ECLI:NL:RBMNE:2025:5445

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
C/16/596031 / KG ZA 25-323
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over voorlopige gunningsbeslissing in aanbestedingszaak tussen BBN Beveiliging B.V. en Gemeente Nieuwegein

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen BBN Beveiliging B.V. (hierna: BBN) en de Gemeente Nieuwegein (hierna: Gemeente). BBN heeft in dit kort geding de intrekking van een voorlopige gunningsbeslissing van de Gemeente gevorderd, waarbij de Gemeente voornemens was om de opdracht voor beveiligingsdiensten aan D.V. Services B.V. (hierna: DV) te gunnen. BBN, die op de vierde plek was geëindigd, betwistte deze beslissing en vorderde een herbeoordeling van alle inschrijvingen, met uitsluiting van DV. De voorzieningenrechter heeft de beoordeling van de vorderingen aangehouden in afwachting van een hoger beroep dat door BBN was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 mei 2025. In dat hoger beroep had het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden DV toegestaan om tussen te komen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een reële kans bestond op tegenstrijdige uitspraken, gezien de gelijkenis van de argumenten die in beide procedures naar voren werden gebracht. De Gemeente had eerder een voorlopige gunningsbeslissing van 20 november 2024 ingetrokken na een kort geding, maar had op 17 juni 2025 opnieuw een voorlopige gunningsbeslissing genomen. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten in het incident tot tussenkomst gecompenseerd, en de beslissing in de hoofdzaak aangehouden totdat het hof zijn eindarrest heeft gewezen. BBN moet het hof-eindarrest aan de voorzieningenrechter verstrekken, waarna de Gemeente en DV een antwoordakte mogen indienen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/596031 / KG ZA 25-323
Vonnis in kort geding van 8 oktober 2025
in de zaak van
BBN BEVEILIGING B.V.,
te Maarssen,
eisende partij,
hierna te noemen: BBN,
advocaten: mrs. L.M. Engels en E. de Boer,
tegen
GEMEENTE NIEUWEGEIN,
te Nieuwegein,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Gemeente,
advocaten: mrs. D.R. Versteeg en E.M.M. Vendrig
in welk kort geding is tussengekomen:
D.V. SERVICES B.V.,
te Nieuwegein,
hierna te noemen: DV ,
advocaat: mr. A. Stellingwerff Beintema

1.De procedure

1.1.
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding,
- de producties 1 tot en met 34 van BBN,
- de conclusie van antwoord van de Gemeente,
- de producties 1 tot en met 6 van de Gemeente,
- de incidentele conclusie tot tussenkomst (primair) en voeging (subsidiair) tevens conclusie
van antwoord van DV ,
- de producties 1 tot en met 3 van DV .
1.2.
Daarna heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.
Mondeling vonnis: tussenkomst toegestaan1.2.1. Eerst is het incident tot (primair) tussenkomst van DV besproken. De voorzieningenrechter heeft hierover mondeling vonnis gewezen en heeft deze tussenkomst toegestaan. Aan alle vereisten voor tussenkomst is voldaan, en partijen hadden overigens geen bezwaar tegen tussenkomst van DV . Over de proceskosten in het incident zal in dit vonnis nog een beslissing worden genomen.
Toegang van DV tot het digitaal procesdossier (DT) en vertrouwelijkheid stukken van BBN
1.2.2.
De voorzieningenrechter heeft verder bepaald dat DV toegang tot het digitale procesdossier (DT) zal worden verleend, omdat zij door de tussenkomst procespartij is geworden. In dit verband is discussie ontstaan over het (bedrijfs)vertrouwelijke karakter van enkele door BBN ingebrachte producties. Uiteindelijk hebben partijen afgesproken dat BBN een aantal (ongecensureerde) producties, zoals het plan van aanpak van BBN (productie 10), zal intrekken en zal vervangen voor deels zwart gelakte producties. Voor de beoordeling van de vorderingen van BBN wordt uitgegaan van deze deels zwart gelakte producties. Het gaat om de producties 5, 10, 11 en 19 van BBN.
1.2.3.
Mocht de voorzieningenrechter constateren dat DV zich niet heeft kunnen uitlaten over informatie uit de nog niet door haar ontvangen producties van BBN, zoals het plan van aanpak, en dat deze informatie van belang is voor de beoordeling van de vorderingen dan zal DV in de gelegenheid worden gesteld om dat alsnog schriftelijk te doen.
Bespreking van de zaak1.2.4. Daarna hebben partijen ieder aan de hand van een pleitnota hun standpunten nader toegelicht. Partijen hebben vervolgens nog op elkaars standpunten kunnen reageren. Ook hebben partijen vragen van de voorzieningenrechter beantwoord.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
Vonnis
1.2.5.
Aan het einde van de mondelinge behandeling is aan partijen meegedeeld dat er op 8 oktober 2025 een vonnis komt.

