ECLI:NL:RBMNE:2025:5558

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
11880083
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontruimingsvordering in kort geding betreffende gemengde woonzorgovereenkomst

In deze zaak heeft de Stichting Cazas Wonen een kort geding aangespannen tegen een gedaagde, met als doel de ontruiming van de woning die aan hem verhuurd wordt. Cazas stelt dat de woonzorgovereenkomst op een geldige manier is opgezegd en dat de gedaagde zonder recht of titel in de woning verblijft. Daarnaast wordt er beweerd dat de gedaagde overlast veroorzaakt. De kantonrechter heeft op 27 oktober 2025 geoordeeld dat de ontruimingsvordering moet worden afgewezen. De rechter oordeelt dat het op dit moment onvoldoende aannemelijk is dat een bodemrechter zal oordelen dat de woonzorgovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd of dat deze zal worden ontbonden. De kantonrechter wijst erop dat de ontruiming een ingrijpende maatregel is en dat er in kort geding geen ruimte is voor diepgaand onderzoek. Cazas heeft onvoldoende bewijs geleverd voor de gestelde overlast en de gedaagde heeft aangegeven dat hij bereid is om mee te werken aan de benodigde zorg en begeleiding. De kantonrechter benadrukt dat de gedaagde zich moet gedragen en dat bij nieuwe incidenten Cazas opnieuw naar de rechter kan stappen. Cazas wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 678,00 zijn vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11880083 \ UV EXPL 25-228
Vonnis in kort geding van 27 oktober 2025
in de zaak van
STICHTING CAZAS WONEN,
gevestigd in Woerden,
eisende partij,
hierna te noemen: Cazas,
gemachtigde: mr. S.A. den Engelsen,
tegen
[gedaagde],
woonachtig in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R. van Veen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 september 2025, met producties,
- de conclusie van antwoord van 10 oktober 2025, met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling vond plaats op 13 oktober 2025. [A] ( [functie 1] bij Cazas) en [B] ( [functie 2] bij Cazas) waren daarbij namens Cazas aanwezig met de gemachtigde mr. S. den Engelsen. [gedaagde] was ook aanwezig met zijn gemachtigde mr. R. van Veen.
1.3.
Tenslotte is bepaald dat vandaag het vonnis wordt gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Cazas wil met dit kort geding (spoedprocedure) bereiken dat [gedaagde] de woning die zij aan hem verhuurt ontruimt (verlaat), om twee redenen. Ten eerste heeft zij de woonzorgovereenkomst opgezegd, zodat [gedaagde] volgens Cazas zonder recht of titel in de woning woont. Ten tweede stelt Cazas dat [gedaagde] overlast veroorzaakt en gevaarlijke dingen doet. De ontruimingsvordering wordt afgewezen, omdat op dit moment onvoldoende aannemelijk is dat een bodemrechter zal oordelen dat de woonzorgovereenkomst op een geldige manier is opgezegd of de woonzorgovereenkomst zal ontbinden. Dit betekent dat [gedaagde] vooralsnog in de woning mag blijven wonen.

3.De beoordeling

Het beoordelingskader in kort geding
3.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. Voor toewijzing van een vordering in kort geding moet aan twee voorwaarden worden voldaan. Er moet sprake zijn van een spoedeisend belang én het moet zéér waarschijnlijk zijn dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
3.2.
Ontruiming is een ingrijpende en meestal onomkeerbare maatregel. Omdat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een diepgaand onderzoek moet de rechter zich volgens vaste rechtspraak terughoudend opstellen bij de beoordeling van zo’n vordering.
Cazas heeft een spoedeisend belang bij haar vordering
3.3.
Een vordering tot ontruiming is naar haar aard spoedeisend, zodat Cazas voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering.
De vordering van Cazas wordt afgewezen
3.4.
De kantonrechter is voorlopig van oordeel dat het onvoldoende aannemelijk is dat een bodemrechter de woonzorgovereenkomst zal ontbinden of zal oordelen dat [gedaagde] zonder recht of geldige titel in de woning woont. Cazas heeft deze argumenten onvoldoende onderbouwd.
De woonzorgovereenkomst is niet geldig opgezegd door Cazas
3.5.
Op 29 november 2024 hebben Cazas, [gedaagde] en zorginstelling [instelling] een gecombineerde zorg- en huurovereenkomst gesloten (‘de woonzorgovereenkomst’). Deze overeenkomst houdt kort gezegd in dat [instelling] zorg en (woon)begeleiding verleent aan [gedaagde] en Cazas de woning aan [gedaagde] verhuurt. Cazas stelt dat zij de woonzorgovereenkomst via de brief van 27 augustus 2025 geldig heeft opgezegd en [gedaagde] de woning uiterlijk op 30 september 2025 moest verlaten. Dit heeft hij niet gedaan. Volgens Cazas verblijft [gedaagde] zonder recht of titel in de woning.
