Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de advocaat van betrokkene;
- [A] , geneesheer-directeur.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 26 september 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak van betrokkene, die verblijft bij een instelling en vertegenwoordigd werd door advocaat mr. E.J. Bakker. De rechtbank ontving op 15 september 2025 een verzoekschrift van betrokkene, gevolgd door een verweerschrift van de instelling op 23 september 2025 en een aanvullend verzoekschrift op 25 september 2025. Tijdens de zitting op 26 september 2025, waar de advocaat en de geneesheer-directeur aanwezig waren, heeft de rechtbank de verzoeken besproken. Betrokkene was niet aanwezig.
De rechtbank verklaarde de klacht van betrokkene ongegrond en wees het verzoek om de beslissing van de instelling van 28 augustus 2025 te schorsen af. De rechtbank had eerder een zorgmachtiging verleend die tot 21 januari 2026 geldig is, waarbij verplichte medicatie was toegewezen. Betrokkene had eerder een klacht ingediend bij de klachtencommissie, die deels gegrond en deels ongegrond was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de instelling op 28 augustus 2025 rechtmatig een aanzegging voor verplichte zorg had afgegeven, inclusief medicatie.
De rechtbank concludeerde dat betrokkene lijdt aan een psychose, wat door meerdere onafhankelijke artsen was vastgesteld. Ondanks betwisting van betrokkene over de diagnose en de effectiviteit van de medicatie, oordeelde de rechtbank dat de behandeling met medicatie noodzakelijk was om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat de klacht ongegrond was verklaard. De uitspraak werd mondeling gedaan en in het openbaar uitgesproken door mr. M.W.J. van Elsdingen, met mr. A. Minkjan als griffier.