ECLI:NL:RBMNE:2025:552

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
UTR 25/5067
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om inzage op grond van de AVG en beoordeling van de motivering door de rechtbank

Op 6 oktober 2022 heeft eiser een verzoek ingediend om inzage in de verwerking van zijn persoonsgegevens op basis van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Eiser wenst een kopie van zijn persoonsgegevens, inclusief informatie over de ontvangers, het doel van de verwerking, en de herkomst van de gegevens. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik heeft op 19 oktober 2022 om nadere precisering van het verzoek gevraagd. Eiser heeft hierop gereageerd, maar het college heeft uiteindelijk een algemene zoekslag uitgevoerd en een overzicht van de verwerkte persoonsgegevens verstrekt. Eiser heeft het college op 23 januari 2023 ingebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn verzoek. Het college heeft op 30 januari 2023 een besluit genomen, maar eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard op 5 september 2023, waarna eiser beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 14 januari 2025 behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college niet adequaat op alle bezwaargronden van eiser is ingegaan, wat leidt tot een motiveringsgebrek. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat het college het verzoek in overeenstemming met de AVG heeft behandeld en voldoende inzage heeft gegeven. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, maar het college is wel verplicht om het griffierecht aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5067
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik

(gemachtigde: mr. R. de Bruin).