2.Waarover gaat dit kort geding?

De Gemeente heeft een Europese openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd voor de opdracht tot het leveren van beveiligingsdiensten. BBN en DV hebben aan deze aanbesteding meegedaan. De Gemeente heeft in een brief van 17 juni 2025 aan BBN laten weten dat BBN op de vierde plek is geëindigd en dat zij van plan is om de opdracht aan DV te gunnen. BBN komt in dit kort geding op tegen deze voorlopige gunningsbeslissing. BBN vordert in de kern genomen intrekking van deze voorlopige gunningsbeslissing en een herbeoordeling van alle inschrijvingen, met uitsluiting van die van DV, door een nieuwe beoordelingscommissie.
Aan de beoordeling van deze vorderingen wordt nog niet toegekomen, omdat er een reden is voor aanhouding van die beoordeling. Die reden heeft er mee te maken dat er op dit moment een hoger beroep procedure bij het hof aanhangig is. Hierna wordt deze reden verder toegelicht. Eerst wordt ingegaan op de achtergrond van dit kort geding.

3.De achtergrond van dit kort geding

3.1.
De voorlopige gunningsbeslissing die in dit kort geding ter discussie staat is de tweede voorlopige gunningsbeslissing die de Gemeente in de door haar georganiseerde aanbestedingsprocedure heeft genomen.
Eerste voorlopige gunningsbeslissing van 20 november 2024De eerste voorlopige gunningsbeslissing is van 20 november 2024. Ook toen is aan BBN meegedeeld dat zij als vierde is geëindigd en dat de Gemeente van plan is om de opdracht aan DV te gunnen.
Standpunt en vorderingen van BBN in het kort geding tegen eerste voorlopige gunningsbeslissing
3.2.
BBN heeft omdat zij het niet eens was met deze eerste voorlopige gunningsbeslissing een kort geding procedure bij de rechtbank Midden-Nederland aanhangig gemaakt. In dit kort geding heeft BBN zich op het standpunt gesteld dat:
DV van deelname aan de aanbesteding moet worden uitgesloten, omdat sprake is van één of meer facultatieve uitsluitingsgronden. BBN heeft daarvoor aangevoerd dat BBN: a. in strijd heeft gehandeld met haar verplichtingen volgens het sociaal recht (2.87 a Aw 2012) en/of een ernstige beroepsfout (artikel 2.87c Aw 2012) heeft gemaakt door haar werknemers niet het loon uit te betalen waarop deze werknemers op grond van de toepasselijke CAO recht hadden, b. een valse verklaring (2.87 h Aw 2012) heeft afgelegd door bij haar inschrijving niet te melden dat de onder a bedoelde uitsluitingsgronden van toepassing zijn,
de inschrijving van DV aan de kant moet worden gelegd, omdat DV met een abnormaal lage prijs heeft ingeschreven,
een herbeoordeling van alle inschrijvingen door een nieuwe beoordelingscommissie moet plaatsvinden, omdat de beoordelingscommissie bij de beoordeling van het plan van aanpak van BBN buiten het beoordelingskader is getreden/in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld doordat bij die beoordeling is meegewogen dat BBN:
a. in haar plan van aanpak de lopende opdracht niet heeft geëvalueerd en geen verbeteringen heeft voorgesteld,
b. bij het onderdeel “Personeel” niet is ingegaan op de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (hierna: Wet DBA).
3.3.
In dit kort geding heeft BBN in de kern genomen gevorderd dat de Gemeente wordt geboden om:
DV uit te sluiten van deelname aan de aanbesteding, althans de inschrijving van DV aan de kant te leggen,
alle inschrijvingen, met uitzondering van die van DV , opnieuw te laten beoordelen door een nieuwe beoordelingscommissie.
Kort geding vonnis van 7 mei 2025
3.4.
De kort geding rechter heeft in een vonnis van 7 mei 2025:
  • de vordering genoemd in 3.3. onder 1 afgewezen,
  • de Gemeente geboden om de voorlopige gunningsbeslissing van 20 november 2024 in te trekken, en het plan van aanpak van alle inschrijvers (dus ook die van DV) opnieuw door dezelfde beoordelingscommissie te laten beoordelen.
Intrekking voorlopige gunningsbeslissing, herbeoordeling en nieuwe voorlopige gunningsbeslissing
3.5.
De Gemeente heeft uitvoering aan dit kort geding vonnis gegeven en heeft:
de voorlopige gunningsbeslissing van 20 november 2024 op 19 mei 2025 ingetrokken,
het plan van aanpak van alle inschrijvers (onder wie die van DV) opnieuw door dezelfde beoordelingscommissie laten beoordelen, en
op 17 juni 2025 een nieuwe voorlopige gunningsbeslissing genomen, waarin het voornemen is geuit om de opdracht aan DV te gunnen, en is meegedeeld dat BBN op de vierde plek is geëindigd.
Hoger beroep tegen kort geding vonnis van 7 mei 2025
3.6.
BBN heeft in de tussentijd hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 7 mei 2025. BBN vordert in dit hoger beroep dat het hof het kort geding vonnis van 7 mei 2025 vernietigt en alle vorderingen in eerste aanleg alsnog toewijst.
3.7.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het hof) heeft DV toegestaan om in dit hoger beroep tussen te komen.
3.8.
BBN heeft in dit hoger beroep een provisionele vordering zoals bedoeld in artikel 223 Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering ingesteld. Het hof heeft in zijn arrest van
19 september 2025 [1] deze provisionele vordering toegewezen. Deze beslissing luidt als volgt:

