ECLI:NL:RBMNE:2025:5449

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
C/16/599552 / JE RK 25-1394
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de ontwikkeling en thuissituatie

Op 1 oktober 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2023. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, met onrust in de thuissituatie. De gecertificeerde instelling, Samen Veilig Midden-Nederland, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar, en dit verzoek is toegewezen. De moeder en vader van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag en hebben beiden aangegeven dat zij begrijpen dat de ondertoezichtstelling verlengd moet worden. De kinderrechter heeft tijdens de zitting op 1 oktober 2025, waar ook vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren, de situatie van de minderjarige besproken. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige en dat de doelen van de hulpverlening nog niet zijn behaald. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 3 november 2026, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de GI de komende periode werkt aan de gestelde doelen in het SAVE Evaluatie & Vervolgplan, om de situatie van de minderjarige te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/599552 / JE RK 25-1394
Datum uitspraak: 1 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2023 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. H.L.D. van Holland,
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. C.H.J. Willemsen,
De Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, is betrokken op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen op 11 september 2025;
  • een bericht van de GI met bijlagen, ontvangen op 26 september 2025;
  • een bericht van de moeder met bijlage, ontvangen op 26 september 2025;
  • een bericht van de GI met bijlage, ontvangen op 29 september 2025;
  • een bericht van de GI met bijlage, ontvangen op 29 september 2025.
1.2.
Op 11 juli 2025 heeft er een zitting plaatsgevonden waarin de machtiging tot uithuisplaatsing is besproken. De beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing is toen aangehouden, zodat het tegelijk met de verlenging van de ondertoezichtstelling behandeld kon worden. De verzoeken zijn dan ook tegelijk behandeld op 1 oktober 2025. De beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing is opgenomen in een aparte beschikking met zaaknummer C/16/594442 / JE RK 25-843.
1.3.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • mevrouw [A] Pas en mevrouw [B] , namens de GI.
- mevrouw [C] , namens de Raad.
1.4.
De advocaat van de moeder heeft tijdens de zitting een pleitnotitie overgelegd.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
Bij beschikking van 6 februari 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna verlengd, voor het laatst tot 3 november 2025.
2.4.
Bij beschikking van 15 juli 2025 heeft de kinderrechter de beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] aangehouden.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De moeder begrijpt dat de ondertoezichtstelling verlengd moet worden.
4.2.
De vader begrijpt dat de ondertoezichtstelling verlengd moet worden.

5.De beoordeling

Beslissing
5.1.
De kinderrechter wijst het verzoek toe. Dat betekent dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] wordt verlengd tot 3 november 2026. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom zij dat beslist.
Toelichting
5.2.
Uit de overgelegde stukken en het gesprek gevoerd tijdens de zitting volgt dat is voldaan aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling. [1]
5.3.
[minderjarige] wordt nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. De gestelde doelen zijn nog niet behaald en er is nog steeds sprake van onrust in de thuissituatie. Daarnaast kan op dit moment nog geen inschatting gemaakt worden over de leerbaarheid van de moeder. De GI twijfelt dan ook of er daadwerkelijk een gedragsverandering en groei in opvoedvaardigheden gaat plaatsvinden bij de moeder, ondanks de inzet van meerdere hulpverleningstrajecten. De moeder heeft tijdens de zitting aangegeven dat zij is aangemeld voor een persoonlijkheidsonderzoek. De kinderrechter vindt het van belang dat de moeder dit doorzet, zodat er een duidelijk beeld komt van haar mogelijkheden en dan kan er ook gekeken worden of de huidige hulpverlening passend is. Daarnaast ziet de kinderrechter dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] minimaal is. Om de zorgregeling uit te breiden zal de GI zich ervoor moeten inzetten om duidelijkheid te creëren over de (thuis)situatie van de vader en om zijn (opvoed)mogelijkheden in kaart te brengen.
5.4.
Gelet op alle onduidelijkheden, zorgen en onrust is de kinderrechter van oordeel dat een verlening van de ondertoezichtstelling passend. De kinderrechter vindt het belangrijk dat de GI komend jaar aan de doelen uit het SAVE Evaluatie & Vervolgplan gaat werken. Dit gaat om de volgende doelen:
  • [minderjarige] heeft ouders die de signalen van hem op tijd zien en horen, deze op een goede manier duiden en interpreteren en daar op een passende manier op reageren;
  • [minderjarige] heeft ouders die in staat zijn om hem te troosten, gerust te stellen en te beschermen wanneer hij zich onveilig voelt, waarbij eigen emoties onder controle zijn of weggehouden worden;
  • [minderjarige] groeit op in een opvoedsituatie waarin er geen verbaal en/of fysiek geweld plaatsvindt tussen ouders en/of kinderen onderling.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 3 november 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2025 door
mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in aanwezigheid van I. Stooker als griffier, en op schrift gesteld op 14 oktober 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.