Inleiding

1. Eiser heeft op 6 oktober 2022 verzocht om inzage in de verwerking van zijn persoonsgegevens zoals is bedoeld in artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Eiser wil een kopie van de persoonsgegevens die van hem worden verwerkt, met vermelding van de specifieke ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn verstrekt, met vermelding van de specifieke onderwerpen en het doel van verwerking en verstrekking en met vermelding of de persoonsgegevens buiten de organisatie zijn verstrekt. Ook wil eiser weten wat het doel is van het gebruik van gegevens, aan wie de gegevens zijn verstrekt, wat de herkomst van de gegevens is en hoe lang de gegevens naar verwachting worden opgeslagen.
1.1
Het college heeft eiser bij brief van 19 oktober 2022 verzocht om nadere precisering van zijn verzoek, door bijvoorbeeld aan te geven op welk onderwerp zijn verzoek ziet en welke afdeling gegevens heeft verwerkt. Eiser heeft hierop gereageerd bij e-mail bericht van 19 oktober 2022. Eiser deelt mee dat zijn verzoek ziet op alle persoonsgegevens die bij de organisatie bekend zijn, op alle onderwerpen en bij alle ontvangers. Hij kan pas na ontvangst van de gevraagde gegevens zijn verzoek verduidelijken. Eiser stelt ter verduidelijking nog aan te kunnen geven dat als zijn e-mailadres wordt verwerkt, hij wil dat in het overzicht met persoonsgegevens staat aangegeven welk e-mail adres of e-mailadressen worden verwerkt.
1.2.
Eiser heeft het college op 23 januari 2023 ingebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn verzoek. Het college heeft met het primaire besluit van 30 januari 2023 beslist op eisers verzoek. Het college heeft een algemene zoekslag gemaakt naar de meest gangbare persoonsgegevens en daarvan schermprintjes uit de systemen aan eiser verstrekt. [1] Daarnaast heeft het college een overzicht verstrekt van het doel van het gebruik van de persoonsgegevens, de eventuele doorgifte, de herkomst en de bewaartermijnen van de meest algemene verwerkingsactiviteiten in de doorzochte systemen.
1.3.
Eiser heeft het college op 23 augustus 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. Het college heeft met het bestreden besluit van 5 september 2023 op het bezwaar van eiser beslist en dat ongegrond verklaard.
1.4.
Eiser heeft beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het college van 5 september 2023 op 14 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het college deelgenomen. Eiser is niet verschenen.
1.6.
De rechtbank heeft eiser bij brief van 27 november 2024 uitgenodigd voor de zitting. Deze brief is per aangetekende post verstuurd naar het adres van eiser. Uit informatie uit het Track & Trace systeem van PostNL blijkt dat de uitnodiging aan eiser op 29 november 2024 is uitgereikt en dat hij heeft getekend voor ontvangst. Eiser is daarom op de juiste wijze uitgenodigd voor de zitting.
1.7.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college het verzoek van eiser op juiste wijze in behandeling heeft genomen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser voert aan dat het college in het bestreden besluit niet expliciet is ingegaan op zijn eerste bezwaargrond inhoudende dat hij zijn verzoek met de e-mail van 19 oktober 2022 heeft verduidelijkt, zodat het college niet kon volstaan met een eenvoudige zoekslag. De rechtbank stelt vast dat het college niet is ingegaan op deze bezwaargrond. Dit levert een motiveringsgebrek op. Deze beroepsgrond slaagt.
5. Eiser voert aan dat het primaire besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat het college daar niet op is ingegaan. De rechtbank overweegt dat het college in het bestreden besluit niet op die grond hoefde in te gaan. Het primaire besluit wordt immers in de bezwaarfase volledig heroverwogen waarbij eventuele onzorgvuldigheden hersteld kunnen worden. Ook is niet gebleken dat de adviescommissie bezwaar- en beroepschriften onzorgvuldig heeft gehandeld of over niet voldoende stukken beschikten. Het is de rechtbank niet gebleken dat heroverweging niet op alle relevante informatie berust. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6. De rechtbank volgt eiser niet voor zover hij heeft beoogd te stellen dat het college niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek en/of bezwaar en daarom een dwangsom is verschuldigd. De rechtbank is van oordeel dat het college telkens na de ingebrekestelling binnen de wettelijke termijn van twee weken heeft beslist, zodat er geen dwangsom is verbeurd.
7. Uit het voorgaande volgt dat eisers grond die ziet op de precisering van zijn verzoek en de zoekslag in zoverre slaagt dat het college niet gemotiveerd daarop heeft gereageerd, zodat het bestreden besluit op dit ontbrekende onderdeel gebrekkig is.
8. Het college heeft in het verweerschrift alsnog toegelicht waarom zij van mening is dat eiser zijn verzoek niet heeft gepreciseerd en dat wel moest doen en waarom de zoekslag toereikend was.
9. De rechtbank is het met de toelichting van het college eens en ziet daarin aanleiding om het bestreden besluit in stand te laten met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht en licht dat als volgt toe.
10. Een verwerkingsverantwoordelijke zoals het college mag op grond van overweging 63 van de AVG en vaste rechtspraak, wanneer deze een grote hoeveelheid gegevens over een betrokkene verwerkt, een verzoeker vragen om te preciseren op welke informatie of welke verwerkingsactiviteiten het inzageverzoek betrekking heeft. Gelet op de omvang van eisers verzoek is het college terecht overgegaan tot het preciseringsverzoek.
11. De rechtbank is het verder eens met het college-standpunt dat de e-mail van 19 oktober 2022 geen nadere precisering inhoudt. Eiser heeft immers slechts herhaald dat hij inzage wilde in alle persoonsgegevens zonder het college een zoekrichting te geven.
In het geval van een algemeen geformuleerd verzoek kan in beginsel van het bestuursorgaan slechts een algemene zoekslag worden verlangd naar de meest gangbare persoonsgegevens. Bij een concreter geformuleerd verzoek ligt dit anders. In zo’n situatie kan van een bestuursorgaan een meer diepgravend onderzoek worden gevergd. In eisers geval is sprake van een zeer algemeen geformuleerd verzoek. Het college kon daarom volstaan met de door haar uitgevoerde algemene zoekslag.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Het college heeft het bestreden besluit niet toereikend gemotiveerd, maar dit gebrek is in het verweerschrift hersteld. De rechtbank laat het bestreden besluit in stand met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent ook dat het college eisers AVG-verzoek in overeenstemming met de AVG heeft behandeld en hem voldoende inzage heeft gegeven in zijn persoonsgegevens.
13. In het motiveringsgebrek ziet de rechtbank wel aanleiding om te bepalen dat het college aan eiser het griffierecht vergoed. Er is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
14. Op de zitting is gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2025 door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het college heeft gezocht in het burgerzakensysteem Key2Burgerzaken, zaaksysteem Join, archiefsystemen MyLex en ABS en financiële systeem Key2Financiën.