ECLI:NL:RBMNE:2025:5560
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht
Op 23 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr.drs. C.R. Jansen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, vertegenwoordigd door mr. N.J. van Polanen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van 11 augustus 2025, waarbij hem een last onder dwangsom was opgelegd vanwege het ontbreken van de benodigde vergunning voor een tuinhuis/schuur en een pergola in zijn achtertuin. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij de bebouwing moest afbreken en een dwangsom moest betalen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was. Het college had namelijk schriftelijk verklaard dat de begunstigingstermijn zou worden verlengd tot zes weken na de beslissing op het bezwaarschrift. Hierdoor was er geen dringende noodzaak voor een voorlopige voorziening. Daarnaast oordeelde de voorzieningenrechter dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was, wat een andere voorwaarde is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om de belangenafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen.
De uitspraak werd gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.