ECLI:NL:RBMNE:2025:5585

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
11880188
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over eigendomsoverdracht van een auto en derdenbescherming

In deze zaak, die op 20 oktober 2025 door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, staat de eigendomsoverdracht van een Volkswagen Passat centraal. Eiser, die in een kort geding procedeert, stelt dat hij de eigenaar is geworden van de auto na een regeling met zijn voormalig werkgever, waarbij hij de auto in termijnen zou afbetalen. Ondanks het betalen van het afgesproken bedrag is de auto nooit op zijn naam overgeschreven, en na het faillissement van de werkgever claimt Santander, de financier, dat de auto aan hen toebehoort op basis van een leaseovereenkomst. Eiser doet een beroep op derdenbescherming, omdat hij meent dat hij te goeder trouw was en recht heeft op de auto.

De kantonrechter oordeelt dat er voldoende aannemelijk is dat eiser de eigenaar is geworden van de auto, omdat aan de vereisten voor een rechtsgeldige overdracht is voldaan, ondanks dat de voormalig werkgever niet beschikkingsbevoegd was. De rechter stelt vast dat eiser te goeder trouw was op het moment van de levering, omdat hij mocht vertrouwen op de verklaringen van zijn voormalig werkgever. De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe en verplicht Santander om medewerking te verlenen aan de overschrijving van de auto op naam van eiser. Tevens wordt Santander veroordeeld in de proceskosten, terwijl de vordering van Santander in reconventie wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11880188 \ UV EXPL 25-229
Vonnis in kort geding van 20 oktober 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. K.L. Noordijk,
tegen
SANTANDER CONSUMER FINANCE S.A.,
te Utrecht,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Santander,
gemachtigde: mr. F.C.E. Lussi.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van [eiser] , met producties 1 tot en met 16,
- de conclusie van eis in reconventie van Santander, met producties 1 tot en met 6,
- productie 17 van [eiser] ,
- de mondelinge behandeling van 6 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [eiser] .

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] stelt dat hij de eigenaar is geworden van de Volkswagen Passat met kenteken [kenteken] (hierna: de auto). [eiser] heeft met zijn voormalig werkgever een regeling getroffen over de afkoop van deze auto. De regeling hield in dat [eiser] in termijnen de auto af zou betalen, waarna de auto op zijn naam zou worden overgeschreven. [eiser] heeft het afgesproken bedrag betaald, maar de auto is vervolgens nooit op zijn naam overgeschreven. Inmiddels is de voormalig werkgever failliet en stelt Santander zich op het standpunt dat de auto aan haar toekomt. Zij zou op grond van een tussen haar en de voormalig werkgever gesloten leaseovereenkomst de eigenaar van de auto zijn gebleven. [eiser] stelt dat hij dat niet wist en doet een beroep op derdenbescherming,. Hij is daarom van mening dat hij toch eigenaar is geworden van de auto. Hij vordert veroordeling van Santander om medewerking te verlenen aan de overschrijving van de auto op zijn naam. Santander vordert op haar beurt veroordeling van [eiser] tot afgifte van de auto. De kantonrechter stelt [eiser] in het gelijk.

