In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 oktober 2025 een vonnis gewezen in een incident betreffende een voorlopige voorziening. De eisende partij, hierna te noemen [partij 1], heeft een provisionele vordering ingesteld op basis van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). [partij 1] vordert een voorschot op schadevergoeding van € 56.892,00 van de gedaagde partij, hierna te noemen [partij 2], wegens non-conformiteit van een in 2022 gekochte appartement. [partij 1] stelt dat het appartement niet voldoet aan de vereisten van de verleende omgevingsvergunning en dat er gebreken zijn op het gebied van (brand)veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat [partij 1] een dringend belang heeft bij de gevraagde voorziening, aangezien hij voor 1 november 2025 herstelwerkzaamheden moet uitvoeren om dwangsommen te voorkomen. De rechtbank heeft de vordering van [partij 1] gedeeltelijk toegewezen en een voorschot van € 30.000,00 op de schadevergoeding toegewezen, waarbij het restitutierisico voor [partij 2] is meegewogen. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van [partij 1] begroot op € 786,00. De zaak zal verder worden behandeld in een mondelinge zitting, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om hun stellingen nader toe te lichten.