, stapte een persoon aan de bestuurderszijde uit. Die stond, samen met de pakketbezorger, naast de bestelbus aan de bestuurderszijde. Verdachte reed op dat moment aan de rechterkant van de rijbaan en reed zonder vaart te minderen of uit te wijken tegen de twee personen en de bestelbus aan.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben aan dit ongeval ernstig letsel overgehouden. [slachtoffer 1] had meerdere ribfracturen, een gebroken pols en licht traumatisch hersenletsel en [slachtoffer 2] had een heupfractuur, een heup uit de kom en meerdere voetletsels.
Vrijspraak primair (artikel 6 WVW)
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW moet de rechtbank vaststellen dat verdachte schuld heeft in de zin van die bepaling. Er moet dan sprake zijn van (tenminste) in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig en/of onoplettend gedrag. Of sprake is van schuld, hangt af van het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag, dat in strijd is met een of meer gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De officier van justitie heeft het verwijtbare gedrag van verdachte in meerdere onderdelen ontleed (de gedachtestreepjes in de tenlastelegging), maar de rechtbank stelt vast dat deze alle terug gaan op één gedraging/nalaten, te weten dat verdachte korte tijd niet heeft opgelet. Verdachte heeft verklaard dat zij kort afgeleid was en door haar linker zijruit naar opzij keek. Toen zij weer voor zich keek, reed zij al tegen de slachtoffers en de bestelbus aan.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat sprake is van een zodanige mate van onoplettend gedrag dat het als aanmerkelijk onvoorzichtig moet worden aangemerkt. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat de bestuurder van de auto die vóór verdachte reed kort remde toen de bestelbus en de slachtoffers in zicht kwamen en deze bestuurder zijn voertuig naar de linkerzijde van de rijbaan verplaatste om te passeren. Ook had de geparkeerde bestelbus de alarmlichten aan en was deze voor verdachte gedurende drie seconden zonder enige belemmering zichtbaar.
De rechtbank is van oordeel dat het gedrag van verdachte de drempel van het aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijden niet haalt. Op het moment dat verdachte betrekkelijk korte tijd naar links keek, heeft zij kennelijk niet waargenomen dat de auto voor haar remde en uitweek en dat de bestelbus alarmlichten voerde. Het gedurende korte tijd afgeleid zijn en daardoor een verkeerssituatie missen is een verkeersfout, maar levert naar het oordeel van de rechtbank geen schuld in de zin van artikel 6 WVW op, zodat verdachte van het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring subsidiair (artikel 5 WVW)
De rechtbank is wel van oordeel dat door het gedrag van verdachte gevaar op de weg is veroorzaakt. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt, nu er door die gedraging een ongeval heeft plaatsgevonden waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ernstig letsel hebben opgelopen.
Een automobilist moet zich altijd bewust zijn van mogelijke onverwachte situaties. In dit geval vroeg de wegsituatie, een woonwijk binnen de bebouwde kom, met parkeerhavens direct gelegen aan de weg en kanalisatiestrepen voor voetgangers, maar ook de verkeerssituatie van dat moment, waarbij meerdere voertuigen achter elkaar reden, om alertheid.
Nu verdachte enige tijd niet haar blik op de weg heeft gehad en hierdoor niet op de verkeerssituatie voor zich heeft gelet, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van gevaarscheppend gedrag door verdachte dat voldoende is voor een bewezenverklaring van artikel 5 WVW.
De raadsman heeft bepleit dat het gevaarzettende gedrag niet van verdachte maar van de slachtoffers uitging, die deels op de weg stonden geparkeerd en op het wegdek liepen. Wat hier ook van zij, dit doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan het verwijt aan verdachte nu een bestuurder, zeker binnen de bebouwde kom, juist op een dergelijke situatie verdacht moet zijn.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiair:
op 30 mei 2024 te Hilversum, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Diependaalselaan,- terwijl gezien haar, verdachtes, rijrichting (gedeeltelijk) op de rechterzijde van de rijbaan van voornoemde weg een bestelbus - met alarmlichten aan - stond geparkeerd en zich (links naast deze bestelbus) twee voetgangers (aan de rechterzijde op de rijbaan) bevonden en- niet voortdurend haar blik en aandacht op de weg heeft gehouden en niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet op het direct voor haar, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg en het overige verkeer en- met onverminderde snelheid op die bestelbus en die voetgangers is afgereden, en- vervolgens niet heeft afgeremd en niet is uitgeweken voor voornoemde bestelbus en voetgangers en- vervolgens met onverminderde snelheid tegen die bestelbus en die voetgangers is aangereden,door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Hetgeen onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
subsidiair:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft veel last en stress ervaren van hetgeen is gebeurd. Zij heeft al 22 jaar haar rijbewijs en heeft nooit eerder een ongeval gehad. Na het ongeval heeft zij langere tijd niet gereden, omdat zij angstig was geworden. Ook haar leven is ontregeld geweest in de maanden na het ongeval.