verbiedt de gemeente, hangende het oordeel van het hof in deze hogerberoepprocedure, over te gaan tot definitieve gunning van de opdracht aan DV , dan wel het sluiten van de overeenkomst met DV“.
3.9.
De laatste stand van zaken op het moment dat de mondelinge behandeling plaats vond, was dat er nog niet op het hoger beroep is beslist. Door de Gemeente en DV moet nog een memorie van antwoord worden genomen.
Dit kort geding
3.10.
Parallel aan dit hoger beroep loopt dit tweede kort geding. In dit kort geding gaat het om de laatst genomen voorlopige gunningsbeslissing van 17 juni 2025. Ook daarin kan BBN zich niet vinden.
3.11.
BBN voert daarvoor gedeeltelijk dezelfde argumenten aan als in het eerste kort geding tegen de eerste (inmiddels ingetrokken) voorlopige gunningsbeslissing van 20 november 2024.
Het gaat daarbij om de argumenten dat:
DV van deelname aan de aanbesteding moet worden uitgesloten, omdat sprake is van één of meer facultatieve uitsluitingsgronden (zie 3.2. onder 1 a en b),
de inschrijving van DV aan de kant moet worden gelegd, omdat DV met een abnormaal lage prijs heeft ingeschreven (zie 3.2. onder 2),
een herbeoordeling van alle inschrijvingen door een nieuwe beoordelingscommissie moet plaatsvinden, omdat de beoordelingscommissie bij de beoordeling van het plan van aanpak van BBN buiten het beoordelingskader is getreden/in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld doordat bij die beoordeling is meegewogen dat BBN bij het onderdeel “Personeel” niet is ingegaan op de Wet DBA (zie 3.2. onder 3 b).
De Gemeente en DV stellen zich in dit kort geding in de eerste plaats op het standpunt dat aan de inhoudelijke beoordeling van deze argumenten in dit kort geding niet wordt toegekomen, omdat voor deze argumenten geldt dat sprake is van een verkapt hoger beroep/misbruik van procesrecht. Voor zover zij niet in dit standpunt worden gevolgd, betwisten zij deze argumenten op inhoudelijke gronden. BBN is het daarmee niet eens, omdat volgens haar sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden.
3.12.
BBN voert ook nieuwe argumenten aan tegen de voorlopige gunningsbeslissing van 17 juni 2025. BBN stelt zich op het standpunt dat een herbeoordeling van alle inschrijvingen (primair met uitsluiting van die van DV) door een nieuwe beoordelingscommissie moet plaatsvinden, omdat: a. de beoordelingscommissie het plan van aanpak van BBN niet objectief heeft beoordeeld. Er is sprake van doel redeneren. De beoordelingscommissie heeft de door haar initieel toegekende scores tot uitgangspunt genomen en in het kader van de herbeoordeling van het plan van aanpak van BBN is het ene negatieve punt vervangen door een nieuw negatief punt (namelijk het nalaten risico’s en oplossingen in de implementatiefase uit te werken) waardoor de score van het plan van aanpak van BBN hetzelfde is gebleven,
b. het onder a genoemde nieuwe negatieve punt niet valt binnen de reikwijdte van het beoordelingskader,
c. de puntentoekenning onbegrijpelijk is.
De Gemeente en DV voeren daartegen inhoudelijk verweer.
3.13.
BBN vordert in dit kort geding:
a. intrekking van de voorlopige gunningsbeslissing van 17 juni 2025,
b. een gebod om DV uit te sluiten van deelname aan de aanbesteding/de inschrijving van DV aan de kant te leggen,
c. een gebod om de inschrijvingen van alle inschrijvers (met uitzondering van die van DV) opnieuw door een nieuwe beoordelingscommissie te laten beoordelen.

4.Voorvraag: moet kort geding worden aangehouden?