3.6.
De kantonrechter is voorlopig van oordeel dat Cazas de woonzorgovereenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd, zodat deze is blijven doorlopen. In de woonzorgovereenkomst zijn de verschillende onderdelen van de overeenkomst uitdrukkelijk aan elkaar gekoppeld als gemengde overeenkomst, ‘waarin het zorg -en begeleidingselement als overheersend wordt aangemerkt’. Cazas stelt dat de zorg/begeleiding niet van de grond is gekomen omdat [gedaagde] weigert hieraan mee te werken en de woonzorgovereenkomst daarom moet eindigen. De kantonrechter volgt Cazas hier niet in.
3.7.
Doorgaans maakt een uitgewerkt zorgplan deel uit van een gemengde woonzorgovereenkomst. In dit geval was geen zorgplan bij de woonzorgovereenkomst gevoegd, ondanks dat in artikel 6 lid 2 van de woonzorgovereenkomst staat dat het zorgplan ‘is aangehecht’. Cazas zegt in haar dagvaarding dat zij recent navraag heeft gedaan bij [instelling] over het zorgplan. Dat heeft zij toegestuurd gekregen en toen werd haar duidelijk dat het zorgplan pas op 11 maart 2025 is opgesteld. Cazas legt de verantwoordelijkheid voor het (opstellen van het) zorgplan geheel bij [instelling] en [gedaagde] . Cazas beargumenteert dat het van het begin af aan de bedoeling was dat [gedaagde] begeleiding zou ontvangen, als voorwaarde van de woonzorgovereenkomst. Volgens Cazas ontvangt [gedaagde] echter onvoldoende begeleiding van [instelling] en is het zorgplan van [instelling] in haar ogen ook onvoldoende (op de zitting is gezegd: ‘dit is inhoudelijk geen zorgplan’). De begeleiding van [instelling] is slechts op vrijwillige basis en gebaseerd op de ondersteuningsvraag van [gedaagde] . Omdat [gedaagde] gezegd heeft geen hulpvragen te hebben is de begeleiding zeer beperkt. Dit blijkt uit de brief van [instelling] aan Cazas van 11 september 2025, aldus Cazas.
3.8.
De kantonrechter is het in zoverre met Cazas eens dat Cazas niet verantwoordelijk is voor de inhoud van het zorgplan. Het is niet aan Cazas om een zorgplan voor [gedaagde] op te stellen. Maar van Cazas mag wel verwacht worden dat zij erop let dát er een zorgplan is op het moment dat zij een huurzorgovereenkomst aangaat. Dát is het moment waarop eisen gesteld kunnen worden en ervoor gezorgd kan worden dat de begeleiding niet vrijblijvend is. En als het zorgplan er al niet direct bij zit, dan moet dat toch op zeer korte termijn worden opgesteld door de zorginstelling en worden geborgd in de driehoeksrelatie. Cazas is een professionele partij die er naar streeft om personen die vanwege omstandigheden moeilijk aan een passende woning kunnen komen, met voorrang te huisvesten. Meer in het bijzonder door mensen te huisvesten die als proef zelfstandig mogen wonen en die dan ook zorg- en begeleiding moeten (blijven) accepteren. [1] Nu is zij feitelijk een woonzorgovereenkomst aangegaan waarin de begeleiding niet geborgd was. Dat er dan situaties komen waarin het niet loopt zoals het moet, mag Cazas niet eenzijdig betrokkene aanrekenen maar moet zij deels ook zichzelf en [instelling] aanrekenen. Tegen deze achtergrond moeten de hierna te bespreken incidenten worden bezien.
Onvoldoende onderbouwing van de overlast voor ontruiming
3.9.
Cazas vindt dat [gedaagde] op meerdere punten uit de woonzorgovereenkomst en de algemene huurvoorwaarden tekortschiet. [gedaagde] zou overlast veroorzaken door in de avond/nacht bij buren op de deuren te bonken, spullen van het balkon gooien, dronken in het portiek liggen en gedreigd hebben om het gas open te zetten. Om een vordering tot ontruiming te kunnen toewijzen moet de overlast in duur en ernst zo zwaar zijn dat dit een ontruiming rechtvaardigt. Het is aan Cazas om dit voldoende te onderbouwen, zeker in een procedure in kort geding waarin naar zijn aard geen ruimte is voor bewijslevering.
3.10.