De raadsman heeft verzocht om in geval van een bewezenverklaring te volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel dan wel, indien er een straf dient te volgen, een voorwaardelijke geldboete van € 500,- zonder ontzegging van de rijbevoegdheid. Verdachte heeft haar rijbewijs nodig voor de zorg voor haar moeder en haar kinderen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken
.
Verdachte heeft door een moment van onoplettendheid een verkeersongeval veroorzaakt, waardoor de slachtoffers ernstig letsel hebben opgelopen
.
Blijkens het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 27 december 2024 is verdachte nooit eerder veroordeeld.
Verdachte heeft vanaf het begin meegewerkt aan het onderzoek en direct openheid van zaken gegeven. Uit de camerabeelden en het gesprek op zitting blijkt dat verdachte flink geschrokken is van de gebeurtenis. Zij heeft geïnformeerd naar de toestand van de slachtoffers en gepolst of zij open stonden voor contact, zodat zij haar excuses kon aanbieden. Ook heeft zij langere tijd geen auto durven rijden.
De rechtbank houdt hier bij het opleggen van de straf rekening mee. Het feit is echter te ernstig om te volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel of met een geheel voorwaardelijke straf, zoals door de verdediging betoogd. De rechtbank zal daarom aan verdachte een geldboete en een voorwaardelijke rijontzegging opleggen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van € 300,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is.
De rechtbank is tot een andere bewezenverklaring gekomen dan de officier van justitie. Daardoor wijkt de op te leggen straf af van de eis van de officier van justitie.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en
  • 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte voor het bewezenverklaarde tot een
geldboete van € 300,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 6 dagen;
  • ontzegtverdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
    bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één maand;
  • bepaalt dat de ontzegging niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits, voorzitter, mrs. V.A. Groeneveld en S.M. van Meer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 februari 2025.
Mrs. I.L. Gerrits en V.A. Groeneveld zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij, op of omstreeks 30 mei 2024, te Hilversum, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Diependaalselaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl gezien haar, verdachtes, rijrichting (gedeeltelijk) op de rechterzijde van de rijbaan van voornoemde weg een bestelbus - met alarmlichten aan - stond geparkeerd en/of zich (links naast deze bestelbus) twee voetgangers (aan de rechterzijde op de rijbaan) bevonden en/of
- niet voortdurend haar blik en/of aandacht op de weg te houden en/of niet, althans in onvoldoende mate te letten op het direct voor haar, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg en/of het overige verkeer te letten en/of is blijven letten en/of
- (met onverminderde) snelheid op die bestelbus en/of die voetgangers af te rijden, althans in de richting van die bestelbus en/of voetgangers te sturen en/of
- (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende uit te wijken voor voornoemde bestelbus en/of voetgangers en/of
- (vervolgens) met onverminderde snelheid op/tegen die bestelbus en/of die voetgangers te botsen en/of aan te rijden,
waardoor een ander, te weten:
- [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere ribfractu(u)r(en), en/of een gebroken pols, en/of licht traumatisch hersenletsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
- [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een heupfractuur en/of een heupluxatie (heup uit de kom) en/of een fractuur in het middenvoetsbeentje en/of een gekneusde voet en/of een klapvoet, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij, op of omstreeks 30 mei 2024, te Hilversum, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Diependaalselaan,
- terwijl gezien haar, verdachtes, rijrichting (gedeeltelijk) op de rechterzijde van de rijbaan van voornoemde weg een bestelbus - met alarmlichten aan - stond geparkeerd en/of zich (links naast deze bestelbus) twee voetgangers (aan de rechterzijde op de rijbaan) bevonden en/of
- niet voortdurend haar blik en/of aandacht op de weg heeft gehouden en/of niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet op het direct voor haar, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten en/of
- (met onverminderde) snelheid op die bestelbus en/of die voetgangers is afgereden, althans in de richting van die bestelbus en/of voetgangers heeft gestuurd en/of
- (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft afgeremd en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende is uitgeweken voor voornoemde bestelbus en/of voetgangers en/of
- (vervolgens) met onverminderde snelheid op/tegen die bestelbus en/of die voetgangers is gebotst en/of aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.