In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 15 oktober 2025, wordt het verzoek van verzoekster om vergoeding van proceskosten behandeld. Verzoekster had op 7 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Dienst Toeslagen op haar bezwaar van 21 april 2022, dat betrekking had op de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. Op 22 januari 2024 heeft de Dienst Toeslagen alsnog op het bezwaar beslist en een verweerschrift ingediend. Verzoekster trok haar beroep in en vroeg om vergoeding van haar proceskosten.
De rechtbank oordeelt dat, aangezien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan verzoekster tegemoet is gekomen, verweerder verplicht is om de proceskosten te vergoeden. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek, maar zich niet inhoudelijk uitgelaten. In het verweerschrift heeft verweerder aangegeven dat het beroep terecht is ingesteld en dat zij bereid is het griffierecht en een proceskostenvergoeding te betalen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Tevens is bepaald dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter I. Helmich, in aanwezigheid van griffier L.S. Lodder, en is openbaar uitgesproken op 15 oktober 2025.