4.1.
De in dit kort geding te beantwoorden voorvraag is of de voorzieningenrechter haar beslissing moet aanhouden in afwachting van het eindarrest van het hof in het hoger beroep tegen het vonnis van 7 mei 2025.
4.2.
Geoordeeld wordt dat dit het geval is. Reden daarvoor is dat parallel aan dit kort geding een hoger beroep loopt tegen het kort geding vonnis van 7 mei 2025 met betrekking tot de eerste voorlopige gunningsbeslissing en er een (reële) kans bestaat op tegenstrijdige uitspraken. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.3.
Allereerst is van belang dat het hof de Gemeente heeft verboden om hangende het hoger beroep de opdracht definitief te gunnen aan DV en/of een overeenkomst met DV te sluiten. Het hof heeft dit, zoals BBN onweersproken heeft aangevoerd, juist gedaan om doorkruising van de uitspraak van het hof met de in dit kort geding te wijzen uitspraak te voorkomen.
4.4.
Het is niet uitgesloten dat van die ongewenste doorkruising sprake kan zijn als de voorzieningenrechter eerst een beslissing neemt en daarna pas het hof.
4.4.1.
In het hoger beroep en dit kort geding zijn door BBN een aantal precies dezelfde argumenten naar voren gebracht, namelijk dat:
  • DV moet worden uitgesloten van deelname aan de aanbesteding, omdat sprake is van één of meer facultatieve uitsluitingsgronden,
  • de inschrijving van DV aan de kant moet worden gelegd omdat DV heeft ingeschreven met een abnormaal lage prijs,
  • buiten het beoordelingskader is getreden door mee te wegen dat in het plan van aanpak geen aandacht is besteed aan de Wet DBA.
4.4.2.
De mogelijkheid bestaat dat het hof en de voorzieningenrechter tot een ander oordeel hierover komen. Het kan zijn dat het hof tot het oordeel komt dat deze argumenten opgaan, en dat de voorzieningenrechter tot het oordeel komt dat deze argumenten niet opgaan of dat argumenten worden gepasseerd omdat, zoals de Gemeente en DV aanvoeren, sprake is van een verkapt hoger beroep/misbruik van procesrecht. Dan is dus sprake van een doorkruising van de uitspraken ofwel van tegenstrijdige uitspraken en dat is een ongewenste situatie.
4.4.3.
De mogelijkheid bestaat dat het hof het kort geding vonnis van 7 mei 2025 vernietigt en opnieuw rechtdoende oordeelt dat:
  • de inschrijving van DV aan de kant moet worden gelegd, omdat sprake is van één of meer uitsluitingsgronden en/of DV heeft ingeschreven met een abnormaal lage prijs, en
  • een herbeoordeling moet plaatsvinden van alle inschrijvingen, met uitzondering van die van DV , door een nieuwe beoordelingscommissie.
4.5.
De beoordeling van de vorderingen van BBN in dit kort geding wordt gelet op wat hiervoor is overwogen aangehouden totdat het hof eindarrest heeft gewezen in het hoger beroep tegen het tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 7 mei 2025.
