ECLI:NL:RBMNE:2025:558

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
UTR 24/1514
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen en besluit inzake inzage belgegevens

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag en tegen het besluit van 18 april 2024 behandeld. Eiser had op 27 november 2023 een verzoek ingediend bij [bedrijf] B.V. om inzage in zijn belgegevens vanuit de Penitentiaire Inrichting [locatie]. De minister voor Rechtsbescherming, als verwerkingsverantwoordelijke, heeft het verzoek overgedragen aan verweerder. Op 4 maart 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. Echter, op 18 april 2024 heeft verweerder alsnog beslist op het verzoek van eiser en zijn verzoek ingewilligd. Eiser heeft op 8 mei 2024 zijn belgegevens ingezien.

De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels heeft beslist. Daarnaast is het beroep tegen het besluit van 18 april 2024 ook niet-ontvankelijk, aangezien eiser geen procesbelang meer heeft. De rechtbank stelt vast dat eiser de gevraagde gegevens al heeft ingezien en dat de uitkomst van het beroep niet tot een gunstiger resultaat kan leiden. Eiser heeft niet aangegeven wat hij nog met zijn beroep wil bereiken, waardoor hij geen procesbelang heeft. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De rechtbank verklaart beide beroepen niet-ontvankelijk, en deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/1514

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de minister voor Rechtsbescherming.

Inleiding

In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag en op zijn beroep tegen het besluit van 18 april 2024.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Eiser heeft op 27 november 2023 aan [bedrijf] B.V. verzocht om inzage in zijn belgegevens vanuit de Penitentiaire Inrichting [locatie] . Omdat de minister voor Rechtsbescherming de verwerkingsverantwoordelijke is, heeft [bedrijf] het verzoek overgedragen aan verweerder.
Op 4 maart 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn verzoek. Op 18 april 2024 heeft verweerder alsnog beslist op eisers verzoek om inzage en zijn verzoek ingewilligd. Eiser heeft op 8 mei 2024 zijn belgegevens feitelijk ingezien.
Het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen
Omdat verweerder inmiddels heeft beslist op eisers verzoek, is het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen, niet-ontvankelijk.
Het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 18 april 2024
Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is eisers beroep ook gericht tegen het besluit van 18 april 2024.
Het is vaste rechtspraak dat de indiener van een beroepschrift procesbelang moet hebben bij zijn beroep. Dit betekent dat het resultaat dat hij met het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Omdat eiser de gevraagde gegevens al heeft ingezien, kan de uitkomst van eisers beroep niet tot een voor hem gunstiger resultaat leiden. Eiser heeft ook niet aangegeven wat hij met zijn beroep nog wil bereiken. Eiser heeft daarom geen procesbelang bij zijn beroep.
Conclusie
Dit betekent dat beide beroepen niet-ontvankelijk zijn, zodat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 18 april 2024 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.