ECLI:NL:RBMNE:2025:5518

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
C/16/597574 / KG ZA 25-396
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing van een stadionverbod opgelegd door de KNVB

In deze zaak heeft eiser, een supporter van een voetbalclub, een kort geding aangespannen tegen de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) om schorsing van een stadionverbod van 18 maanden en een boete van € 450,- die hem was opgelegd wegens het doorverkopen van toegangskaartjes. Eiser had toegangskaartjes gekocht voor een wedstrijd en deze geschonken aan een zakenrelatie, maar de KNVB beschouwde dit als een overtreding van hun regels. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat eiser geen spoedeisend belang had bij de gevorderde schorsing, omdat hij niet aanwezig was en zijn argumenten niet voldoende onderbouwd waren. De KNVB heeft bovendien aangetoond dat eiser in het verleden meerdere wedstrijden had doorverkocht, wat zijn claim van trouwe supporterschap ondermijnt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de KNVB in redelijkheid tot het besluit kon komen om het stadionverbod en de boete op te leggen, en heeft de vorderingen van eiser afgewezen. Eiser is tevens veroordeeld in de proceskosten van de KNVB, die in totaal € 1.999,- bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/597574 / KG ZA 25-396
Vonnis in kort geding van 17 september 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. R.T.A. Ansems,
tegen
KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND,
te Zeist,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de KNVB,
advocaat: mr. M.I. van Dijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 augustus 2025 met 9 producties,
- de producties 1 tot en met 8 van de KNVB,
- de mondelinge behandeling van 3 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [eiser] ,
- de pleitnota van de KNVB.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] is in het bezit van een clubcard van [eiser] . Daardoor kon hij van [eiser] toegangskaartjes voor de wedstrijd [eiser] -NAC Breda in de [locatie] op 6 april 2025 kopen. [eiser] zou deze toegangskaartjes via de [eiser] -applicatie hebben geschonken aan een zakenrelatie van hem. Op de dag van de wedstrijd meldde een mevrouw zich bij de kassa van de [locatie] . Zij had toegangskaarten gekocht voor de wedstrijd via [website] .com, maar zij had de kaarten niet ontvangen. Het betroffen de kaarten die [eiser] aan zijn zakenrelatie had geschonken. De KNVB heeft [eiser] een landelijk stadionverbod voor 18 maanden en een boete van € 450,- opgelegd vanwege het doorverkopen van toegangskaartjes. In dit kort geding vordert [eiser] kort gezegd schorsing van de tenuitvoerlegging van het stadionverbod en de boete, totdat daarop in een bodemprocedure anders is beslist. De KNVB voert verweer. De voorzieningenrechter wijst de vordering van [eiser] af en legt dit oordeel hierna uit.