BBN zal zodra dit eindarrest is gewezen een afschrift van dit eindarrest aan de voorzieningenrechter moeten verstrekken met daarbij gevoegd een (korte) akte waarin zij alleen gemotiveerd toelicht wat de betekenis is van dit eindarrest voor de vorderingen die zij in dit kort geding heeft ingesteld. De Gemeente en DV mogen daarna binnen een termijn van 2 weken een antwoordakte nemen.
Na deze aktewisseling wordt in beginsel vonnis gewezen, tenzij naar het oordeel van de voorzieningenrechter aanleiding is voor een aanvullende mondelinge behandeling.
De voorzieningenrechter realiseert zich dat door de aanhouding wat vertraging ontstaat. De grootste vertraging ontstaat echter niet door de aanhouding van dit kort geding, maar door het op vordering van BBN door het hof opgelegde verbod. Zo lang dit verbod van kracht is, kan de opdracht niet definitief worden gegund.
4.6.
BBN heeft de voorzieningenrechter tijdens de mondelinge behandeling nog verzocht om in geval van aanhouding van het kort geding een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek wordt afgewezen. Niet valt in te zien welke voorlopige voorziening er nog zou moeten worden getroffen. Het hof heeft al een verbod opgelegd om de opdracht definitief aan DV te gunnen en een overeenkomst met DV te sluiten. Juist om doorkruising van uitspraken te voorkomen. Bovendien heeft BBN niet concreet gemaakt wat voor een voorlopige voorziening dan zou moeten worden getroffen.

5.Proceskosten in het incident tot tussenkomst

5.1.
De proceskosten in het incident tot tussenkomst worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Reden hiervoor is dat niemand valt aan te merken als de in het ongelijk gestelde partij. Partijen waren het allemaal erover eens dat de tussenkomst kon worden toegewezen.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in het incident6.1. compenseert de proceskosten in het incident tot tussenkomst van DV in die zin dat iedere partij de eigen kosten in het incident draagt,
in de hoofdzaak
6.2.
houdt de beslissing aan totdat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden eindarrest heeft gewezen in het hoger beroep tegen het tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 7 mei 2025,
6.3.
bepaalt dat zodra dit eindarrest is gewezen BBN dit eindarrest aan de voorzieningenrechter moet verstrekken met daarbij gevoegd een akte waarin zij alleen gemotiveerd toelicht wat de betekenis is van dit eindarrest voor de vorderingen die zij in dit kort geding heeft ingesteld,
6.4.
bepaalt dat de Gemeente en DV daarna binnen termijn van twee weken een antwoordakte mogen nemen,
6.5.
bepaalt dat na aktewisseling vonnis wordt gewezen, tenzij de voorzieningenrechter van oordeel is dat aanleiding is voor een aanvullende mondelinge behandeling,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Praamstra en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025.
4374