3.De beoordeling

3.1.
Omdat de vordering van [eiser] en de (tegen)vordering van Santander met elkaar samenhangen, zal de kantonrechter deze vorderingen hierna gezamenlijk beoordelen.
Spoedeisend belang
3.2.
De kantonrechter moet eerst beoordelen of [eiser] en Santander een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen. Een vordering in kort geding kan namelijk alleen worden toegewezen als de eiser daarbij een spoedeisend belang heeft. Daarvan is sprake als een onmiddellijke voorziening nodig is en van de eiser niet kan worden verwacht dat hij de afloop van een bodemprocedure afwachten.
3.3.
[eiser] stelt dat hij voor het vinden en behouden van het werk volledig afhankelijk is van zijn auto. Zolang het kenteken niet op zijn naam staat (doordat de auto niet op zijn naam is overgeschreven), kan hij de auto niet verzekeren of aan zijn belastingverplichtingen voldoen en kan hij de auto dus niet gebruiken. [eiser] heeft geen financiële middelen om een andere auto te kopen. Hiermee heeft [eiser] voldoende gesteld dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering.
3.4.
Volgens de stellingen van Santander maakt [eiser] inbreuk op haar eigendomsrecht. Het spoedeisend belang bij haar vordering is daarmee ook gegeven.
Het verdere juridische kader
3.5.
Voor toewijzing van de vorderingen in dit kort geding is verder vereist dat de aan de vorderingen ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vorderingen in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zullen worden toegewezen. Gelet op het voorlopige karakter van de kortgedingprocedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er geen plaats voor nadere bewijsvoering. Het oordeel in kort geding is een voorlopig oordeel.
Het oordeel van de kantonrechter
3.6.
De vraag die in deze procedure voorligt is of het voldoende waarschijnlijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat [eiser] de eigenaar is geworden van de auto. Als dat zo is, is de vordering van [eiser] toewijsbaar (en de vordering van Santander niet toewijsbaar). Als dat niet zo is, is de vordering van Santander toewijsbaar (en de vordering van [eiser] niet toewijsbaar). De kantonrechter oordeelt dat voldoende waarschijnlijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat [eiser] de eigenaar is geworden van de auto. De kantonrechter licht dit hierna toe.
3.7.
[eiser] is eigenaar geworden van de auto, als een rechtsgeldige overdracht heeft plaatsgevonden van de auto. De regel is dat voor een rechtsgeldige overdracht aan drie vereisten moet zijn voldaan: (i) een levering, (ii) krachtens een geldige titel, (iii) door een beschikkingsbevoegde vervreemder. [1]
3.8.
Op basis van de aangevoerde feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk geworden dat aan de eerste twee vereisten voor een rechtsgeldige overdracht (een levering, krachtens een geldige titel) is voldaan.
Titel voor levering
3.8.1.
Partijen zijn het eens dat de afspraak die [eiser] op 6 juni 2023 met zijn voormalig werkgever ( [ex werkgever] ) heeft gemaakt een ‘geldige titel’ is. Uit wat [eiser] heeft verklaard begrijpt de kantonrechter dat de overeenkomst met de voormalig werkgever volgens [eiser] de strekking heeft van een levering onder eigendomsvoorbehoud; [2] de auto is geleverd aan [eiser] , maar de eigendom gaat over op het moment dat [eiser] de volledige afgesproken vergoeding heeft betaald. [eiser] heeft daarbij verwezen naar de afspraken die partijen in de regeling hebben opgenomen. Hierin staat onder ander: “
De nadrukkelijke intentie is dat [eiser] de auto op termijn overneemt van [ex werkgever]” en “
Hieronder volgt een uitwerking van de regeling met betrekking tot de financiering van de auto en hoe deze uiteindelijk in bezit van [eiser] komt“en “
[eiser] neemt de Volkswagen Passat van [ex werkgever] over en hij heeft een voorstel gedaan om in juni 2023 een éénmalige betaling (…) te doen, gevolgd door een maandelijks inhouding (…) op het salaris. Op deze wijze komt de auto naar hem toe.”en