[gedaagde] heeft twee van de gestelde incidenten erkend. Allereerst dat [gedaagde] zijn bed van het balkon naar beneden heeft gegooid. Hij heeft hierover gezegd dat het bed weg moest, dat hij het te zwaar vond om naar beneden te tillen en dat zijn moeder beneden stond om op te letten dat het bed niet op iemand zou vallen. [gedaagde] heeft een verklaring van zijn moeder overgelegd waarin zij zegt dat zij op de uitkijk stond en ook dat zij gezien heeft dat de andere bewoners van het gebouw het ook zo doen. Cazas heeft een en ander niet betwist. [gedaagde] zegt dat hij naderhand voor dit incident excuses wilde aanbieden en daarvoor bij zijn buren heeft aangeklopt. Dit werd verkeerd opgevat. De buren vonden dat hij op hun deuren aan het bonken was.
3.11.
Ten tweede heeft [gedaagde] erkend dat hij op 19 juli 2025 rond 23:15u tegen de politie heeft gezegd dat hij het gas zou opendraaien en een sigaret zou gaan roken. Hij heeft hiermee gedreigd omdat hij naar eigen zeggen vals beschuldigd was van het gooien van een bloempot van het balkon en hiervoor ten onrechte een boete had gekregen. De politie en brandweer zijn naar aanleiding van zijn mededeling direct ter plaatste gekomen en hebben het complex ontruimd. Er werd geen gas geconstateerd in de woning van [gedaagde] . Wel zijn er op dat moment luchtbuksen en een kruisboog aangetroffen en deze zijn toen in beslag genomen. Dit bleken echter legale wapens te zijn, die [gedaagde] mocht bezitten en deze zijn later teruggegeven. Tot slot heeft [gedaagde] op de mondelinge behandeling erkend dat het kan kloppen dat buurtbewoners hem dronken hebben gezien, maar dat dit niet vaak is voorgekomen. De kantonrechter merkt op dat Cazas niet heeft onderbouwd hoe vaak dit gebeurd zou zijn en hoe ernstig dit was.
3.12.
Cazas heeft ter onderbouwing van de gestelde overlast verder invulformulieren overgelegd die zij had verspreid onder bewoners in de buurt, met het verzoek te vermelden ‘welke overlast men van [gedaagde] ondervindt’. De meeste van die formulieren betreffen klachten gekoppeld aan containerbranden in de buurt, waardoor er stankoverlast is en ‘de politie en brandweer regelmatig in de straat staan’. [gedaagde] betwist dat hij containers in brand steekt. Op de mondelinge behandeling heeft zijn gemachtigde toegelicht dat het een buurt is met veel onrust en gedoe (overlast door bijvoorbeeld groepen jongeren) en dat buurtbewoners ten onrechte geneigd zijn al hun klachten over de buurt aan [gedaagde] te koppelen. De gemachtigde van Cazas heeft daarop erkend dat deze klachten [gedaagde] niet verweten worden en dat [gedaagde] niet gekoppeld wordt aan de containerbranden.
3.13.
Al met al kan worden vastgesteld dat er enkele incidenten zijn geweest die [gedaagde] terecht worden verweten. Daarbij springt vooral de mededeling eruit dat hij het gas ging opendraaien. Dit is een ernstig dreigement en de kantonrechter begrijpt dat de andere bewoners van het complex, waaronder kinderen, geschrokken zijn van de hierop volgende ontruiming. De kantonrechter begrijpt ook dat Cazas zich verantwoordelijk voelt voor de veiligheid van de andere bewoners.
3.14.
Niet vastgesteld is dat [gedaagde] het gas daadwerkelijk heeft opengedraaid of dit van plan was (in dat geval was de situatie een wezenlijk andere). Verder moeten de incidenten, zoals hiervoor al overwogen, worden bezien tegen de achtergrond van de (bedoeling van de) woonzorgovereenkomst, waarbij huisvesting wordt geboden aan mensen die als proef zelfstandig mogen wonen en die zorg en begeleiding nodig hebben. De component ‘zorg en begeleiding’ uit deze driepartijenovereenkomst is echter pas heel laat opgepakt en is ook daarna niet echt van de grond gekomen, waardoor [gedaagde] geen goed ‘ingebedde’ kans heeft gekregen. Het impliciete verwijt dat [gedaagde] zelf geen zorgvraag aan [instelling] heeft geformuleerd, veronderstelt meer inzicht in zijn eigen problemen/ziektebeeld dan [gedaagde] mogelijk kan opbrengen.
3.15.