3.De beoordeling

Het toetsingskader van dit kort geding
3.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
[eiser] heeft geen spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening
3.2.
[eiser] stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij de schorsing van de tenuitvoerlegging van het stadionverbod en de boete. [eiser] zou namelijk een trouwe supporter van [eiser] zijn en wil de wedstrijden weer kunnen bijwonen, omdat dat een groot deel van zijn sociale leven is. Daarnaast stelt [eiser] dat hij een spoedeisend belang heeft, omdat een bodemprocedure nog jaren kan duren. Dit terwijl het stadionverbod voor 18 maanden geldt.
3.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening. [eiser] heeft het spoedeisende belang slechts onderbouwd met algemeenheden en heeft dit verder niet ingevuld. [eiser] was ter zitting ook niet aanwezig. Daartegenover heeft de KNVB tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij van [eiser] informatie heeft ontvangen dat [eiser] over de seizoenen 2022-2023 en 2023-2024 voor in totaal 41 wedstrijden (van [eiser] ) toegangskaartjes heeft doorverkocht aan onder meer personen met buitenlandse e-mailadressen. Dat heeft [eiser] niet weersproken. Hierdoor valt niet in te zien waarom [eiser] in staat zou moeten worden gesteld om alle wedstrijden van [eiser] bij te wonen. De KNVB heeft uitvoerig uitgelegd welke belangen (van [eiser] en ook van andere clubs) met dit beleid ten aanzien van het doorverkopen van kaarten zijn gediend. Dat [eiser] over de genoemde seizoenen voor dusdanig veel wedstrijden kaartjes heeft gekocht en doorverkocht, valt niet te rijmen met de stelling van [eiser] dat hij een trouwe supporter is van [eiser] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [eiser] nog gesteld dat het mogelijk was om bijvoorbeeld vier toegangskaartjes voor een wedstrijd te kopen en vervolgens twee toegangskaartjes door te verkopen. Het was aan [eiser] om dit, gelet op de betwisting van de KNVB, onderbouwd toe te lichten en uit te leggen, maar dat heeft hij niet gedaan. Ook de stelling van [eiser] dat hij een spoedeisend belang heeft omdat een bodemprocedure nog jaren kan duren, gaat niet op. Dat dit jaren zou duren staat niet vast. Weliswaar kan het afwachten van een bodemprocedure ertoe leiden dat [eiser] gedurende een langere periode geen wedstrijden kan bijwonen, maar waarom dit spoedeisend is ziet de voorzieningenrechter niet nu [eiser] in het verleden voor 41 wedstrijden kaarten heeft gekocht en verkocht en niet vaststaat dat hij wel zelf aanwezig was bij alle of het grootste deel van de wedstrijden en waarom het belang van [eiser] voor zou moeten gaan op de belangen van de KNVB (en [eiser] ).
3.4.
Gelet op het ontbreken van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening, worden de vorderingen afgewezen.
Bovendien: de KNVB kon in redelijkheid tot dit besluit komen
3.5.
Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat de KNVB in redelijkheid tot het besluit kon komen om [eiser] een stadionverbod van 18 maanden en een boete op te leggen. Dit wordt hierna uitgelegd.
3.6.
[eiser] doet een beroep op schorsing van het stadionverbod, vooruitlopend op een beslissing in de bodemprocedure (artikel 2:15 lid 1 sub b BW). In dit artikel staat dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon vernietigbaar is, als dat besluit voor wat betreft de wijze van totstandkoming of de inhoud in strijd is met de redelijkheid en billijkheid zoals geëist door artikel 2:8 BW. Aan de KNVB komt een ruime beleids- en beoordelingsvrijheid toe. Daarom kan de in dit kort geding voorliggende beslissing van de commissie, waarbij de beslissing tot het opleggen van een stadionverbod is bevestigd, alleen marginaal worden getoetst. Het gaat in deze procedure dus om de vraag of de KNVB in redelijkheid tot de genomen beslissing heeft kunnen komen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit het geval is.
3.7.
De KNVB heeft het stadionverbod en de boete opgelegd wegens strijd met artikel 10.2 van Standaardvoorwaarden, omdat [eiser] zich schuldig zou hebben gemaakt aan voetbal gerelateerd wangedrag althans het schaden van het aanzien en de belangen van het voetbal, meer in het bijzonder aan het aanbieden/verkopen van toegangskaarten. Dit beleid is ontwikkeld in samenspraak met alle betaald voetbal organisaties, waaronder [eiser] . Volgens [eiser] is het vermoeden van illegale doorverkoop van toegangskaarten onterecht, omdat het zou gaan om een individuele transactie in de privésfeer. Daarnaast vindt hij dat de duur van het opgelegde stadionverbod disproportioneel is.
3.8.
Het is de voorzieningenrechter voldoende gebleken dat de door [eiser] gekochte toegangskaartjes van [eiser] via wwww.stubhub.com zijn verkocht. Het staat vast dat de mevrouw die de toegangskaartjes van [eiser] had gekocht, deze heeft aangeschaft via [website] .com (een commerciële handelaar in voetbalkaartjes). Hoewel onduidelijk is hoe de toegangskaartjes exact bij [website] .com zijn gekomen, is hiermee wel voldoende aannemelijk geworden dat de kaartjes de privésfeer hebben verlaten. Bovendien kan uit de whatsapp-berichten, die [eiser] heeft overgelegd als productie 1, worden afgeleid dat [eiser] wist dat zijn zakenrelatie verhinderd was om naar de wedstrijd te gaan, maar dat vrienden van de zakenrelatie wel naar de wedstrijd wilden gaan. Hoewel [eiser] heeft gesteld dat hij de kaartjes aan de zakenrelatie heeft geschonken, wist hij, voordat hij de kaartjes kocht, dat zijn zakenrelatie niet zelf naar de wedstrijd zou gaan en de kaartjes naar vrienden van de zakenrelatie zouden gaan. Dat [eiser] de kaartjes dan desondanks koopt en vervolgens schenkt aan een zakenrelatie is raar en niet geloofwaardig. Ook nu gebleken is dat de kaartjes commercieel zijn verhandeld. [eiser] stelt dat de toegangskaartjes de privésfeer niet hebben verlaten indien deze worden verkocht via vrienden naar andere vrienden. Maar in dit geval staat vast dat de toegangskaartjes (tegen woekerprijzen) via [website] .com zijn verkocht. Gelet hierop bestaat er meer dan genoeg aanleiding om aan te nemen dat [eiser] de toegangskaarten heeft doorverkocht en dat deze de privésfeer hebben verlaten of in elk geval dat de kaartjes de privésfeer hebben verlaten en dit aan [eiser] is toe te rekenen. Vooruitlopend op het oordeel van de bodemrechter, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de KNVB het stadionverbod en de boete mocht opleggen conform artikel 10.2 van de Standaardvoorwaarden. Daarnaast is het besluit van de KNVB genomen overeenkomstig het reglement voor wat betreft de duur van het verbod. Voor een dergelijke gedraging is in de Richtlijn Termijn Stadionverbod namelijk een verbod van 18 maanden opgenomen en dat heeft de KNVB ook aan [eiser] opgelegd. [eiser] heeft onvoldoende aangevoerd waarom de KNVB hiervan had moeten afwijken. De enkele stelling van [eiser] dat hij nooit eerder een overtreding heeft begaan en het verbod hem emotioneel zwaar valt, is daarvoor onvoldoende. Daarom is niet gebleken dat de KNVB niet in redelijkheid tot deze duur had kunnen komen.
3.9.
Gelet op het voorgaande worden de vorderingen van [eiser] afgewezen.
[eiser] moet de proceskosten van de KNVB betalen
3.10.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de KNVB worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Gaertman en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.
WM (5442)