“Eind juli 2024 kan de auto definitief worden overgezet op naam van [eiser] . Het staat [eiser] vrij om extra betalingen te doen. Door eerdere betalingen zal de auto eerder in bezit komen van [eiser] .”Dat [eiser] en zijn voormalig werkgever een afspraak hebben gemaakt die inhoudt dat de voormalig werkgever de auto aan [eiser] levert, is door Santander niet betwist. Ook heeft Santander niet betwist dat de overeenkomst de strekking heeft tot levering onder eigendomsvoorbehoud. Uit het voorgaande volgt naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter dat [eiser] en zijn voormalig werkgever hebben bedoeld dat de eigendom van de auto naar [eiser] zou overgaan, op het moment dat hij het overeengekomen bedrag volledig heeft betaald.
Levering van de auto
3.9.
Uit de wet volgt dat de levering in dit geval “geschiedt door aan de verkrijger de macht over de zaak te verschaffen”. [3] Dat betekent dat in dit geval de levering heeft plaatsgevonden op het moment dat [eiser] de auto tot zijn beschikking heeft gekregen. Uit de regeling volgt dat dat juni 2023 is geweest.
Bescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid
3.10.
Partijen zijn het erover eens dat aan het derde vereiste voor een rechtsgeldige overdracht (een beschikkingsbevoegde vervreemder) niet is voldaan. De voormalig werkgever van [eiser] was namelijk niet beschikkingsbevoegd om de auto aan [eiser] over te dragen. De auto was op basis van een financial leaseconstructie met Santander aan de voormalig werkgever ter beschikking gesteld, waarbij een eigendomsvoorbehoud gold tot het moment waarop de voormalig werkgever het volledige kredietbedrag dat Santander had gegeven terug had betaald. Omdat de voormalig werkgever op het moment dat zij failliet is verklaard (13 mei 2025) het volledige kredietbedrag nog niet had afgelost, is de eigendom bij Santander gebleven.
3.11.
Volgens [eiser] heeft toch een rechtsgeldige overdracht plaatsgevonden. De wet bepaalt namelijk dat toch sprake is een rechtsgeldige overdracht, als de overdracht door de beschikkingsonbevoegde vervreemder “anders dan om niet geschiedt en de verkrijger te goeder trouw is”. [4] Volgens [eiser] komt hem een beroep toe op deze derdenbescherming, maar Santander is het daar niet mee eens.
3.12.
Partijen zijn het eens dat de overdracht “anders dan om niet” heeft plaatsgevonden. [eiser] heeft namelijk betaald voor de auto en wel het totale bedrag dat hij met zijn voormalig werkgever had afgesproken.
3.13.
Partijen zijn het niet eens of [eiser] te goeder trouw was. Om de vraag te kunnen beantwoorden of [eiser] te goeder trouw was, moet worden gekeken naar het moment van levering. Zoals hiervoor is overwogen, is dat het moment dat [eiser] de auto tot zijn beschikking heeft gekregen (de machtsverschaffing). De kantonrechter oordeelt dat [eiser] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten tijde van de levering erop mocht vertrouwen dat zijn voormalig werkgever de eigenaar was van de auto en dus te goeder trouw was. Daarbij is het volgende van belang.
3.13.1.
De kantonrechter stelt vast dat de voormalig werkgever in de regeling direct en indirect verklaart dat zij de auto in eigendom heeft. Zo staat in de regeling “
[ex werkgever] (…) heeft per juni 2023 de Volkswagen Passat (…) aangeschaft. Deze auto is specifiek gekocht voor en in overleg met de medewerker” en “
De auto staat in de boekhouding van [ex werkgever] als bedrijfswagen opgenomen (op de balans). Maandelijks wordt er afgeschreven op de auto. Alle auto’s in het eigen wagenpark van [ex werkgever] worden lineair afgeschreven over een periode van 60 maanden (5 jaar).”en
“Zolang de auto eigendom is van [ex werkgever] , wordt het vanaf juni 2023 door [ex werkgever] ingezet als bedrijfswagen en de bestuurder is [eiser] ”.Daarnaast heeft [eiser] onweersproken gesteld dat zowel het kentekenbewijs als de verzekeringspapieren op naam van zijn voormalig werkgever stonden. Gelet op deze feiten en omstandigheden mocht [eiser] er naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter op vertrouwen dat zijn voormalig werkgever de eigenaar was van de auto.
3.13.2.
Door Santander is opgemerkt dat in de overeenkomst (ook) staat “