Cazas benadrukt dat de begeleiding vrijwillig is en niet afgedwongen kan worden, maar dat is door de combinatie woon en zorg niet helemaal juist. Wat opvalt is dat in artikel 8 lid 3 van de woon-zorgovereenkomst is bepaald dat [instelling] bevoegd is de zorg- en begeleidingsovereenkomst met [gedaagde] op te zeggen als diens medewerking onvoldoende is of de zorg en begeleiding onvoldoende succesvol is. In lid 4 is opgenomen dat [instelling] [gedaagde] dan eerst schriftelijk moet waarschuwen en een laatste kans moet bieden om zijn gedrag aan te passen. [instelling] heeft voor zover bekend de zorg- en begeleidingsovereenkomst niet opgezegd en heeft [gedaagde] zelfs geen schriftelijke waarschuwing gegeven. De mogelijkheden die er dus - zelfs bij een reeds ingegane woon-zorgverhouding - zijn, zijn niet benut. [instelling] en Cazas hebben [gedaagde] niet gewaarschuwd en niet de laatste kans gegeven als hier bedoeld.
3.16.
Van belang is ook dat er sinds het incident van 19 juli 2025 geen problemen, overlastmeldingen of andere incidenten zijn geweest. Cazas heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat het sinds juli 2025 geheel rustig is rondom [gedaagde] . Verder heeft [gedaagde] op de zitting toegezegd dat hij de begeleiding zal accepteren die Cazas en [instelling] noodzakelijk achten en dat hij zal meewerken aan deze begeleiding.
3.17.
Cazas heeft ervoor gekozen om deze zaak alleen in kort geding voor te leggen. Gelet op voorgaande overwegingen, de terughoudende toets die de kantonrechter in kort geding moet aanleggen en de gevolgen van een onmiddellijke ontruiming, komt de kantonrechter tot de slotsom dat ontruiming in kort geding op dit moment een brug te ver is en moet worden afgewezen. Immers, [gedaagde] heeft toegelicht dat hij nergens heen kan en dus dakloos zal worden. De kantonrechter heeft gevraagd of Cazas eventueel bereid zou zijn [gedaagde] een andere woning aan te bieden, een nieuwe kans elders, maar die vraag is met ‘nee’ beantwoord.
[gedaagde] moet begeleiding aanvaarden
3.18.
Deze afwijzing van de ontruiming is niet vrijblijvend. De kantonrechter vindt het belangrijk om dit aan partijen mee te geven. [gedaagde] mag geen overlast veroorzaken en moet zich gedragen in zijn woning en in het openbaar. Als zich nieuwe incidenten en/of ernstige overlast voordoen, dan kan Cazas opnieuw naar de rechter stappen. Er moet alsnog op heel korte termijn door [instelling] , of eventueel (samen met) een andere passende zorginstelling een goed zorgplan voor [gedaagde] worden opgesteld. De gemachtigde van [gedaagde] heeft opgemerkt dat [gedaagde] aan PTSS lijdt; wellicht dat EMDR-therapie in overweging kan worden genomen.
Van [gedaagde] mag worden verwacht dat hij meewerkt aan het krijgen van de benodigde zorg en begeleiding. Dit is om te beginnen een voorwaarde uit de woonzorgovereenkomst. [instelling] heeft de mogelijkheid om [gedaagde] hieraan te laten meewerken, want als [gedaagde] niet meewerkt kan [instelling] de zorg- en begeleidingsovereenkomst opzeggen. De huurovereenkomst met Cazas is aan (het lot van) de zorgovereenkomst gekoppeld. [2]
Ten tweede heeft [gedaagde] , zoals al vermeld, op de zitting toegezegd dat hij de begeleiding zal accepteren die Cazas en [instelling] noodzakelijk achten en dat hij zal meewerken aan deze begeleiding. Dit moet hij nu dus waarmaken. Wellicht dat de persoonsgerichte aanpak die ter zitting werd genoemd hieraan kan bijdragen. [gedaagde] heeft ter zitting ook toegezegd dat hij afstand doet van de wapens die bij hem zijn aangetroffen. Hoewel hij zegt dat hij deze alleen ‘voor de sier’ heeft en deze niet illegaal zijn, begrijpt hij nu dat de aanwezigheid ervan een onveilig gevoel geeft bij zijn buren. [gedaagde] heeft gezegd dat als hij in de woning mag blijven, hij er afstand van zal doen. Dit zal hij ook moeten nakomen.
Cazas wordt veroordeeld in de proceskosten
3.19.
Nu de vordering wordt afgewezen moet Cazas de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
678,00
Uitvoerbaar bij voorraad
3.20.
De kantonrechter verklaart het vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslising.
De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van Cazas af,
4.2.
veroordeelt Cazas in de proceskosten van € 678,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Cazas niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. Creutzberg en in het openbaar uitgesproken op
27 oktober 2025.
61312

Voetnoten

1.Overwegingen 3 en 5, pag. 5 van de huurzorgovereenkomst.
2.Artikel 8 lid 3 in combinatie met artikel 4 lid 2 van de huurzorgovereenkomst.