voor de aanschaf van de auto is een financiering is getroffen met een externe partij” maar daaruit hoefde [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter niet af te leiden dat zijn voormalig werkgever niet de eigenaar was van de auto. Een financiering kan immers ook betekenen dat een lening is afgesloten voor de koop van de auto, zonder dat de geldverstrekker rechten behoudt of verkrijgt ten aanzien van de auto. Santander heeft verder nog e-mails aangehaald op basis waarvan [eiser] volgens haar had moeten twijfelen aan de beschikkingsbevoegdheid van zijn voormalig werkgever. Deze e-mails zijn echter van (ver) ná het moment dat de auto aan Santander is geleverd (de e-mails zijn van april, mei en augustus 2024 en de auto is in juni 2023 geleverd) en spelen dan ook geen rol bij de vraag of [eiser] te goeder trouw was op het moment van de levering.
Overdracht van eigendom
3.14.
Het voorgaande leidt de kantonrechter tot het voorlopige oordeel dat het beroep van [eiser] op derdenbescherming slaagt. Dat betekent dat een rechtsgeldige overdracht heeft plaatsgevonden, míts aan de opschortende voorwaarde is voldaan die [eiser] en zijn voormalig werkgever in de regeling hebben opgenomen: de betaling van het overeengekomen bedrag. Tussen partijen bestaat geen discussie dat [eiser] het volledige afgesproken bedrag heeft betaald, zodat aan de opschortende voorwaarde is voldaan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat voldoende waarschijnlijk is dat een bodemrechter zal oordelen dat [eiser] de eigenaar van de auto is geworden.
Conclusie
3.15.
De kantonrechter zal gelet op het voorgaande de (primaire) vordering van [eiser] om Santander te veroordelen om alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan de overschrijving van het voertuig op naam van [eiser] bij de RDW toewijzen. De kantonrechter vindt het redelijk daaraan een termijn te verbinden van twee werkdagen (in plaats van de gevorderde 48 uur) na betekening van dit vonnis. De vordering om dit vonnis in de plaats te laten treden van de benodigde medewerking van Santander, mocht Santander niet de benodigde medewerking verlenen binnen deze twee werkdagen, is ook toewijsbaar. Omdat de kantonrechter de machtiging verleent zoals verzocht, ziet de kantonrechter geen aanleiding om daarnaast een dwangsom te verbinden aan de veroordeling tot het verlenen van alle noodzakelijke medewerking aan de overschrijving van de auto op naam van [eiser] .
3.16.
De vordering van Santander om [eiser] op straffe van een dwangsom te veroordelen tot afgifte van de auto, binnen 48 uur na ondertekening van dit vonnis zal gelet op het voorgaande worden afgewezen.
Santander moet de proceskosten betalen
3.17.
Santander is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] in conventie worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
148,04
- griffierecht
90,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.187,04
3.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten in conventie wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.19.
De proceskosten van [eiser] in reconventie worden begroot op nihil, gelet op de directe samenhang met de vordering in conventie.
De beslissing wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.20.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
rechtdoende in kort geding
in conventie
4.1.
veroordeelt Santander om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan de overschrijving van de Volkswagen Passat met kenteken [kenteken] op naam van [eiser] bij de RDW,
4.2.
bepaalt dat wanneer Santander in gebreke blijft met de veroordeling onder 4.1 dit vonnis in de plaats treedt van de benodigde medewerking van Santander, zodat [eiser] zelfstandig de tenaamstelling kan bewerkstelligen,
4.3.
veroordeelt Santander in de proceskosten van € 1.187,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
4.4.
veroordeelt Santander tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in reconventie
4.5.
veroordeelt Santander in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op nihil,
in conventie en in reconventie
4.6.
veroordeelt Santander tot betaling van de kosten van betekening als Santander niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.1 tot en met 4.4 en 4.6 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2025.

Voetnoten

1.Artikel 3:84 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 3:92 van het Burgerlijk Wetboek.
3.Artikel 3:91 van het Burgerlijk Wetboek.
4.Artikel 3:86 van het Burgerlijk Wetboek.